ECLI:NL:RBZWB:2023:6021

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 23_48
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Vriends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake AOW-besluit door Sociale Verzekeringsbank

Op 24 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 14 april 2023, waarin zijn beroep tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Svb van 25 oktober 2022, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep niet tijdig was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De opposant heeft verzet aangetekend en verzocht om een zitting, maar de rechtbank besloot zonder zitting te oordelen.

In de verzetzaak heeft de rechtbank beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De opposant voerde aan dat de Svb niet over een deugdelijke verzendadministratie beschikte en dat er sprake was van een structurele incorrecte postbezorging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb in haar verzendadministratie onvoldoende waarborgen biedt om aan te nemen dat het bestreden besluit daadwerkelijk is verzonden. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin werd vastgesteld dat de werkwijze van de Svb niet betrouwbaar is.

De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak van 14 april 2023 onterecht was en dat het verzet gegrond was. De rechtbank heeft de Svb veroordeeld in de proceskosten van de opposant tot een bedrag van € 418,50. De zaak zal nu verder worden behandeld, waarbij de opposant de gelegenheid krijgt om zijn inhoudelijke gronden tegen het bestreden besluit kenbaar te maken. De rechtbank merkte op dat het eindoordeel ook na de zitting kan zijn dat het beroep niet-ontvankelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/48 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2023 op het verzet van

[opposant] , te [plaats] , opposant

(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen).

Procesverloop

1. Opposant heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht (de Svb) van 25 oktober 2022 (het bestreden besluit).
1.1.
Bij uitspraak van 14 april 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
1.3.
Opposant heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord, maar de verzetrechter ziet daar vanaf gelet op het bepaalde in artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant niet tijdig beroep heeft ingesteld en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar kan worden geacht.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is.
4. Opposant voert primair tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat ten onrechte is aangenomen dat de Svb over een deugdelijke verzendadministratie beschikt. Subsidiair stelt opposant zich op het standpunt dat de gestelde verschoonbare termijnoverschrijding ongemotiveerd niet is aangenomen. Tot slot beroept opposant zich op nieuwe/aanvullende stukken waaruit blijkt dat er sprake is van een (structurele) incorrecte postbezorging op het adres waarnaar het bestreden besluit zou zijn verzonden.
5. De verzetrechter stelt vast dat de rechtbank in haar uitspraak van 14 april 2023 heeft overwogen dat de werkwijze, die blijkt uit de door de Svb overlegde uitdraaien uit zijn verzendregistratie, voldoende waarborgen biedt om aan te kunnen nemen dat het bestreden besluit daadwerkelijk op genoemde datum aan de (toenmalige) gemachtigde van opposant is verzonden.
5.1.
De verzetrechter overweegt dat volgens de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 17 juli 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:2237) de werkwijze van de Svb onvoldoende waarborgen biedt om aan te kunnen nemen dat een besluit daadwerkelijk aan een betrokkene is verzonden. Daarbij is van belang dat uit deze werkwijze blijkt dat de postkamer van de daadwerkelijk uitgaande post door overdracht van de post aan het postbezorgingsbedrijf geen aantekening in het systeem of registratie bijhoudt. In verzet heeft de Svb bij brief van 17 juli 2023 desgevraagd bevestigd dat in de wijze van verzending na de uitspraak van de CRvB van 17 juli 2018 niets is gewijzigd. De verzetrechter is dan ook van oordeel dat er bij de Svb geen sprake is van een deugdelijke verzendadministratie, waardoor de verzending van het bestreden besluit niet aannemelijk is gemaakt.
5.2.
De Svb heeft er nog op gewezen dat het niet geloofwaardig is dat twee verschillende beschikkingen op bezwaar van dezelfde datum uit twee verschillende dossiers niet verzonden zouden zijn en niet zijn aangekomen, terwijl deze beschikkingen ook niet retour zijn ontvangen door de Svb. De Svb is van mening dat het niet ontvangen van de beschikkingen eerder voortkomt uit de door opposant geschetste problemen met de bezorging van de post op het adres van de gemachtigde. De Svb stelt dat de gemachtigde dit bij de Svb had kunnen aangeven en bijvoorbeeld kunnen verzoeken de besluiten per mail te ontvangen.
5.3.
Voor zover de Svb hiermee beoogt te stellen dat opposant de ontvangst niet in twijfel kan trekken door de problemen met de postbezorging, merkt de verzetrechter op dat dat eerst aan de orde kan zijn als de verzending van het bestreden besluit aannemelijk is gemaakt. Daarvan is hier juist geen sprake.
6. Uit wat opposant heeft aangevoerd, volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was en de zaak ten onrechte zonder zitting heeft afgedaan. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan. Opposant zal een termijn worden gegeven om zijn inhoudelijke gronden tegen het bestreden besluit kenbaar te maken, waarna de Svb verzocht zal worden om de stukken en een inhoudelijk verweerschrift in te dienen. De zaak wordt daarna alsnog op een zitting behandeld. Ter voorlichting merkt de rechtbank op dat ook na het onderzoek ter zitting het eindoordeel kan zijn dat het beroep niet-ontvankelijk is.
7. De rechtbank veroordeelt de Svb in de door opposant gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van opposant tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Vriends, rechter, in aanwezigheid van Alblas, griffier, op 24 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.