ECLI:NL:RBZWB:2023:6040
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding na intrekking beroep en toewijzing van kosten voor rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in de procedure tussen een verzoekster en het UWV. De verzoekster had eerder een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke door het UWV op 3 maart 2021 werd afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar en een beëindiging van de Ziektewet-uitkering, heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de besluiten van het UWV. Op 15 juni 2023 heeft het UWV echter het bestreden besluit I gewijzigd en een IVA-uitkering toegekend aan verzoekster, wat leidde tot de intrekking van de beroepen.
Verzoekster heeft vervolgens verzocht om vergoeding van de proceskosten die zij had gemaakt in de beroepsprocedures. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop het UWV akkoord ging met de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1.674,-, en daarnaast zijn de kosten van een deskundige ter hoogte van € 423,50 voor vergoeding in aanmerking gekomen. Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt € 2.097,50. Tevens is het UWV verplicht om de door verzoekster betaalde griffierechten van € 100,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.