ECLI:NL:RBZWB:2023:6040

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1244 en 23_2539
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding na intrekking beroep en toewijzing van kosten voor rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in de procedure tussen een verzoekster en het UWV. De verzoekster had eerder een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke door het UWV op 3 maart 2021 werd afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar en een beëindiging van de Ziektewet-uitkering, heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de besluiten van het UWV. Op 15 juni 2023 heeft het UWV echter het bestreden besluit I gewijzigd en een IVA-uitkering toegekend aan verzoekster, wat leidde tot de intrekking van de beroepen.

Verzoekster heeft vervolgens verzocht om vergoeding van de proceskosten die zij had gemaakt in de beroepsprocedures. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop het UWV akkoord ging met de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1.674,-, en daarnaast zijn de kosten van een deskundige ter hoogte van € 423,50 voor vergoeding in aanmerking gekomen. Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt € 2.097,50. Tevens is het UWV verplicht om de door verzoekster betaalde griffierechten van € 100,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1244 en BRE 23/2539

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. F.E.R.M Verhagen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Procesverloop

Met het besluit van 3 maart 2021 (het primaire besluit I) heeft het UWV de aanvraag van verzoekster om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 28 oktober 2020 afgewezen.
Met het besluit van 17 januari 2022 (het bestreden besluit I) heeft het UWV het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit I ongegrond verklaard.
Met het besluit van 16 september 2022 (het primaire besluit II) heeft het UWV de uitkering van verzoekster op grond van de Ziektewet (ZW) per 19 september 2022 beëindigd.
Met het besluit van 8 maart 2023 (het bestreden besluit II) heeft het UWV het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit II ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit I en het bestreden besluit II beroep ingesteld.
Met het besluit van 15 juni 2023 heeft het UWV het bestreden besluit I gewijzigd en aan verzoekster vanaf 28 oktober 2020 een IVA-uitkering toegekend.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster de beroepen tegen het bestreden besluit I en het bestreden besluit II ingetrokken en daarbij verzocht het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld akkoord te gaan met de veroordeling in de (forfaitaire) proceskosten die gemaakt zijn in de beroepsprocedures.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Bpb vast op € 1.674,- (twee keer 1 punt voor het indienen van de beroepschriften met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
5. Ook komen voor vergoeding in aanmerking de kosten die verzoekster redelijkerwijs heeft moeten maken. Verzocht is om vergoeding van de factuur van de deskundige van 6 juli 2023 ter hoogte van € 423,50 inclusief btw (€ 350,- exclusief btw). De rechtbank acht deze kosten redelijk. Deze kosten komen derhalve voor toewijzing in aanmerking.
6. Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt daarmee € 2.097,50 (€ 1.674,- + € 423,50).
7. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is de door verzoekster betaalde griffierechten van in totaal € 100,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot het UWV moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2.097,50.
Deze uitspraak is gedaan op 30 augustus 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.