ECLI:NL:RBZWB:2023:5942

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/410195 / JE RK 23-952
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallen verklaring van besluit omzetting voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een minderjarige, geboren in 2006, die in gesloten jeugdhulp is geplaatst. De minderjarige verzoekt om het besluit van 25 mei 2023, waarbij haar voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is omgezet naar een reguliere machtiging, vervallen te verklaren. De minderjarige stelt dat zij onterecht gesloten is geplaatst en dat zij zich aan de voorwaarden heeft gehouden. Tijdens de mondelinge behandeling is de minderjarige gehoord, bijgestaan door haar advocaat, en ook de moeder en vertegenwoordigers van het college waren aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht stond van een maatschappelijke organisatie, maar dat er problemen zijn ontstaan die hebben geleid tot haar gesloten plaatsing. De kinderrechter overweegt dat de minderjarige zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, maar dat een time-out passender zou zijn geweest dan de omzetting naar een reguliere machtiging. De kinderrechter wijst het verzoek van de minderjarige af, maar spreekt de hoop uit dat zij snel geplaatst kan worden bij een centrum voor verdere ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/410195 / JE RK 23-952
Datum uitspraak: 6 juli 2023

Beschikking ex artikel 6.1.7 Jeugdwet

in de zaak van

[minderjarige],

geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige],
advocaat: mr. P.F.M. Gulickx te Breda,
tegen

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE BREDA,

zetelende te Breda,
hierna te noemen het college,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder],

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 31 mei 2023 ontvangen verzoekschrift met een tweetal producties;
- het e-mailbericht van de moeder van 14 juni 2023;
- de twee e-mailberichten met bijlagen van het college van 4 juli 2023.
Op 6 juli 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [minderjarige], die tevens apart is gehoord, bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder, die via een beeldbelverbinding is gehoord;
- de vertegenwoordigster van het college.
Daarnaast waren tijdens de mondelinge behandeling, met bijzondere toestemming van de kinderrechter, als toehoorders aanwezig mw. [naam 1] van [jeugdzorg] en mw. [naam 2] van [maatschappelijke organisatie].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 8 mei 2023 is een voorwaardelijke machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 8 mei 2023 tot 8 augustus 2023, onder de voorwaarden die aan [minderjarige] in het aangehechte plan van aanpak zijn gesteld.
Op 25 mei 2023 is de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp van [minderjarige] in verband met het overtreden van de voorwaarden van die machtiging door [jeugdzorg] omgezet naar een reguliere machtiging gesloten jeugdhulp. Op grond hiervan verblijft [minderjarige] op een gesloten groep van [jeugdzorg].

Het verzoek

[minderjarige] verzoekt om voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het besluit van 25 mei 2023 vervallen te verklaren.

De standpunten

[minderjarige] heeft verteld dat zij onterecht gesloten geplaatst is, want zij doet haar best en loopt niet meer weg. Zij mist haar moeder.
Door de advocaat van [minderjarige] wordt het volgende aangevoerd. [minderjarige] heeft bezwaren tegen het besluit van 25 mei 2023 waarbij besloten is om de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp om te zetten naar een reguliere machtiging gesloten jeugdhulp waarbij [minderjarige] is geplaatst bij [jeugdzorg]. De overtredingen van de voorwaarden zoals gesteld door [jeugdzorg] dienen genuanceerd te worden. Allereerst worden incidenten op 27 maart 2023, 7 april 2023 en 6 mei door [jeugdzorg] beschreven, echter op dat moment was er nog geen sprake van een voorwaardelijke machtiging en dus kunnen deze incidenten niet worden meegewogen bij het besluit tot omzetting van de machtiging. Over de andere incidenten geeft [minderjarige] het volgende aan. Op 8 mei 2023 was [minderjarige] inderdaad geïrriteerd, maar zij heeft het slot niet kapot gemaakt. [minderjarige] betwist dat zij op 18 mei 2023 agressief zou zijn geworden richting medebewoners en dat zij daartoe door begeleiders is tegengehouden. Bij het incident op 22 mei is [minderjarige] opnieuw door een begeleider bij de keel gepakt en zijn haar elleboog en schouder gekneusd. Het was de begeleider die agressief was, niet [minderjarige]. De omzetting van de machtiging tot het einde van de duur van de machtiging, zijnde tot 8 augustus 2023 betreft gelet op de mate waarin de incidenten aan [minderjarige] verweten kunnen worden een disproportionele periode. Normaliter wordt bij een overtreding van de voorwaarden overgegaan tot een time-out, maar dat is nu niet gebeurd. Daarnaast ervaart [minderjarige] de gesloten plaatsing als negatief en heeft zij daar geen mogelijkheden om zichzelf verder te ontwikkelen. Ook werkt een gesloten plaatsing contraproductief. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [minderjarige] geconstateert dat [minderjarige] is aangemeld bij de [centrum] en dat in afwachting daarvan er geen ander alternatief is dan een gesloten plaatsing.
Door het college is het volgende aangevoerd. [minderjarige] heeft een goede start gemaakt bij [maatschappelijke organisatie], er was een goede klik en er werden duidelijke afspraken gemaakt. Vervolgens is [minderjarige] begonnen met het volgen van onderwijs. Op school werd gezien dat het [minderjarige] niet lukte om zich te richten op zichzelf en dat zij beïnvloedbaar was, zo is zij meerdere keren weggelopen en was zij moeilijk aanspreekbaar op haar gedrag. De school vond daarom individuele begeleiding voor [minderjarige] noodzakelijk. In eerste instantie kreeg [minderjarige] begeleiding van iemand van [maatschappelijke organisatie], dit in afwachting van de beschikbaarheid van een passende hulpverleningsinstantie. [maatschappelijke organisatie] kon deze begeleiding niet langdurig bieden en vanwege de wachtlijsten was er ook geen ambulante begeleider beschikbaar. Vanaf maart/april is [minderjarige] thuis komen te zitten zonder dagbesteding. Mogelijk is [minderjarige] zich gaan vervelen. Vast staat in ieder geval dat zij steeds zelfbepalender en grensoverschrijdender gedrag is gaan laten zien. Vanuit daar zijn conflicten ontstaan. Op dat moment is niet gekozen voor een time-out, omdat [maatschappelijke organisatie] de noodzaak hiervoor niet kon onderbouwen. Daarbij speelde ook mee dat [minderjarige] graag terug wilde naar [jeugdzorg] en dat bij een time-out negatief gedrag als het ware beloond zou worden. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2023 is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verleend. Diezelfde avond is het misgegaan en de weken daarna hebben zich opnieuw conflicten voorgedaan. Ook bleek dat de begeleiding bij [maatschappelijke organisatie] handelingsverlegen was. Naar aanleiding van dit alles heeft het college aangegeven dat een time-out passend zou zijn. [maatschappelijke organisatie] heeft vervolgens op 25 mei 2023 onverwachts besloten de plaatsing te beëindigen. [minderjarige] is diezelfde avond nog geplaatst bij [jeugdzorg]. Het college is van mening dat het besluit om [minderjarige] weer gesloten te plaatsen te rigoureus is genomen en dat daar op managementniveau zaken zijn misgelopen. Afgelopen weken hebben er met alle betrokkenen meerdere gesprekken plaatsgevonden. [minderjarige] kan op dit moment niet volledig bij de moeder wonen. Besloten is dat [minderjarige] zal worden aangemeld voor de [centrum] bij een kleinschalige groep met intensieve begeleiding. De behandeling zal gericht zijn op emotie-regulatie, trauma en weerbaarheid. Tijdens dit traject zal [minderjarige] in de weekenden zoveel als mogelijk bij de moeder verblijven. [minderjarige] heeft even getwijfeld, maar wil het traject bij de [centrum] aangaan als dit zich ook richt op zelfstandigheid en hoe zij voor zichzelf moet zorgen. Er kan niet worden ingeschat wanneer [minderjarige] geplaatst kan worden, maar gehoopt wordt dat dit snel zal gebeuren. Bij het bepalen van welke overbruggingsplek het meest in het belang van [minderjarige] is, is zorgvuldigheid geboden. [minderjarige] is kwetsbaar, beïnvloedbaar en loopt achter in haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Zij heeft bescherming en intensieve begeleiding nodig. Er dient te worden voorkomen dat zij opnieuw een faalervaring heeft. Voortzetting van de gesloten plaatsing is daarom het meest passend. Daarbij speelt ook mee dat [minderjarige] vorig jaar door de meeste hulpverleningsinstanties is afgewezen. Er is een taxi beschikking afgegeven, zodat de contacten tussen [minderjarige] en de moeder in de zomerperiode kunnen worden opgebouwd, terwijl [minderjarige] bij [jeugdzorg] verblijft. Voor de periode aansluitend op de [centrum], als [minderjarige] achttien jaar is zal zij worden aangemeld voor beschermd wonen bij [maatschappelijke organisatie].
Door de moeder is naar voren gebracht dat de gesloten plaatsing niet op deze manier had mogen gebeuren. De afspraak was dat bij overtreding van de voorwaarden een time-out zou volgen zodat [minderjarige] kon stabiliseren en dat zij daarna terug zou komen bij [maatschappelijke organisatie], maar zo is het niet gegaan. [maatschappelijke organisatie] leek de problematiek van [minderjarige] niet aan te kunnen en heeft [minderjarige] daarom weggestuurd.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.7, Jeugdwet kan de kinderrechter op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger of de jeugdige de wijziging van het hulpverleningsplan, bedoeld in artikel 6.1.5 en de opneming, bedoeld in artikel 6.1.6, tweede of derde lid, geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. Bij het verzoek wordt een afschrift van de beslissing van de jeugdhulpaanbieder gevoegd. Indien het verzoek betrekking heeft op een jeugdige die reeds in een gesloten accommodatie verblijft, beslist de kinderrechter in elke geval binnen drie weken na het indienen van het verzoekschrift. Aan de jeugdige wordt schriftelijk medegedeeld dat het verzoekschrift is ingediend.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken overweegt de kinderrechter als volgt. [minderjarige] verbleef tot voor kort bij [maatschappelijke organisatie]. In het begin leek het goed te gaan bij [maatschappelijke organisatie]. Vanaf maart/april heeft [minderjarige] geen onderwijs meer kunnen volgen en geen dagbesteding gehad. Het vermoeden is dat de verveling is toegeslagen. Dit heeft er toe geleid dat bij [minderjarige] de spanningen zijn opgelopen, waardoor zij misschien heftiger op situaties heeft gereageerd dan zij normaal zou doen. In de maand mei hebben zich dan ook verschillende incidenten voorgedaan (de incidenten die eerder hebben plaatsgevonden laat de kinderrechter buiten beschouwing nu deze incidenten hebben plaatsgevonden voordat de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp was verleend). De medewerkers van [maatschappelijke organisatie] wisten op deze momenten niet hoe zij het beste met [minderjarige] om konden gaan, waardoor zij mogelijk niet altijd hebben gereageerd zoals had gemoeten. Hoe deze incidenten precies zijn gegaan en wat er precies is gebeurd zal waarschijnlijk nooit helemaal duidelijk worden, maar voor de kinderrechter staat vast dat het een aantal keer echt niet goed is gegaan en dat ook [minderjarige] daar een aandeel in heeft gehad. Dit betekent dat [minderjarige] zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Terugkijkend op hetgeen is voorgevallen had de kinderrechter een kortdurende time-out bij [jeugdzorg] in deze situatie passender gevonden dan een omzetting van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp in een reguliere machtiging gesloten jeugdhulp. Een time-out had [minderjarige] de mogelijkheid gegeven om zichzelf te herpakken en vervolgens haar verblijf bij de open groep van [maatschappelijke organisatie] voort te zetten. Inmiddels is duidelijk geworden dat verblijf bij de open groep van [maatschappelijke organisatie] niet meer mogelijk is. Ook kan [minderjarige] niet terug naar huis. De vraag is dan ook hoe nu verder. [minderjarige] zal worden aangemeld bij de [centrum]. Het is de bedoeling dat zij daar doordeweeks zal verblijven en in de weekenden naar de moeder toe gaat. Het is vooralsnog niet bekend wanneer [minderjarige] precies geplaatst zal worden. Dat betekent dat [minderjarige] een overbruggingsplaats nodig heeft. De kinderrechter moet constateren dat de gesloten groep bij [jeugdzorg] de best aangewezen plek is. Binnen de gesloten groep kan [minderjarige] de bescherming, begeleiding en nabijheid worden geboden die zij nodig heeft om kleine maar belangrijke stappen te kunnen zetten in haar ontwikkeling. Een plaatsing elders zou voor teveel onrust bij [minderjarige] en teveel risico’s zorgen. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van [minderjarige] afwijzen. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat [minderjarige] snel geplaats kan worden bij de [centrum] zodat zij tot ontwikkeling kan komen en kan laten zien wat zij in zich heeft.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2023 door mr. Tempel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Noort, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 20 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch