ECLI:NL:RBZWB:2023:6010

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/395354 FA RK 22-1009
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgang voor de duur van twee jaar in een geschil over zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ontzegging van omgang tussen een vader en zijn minderjarig kind. De vrouw, de moeder van het kind, heeft verzocht om de man, de vader, het recht op omgang te ontzeggen voor de duur van twee jaar. Dit verzoek is gedaan in het kader van een geschil dat voortvloeit uit artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd over de situatie en heeft zorgen geuit over de impact van de omgang op het kind, dat lijdt aan het syndroom van Down. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 augustus 2023 zijn zowel de vrouw als de man verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Raad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, die kampt met alcohol- en drugsverslaving, momenteel niet in staat is om op een veilige manier omgang te hebben met het kind. De rechtbank heeft geconcludeerd dat omgang schadelijk zou zijn voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van het kind, en heeft daarom het verzoek van de vrouw toegewezen. De rechtbank heeft de omgang met de man ontzegd voor de duur van twee jaar en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/395354 / FA RK 22-1009
datum uitspraak: 10 augustus 2023
nadere beschikking betreffende geschil ex artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW)
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] , [gemeente] ,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet,
tegen
[de man]
hierna: de man,
wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
1. Het verdere procesverloop
1.1. In het dossier zitten de volgende stukken:
- de beschikking van 3 mei 2022 en alle daarin genoemde stukken;
- de F9-formulieren van mr. Koop-van Vliet van 31 mei 2022, met bijlage, 17 november 2022, met bijlage, 19 april 2023, met bijlage, en 1 juni 2023.
- de brief van de Raad van 21 april 2023, met als bijlage zijn rapport van 27 februari 2023.
1.2. De behandeling van deze zaak is voortgezet op de mondelinge behandeling van 10 augustus 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij voormelde beschikking is de Raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden voor een contact tussen de man en het minderjarig kind van partijen [minderjarige] (roepnaam: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009. De behandeling van deze zaak en iedere verdere beslissing is aangehouden.
2.2.
Aan de rechtbank ligt voor de verzoeken van de vrouw:
- te bepalen dat, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek van de Raad, de man het recht op omgang c.q. een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling), zoals vervat in artikel 3.1 van het ouderschapsplan van 26 juli 2021, dat onderdeel is van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 16 september 2021, wordt ontzegd voor de duur van het onderzoek van de Raad, dan wel de man het recht op omgang c.q. een zorgregeling te ontzetten voor een door de rechtbank te bepalen duur, althans dat er een zodanige zorgregeling wordt vastgesteld als de rechtbank juist en redelijk acht;
- onder veroordeling van de man in de kosten van deze procedure, voor wat betreft de kosten van de advocaat tot en met het indienen van het verzoek, bedragende € 2.104,53 aan advocaatkosten
Omgang
2.3.
Op 21 april 2023 heeft de Raad zijn rapport doen toekomen aan de rechtbank. Hieruit volgt dat de Raad zich zorgen maakt over zowel het gebrek aan contact tussen de man en [minderjarige] , als over mogelijk contactherstel. Bij geen contactherstel ervaart [minderjarige] mogelijk onrust en onduidelijkheid en wordt minder toegekomen aan zijn (identiteits)ontwikkeling. Bij hervatting van de contacten heeft de Raad de zorg dat [minderjarige] last krijgt van de spanningen tussen partijen en deze stress kan zijn ontwikkeling belemmeren. Verder kan de Raad niet vaststellen of de man voldoende bij [minderjarige] aan kan sluiten. De ambivalente houding van de man ten opzichte van (de ernst van) zijn persoonlijke problematiek en de noodzaak voor behandeling is een contra-indicatie voor contact. De Raad ziet een groot risico op terugval in de alcohol- en drugsverslaving zo lang de man zelf zijn welzijn monitort. Verder is het wantrouwen van de vrouw in de man een contra-indicatie voor contact, omdat [minderjarige] afhankelijk is van haar emotionele toestemming om contact met de man te hebben. De Raad heeft in eerste instantie geadviseerd dat partijen worden doorverwezen naar een hulpverleningstraject. Echter, na het uitbrengen van het advies heeft de man aangegeven terug te zijn gevallen in alcoholgebruik. Gelet daarop is de Raad van mening dat de man eerst aan zijn eigen herstel moet werken voordat het geadviseerde traject kan worden gestart. De Raad adviseert daarom deze zaak aan te houden voor de duur van zes maanden zodat de man kan werken aan zijn herstel. De Raad zal daarna een kort aanvullend onderzoek verrichten en hierover rapporteren naar de rechtbank. Op de mondelinge behandeling heeft de Raad aangegeven dat aanvullend onderzoek niet meer nodig is. Voor de Raad is naar aanleiding van het verhandelde op de mondelinge behandeling duidelijk geworden dat een doorverwijzing naar een hulpverleningstraject niet mogelijk is, gelet op het behandeltraject waarmee de man recentelijk is gestart en dat omgang op dit moment, in ieder geval voor de duur van het traject van de man, niet in het belang is van [minderjarige] .
2.4.
De vrouw legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. Zij ziet op dit moment contra-indicaties voor een zorgregeling tussen de man en [minderjarige] . [minderjarige] is een kwetsbare jongen met het syndroom van Down en heeft erg veel last van de spanning en de stress die aanwezig is. De onderlinge verstoorde relatie tussen partijen en het wantrouwen van de vrouw in de man vormen een blokkade voor een continu, gestructureerd en voorspelbaar, maar bovenal onbelast contact tussen de man en [minderjarige] . Daarbij is sprake geweest van ingrijpende gebeurtenissen, conflicten en onrust, naar aanleiding waarvan de man ook strafrechtelijk is veroordeeld. Dit heeft impact gehad op de verzorgings- en opvoedingssituatie van [minderjarige] . Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven dat de verzorging voor [minderjarige] erg intensief is en elke vorm van stress heeft op hem impact. De vrouw merkt aan [minderjarige] dat hij vervelende ervaringen heeft gehad met de man, zelfs kaartjes die de man stuurt voor [minderjarige] zorgen bij hem voor stress. Door de onrust binnen het gezin is het haar van [minderjarige] uitgevallen, heeft hij last van een darmafwijking en is hij onrustig op school. De man is ernstig alcohol- en drugsverslaafd en heeft vaker terugvallen gehad. Hij houdt de vrouw niet op de hoogte van zijn welzijn; de vrouw moet altijd van derden horen hoe het met de man gaat. De problematiek in deze zaak is niet binnen zes maanden op te lossen. De vrouw heeft haar verzoek bij de mondelinge behandeling, gelet op het voorgaande, gewijzigd in die zin dat zij nu verzoekt de man het recht op omgang met [minderjarige] te ontzeggen voor de duur van twee jaar.
2.5.
De man heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat hij ongeveer twee maanden geleden voor het laatst een terugval heeft gehad in zijn verslaving en anderhalve maand daarvoor ook. In het verleden is er al meermalen sprake geweest van een terugval. Er is voor hem een behandeltraject gericht op zijn verslavingsproblematiek bij [zorginstelling] opgestart. Voor deze behandeling staat maximaal anderhalf jaar. Hij kan dus geen tijdspad verbinden aan zijn herstel en wanneer hij weer in staat is structureel contact te hebben met [minderjarige] . Het verzoek van de vrouw de omgang te ontzeggen is op dit moment het beste voor de rust en veiligheid van zowel [minderjarige] als de man.
2.6.
Op het onderhavige geschil zijn de artikelen 1:253a juncto 1:377e BW van toepassing. Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank dient ingevolge artikel 1:253a BW een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt. De rechtbank kan een ouder ook het recht op omgang ontzeggen. Dat kan alleen als er sprake is van één van de volgende omstandigheden:
  • omgang zou schadelijk zijn voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
  • de ouder is ongeschikt of niet in staat tot omgang met het kind;
  • het kind is twaalf jaar of ouder en heeft laten weten dat hij echt geen contact met de ouder wil;
  • er is een andere redenen waarom omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
2.7.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat omgang tussen de man en [minderjarige] op dit moment schadelijk is voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] is een kwetsbaar kind, met het syndroom van Down. Gebleken is dat de spanning rondom de man en de contacten tussen de man en [minderjarige] zowel geestelijke als lichamelijke schadelijke effecten hebben op [minderjarige] ; hij gedraagt zich onrustig en ervaart stress, doet negatieve uitspraken over de man, heeft last van zijn darmafwijking en zijn haar valt uit. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de man op dit moment, of binnenkort, niet in staat is omgang te hebben met [minderjarige] . De man is alcohol- en drugsverslaafd en valt regelmatig terug in die verslaving. Ook is er mogelijk sprake van persoonlijkheidsproblematiek. Het is voor de man, gelet op het voorgaande, nu niet mogelijk om op een structurele wijze die in het belang van [minderjarige] is op een veilige manier contact te hebben met [minderjarige] . Er heeft ook al geruime tijd geen contact meer plaatsgevonden tussen de man en [minderjarige] en ook het sturen van kaartjes gebeurt niet meer. Gelet op het voorgaande, gebeurtenissen in het verleden en de impact die deze gebeurtenissen op [minderjarige] hebben gehad zal het herstellen van contact enkel mogelijk zijn als wordt voldaan aan een aantal veiligheidsvoorwaarden. Zo dient de man clean en stabiel te zijn, betrouwbaar te zijn in het nakomen van afspraken en dient hij in staat te zijn aan te kunnen sluiten bij [minderjarige] . Ook is een basis van vertrouwen bij de vrouw van groot belang, deze is nu niet aanwezig. De man is net met een behandeltraject gestart bij [zorginstelling] . Dit traject kan mogelijk anderhalf jaar duren. In ieder geval gedurende die periode is omgang niet in het belang van [minderjarige] . Dit heeft de man op de mondelinge behandeling erkend. Na het traject moet de man enige tijd laten zien dat hij geen terugval heeft. Ook de Raad heeft geadviseerd op dit moment de omgang tussen de man en [minderjarige] te ontzeggen. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een wijziging van omstandigheden en zal de rechtbank de omgang tussen de man en [minderjarige] ontzeggen voor de duur van twee jaar. Het bij de mondelinge behandeling gewijzigde verzoek van de vrouw zal dus, in het belang van [minderjarige] , worden toegewezen. Een aanvullend onderzoek door de Raad zoals in zijn rapport aangegeven is gelet op deze beslissing niet nodig.
2.8.
De rechtbank zal haar beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de vrouw. Dat betekent dat die beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen hoger beroep wordt ingesteld
Proceskosten
2.9.
Op de mondelinge behandeling is namens de vrouw het verzoek met betrekking tot de proceskosten ingetrokken.
2.10.
Nu dit verzoek is ingetrokken, hoeft deze niet meer worden onderzocht en zal worden afgewezen.
2.11
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijzigt voormeld ouderschapsplan als volgt:
ontzegt de man met ingang van heden het recht op omgang met de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009, voor de duur van twee jaar;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2023 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 22 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.