ECLI:NL:RBZWB:2023:6071

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/408706 / FA RK 23/1866
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang voor een cliënt met psychische en verstandelijke beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2023 een opvolgende machtiging verleend voor de cliënt, geboren op [geboortedag] 1988, in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft zich in deze rekestprocedure gebogen over de vraag of een zorgmachtiging of een rechterlijke machtiging het meest passend is voor de cliënt, die lijdt aan een combinatie van psychische stoornissen en een verstandelijke beperking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt zich verzet tegen haar verblijf in de huidige accommodatie en dat er ernstige zorgen zijn over haar welzijn, waaronder suïcidaliteit en automutilatie. De rechtbank heeft eerder al een machtiging verleend, maar na een nieuwe medische verklaring en de bevindingen van de geneesheer-directeur, heeft de rechtbank besloten dat een rechterlijke machtiging de meest geschikte optie is. De rechtbank heeft de machtiging verlengd tot en met 26 april 2024, waarbij is overwogen dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel voor de cliënt te voorkomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de onduidelijkheid over de zorgverlening in een ambulant kader en de problematische voorgeschiedenis van de cliënt. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van de cliënt en de noodzaak van opname in een Wzd-accommodatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/408706 / FA RK 23/1866
Opvolgende rechterlijke machtiging
Nadere beschikking van 7 augustus 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van twaalf maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , [verblijfadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. M.C.A. Hollants te Tilburg.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Dit blijkt uit de navolgende processtukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 11 juli 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de mail van de officier van justitie van 24 juli 2023;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 3 augustus 2023;
- de medische verklaring van 3 augustus 2023, opgesteld en ondertekend door [psychiater] ;
- het bericht van de officier van justitie van beëindiging van het voorbereiden van een zorgmachtiging n.a.v. een negatieve medische verklaring;
- de pleitnota van mr. M.C.A. Hollants van 7 augustus 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mr. Schijns, officier van justitie;
- de heer [naam 1] , hoofdbehandelaar;
- mevrouw [naam 2] , mentor.
Ook aanwezig maar niet gehoord zijn:
- de heer [naam 3] , teamleider;
- de heer [naam 4] , persoonlijk begeleider.

2.Het nadere verzoek

2.1
Bij voormelde beschikking is een machtiging tot voortzetting van het verblijf verleend voor de duur van vier weken, te weten tot en met uiterlijk 8 augustus 2023, ter overbrugging van de beoogde overgang van het ene naar het andere regime. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling van 7 augustus 2023.

3.Voorgeschiedenis

3.1
Bij beschikking van 26 april 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat er nader onderzoek moet worden gedaan naar de vraag welke zorg het meest passend is voor cliënt en of dit in een Wzd kader of in een Wvggz kader dient te geschieden. De rechterlijke machtiging is vervolgens toegewezen voor een beperkte duur en de zaak is opnieuw op zitting geplaatst op 20 juni 2023. De rechtbank heeft voor de mondelinge behandeling op 20 juni 2023 een nadere medische verklaring ontvangen. Omdat deze verklaring was opgesteld door dezelfde psychiater die de eerdere medische verklaring van 6 april 2023 had opgesteld, betrof het hier geen nieuw onafhankelijk onderzoek, zo besliste de rechtbank op 20 juni 2023. Bovendien gaf deze aanvullende verklaring geen antwoord op de vraag welke zorg het meest passend is voor cliënt. Daarop heeft de rechtbank een onafhankelijke deskundige benoemd en de rechterlijke machtiging wederom voor een beperkte periode verlengd. De zaak is op 11 juli 2023 opnieuw behandeld. Helaas was er toen geen deskundigenrapport beschikbaar daar de benoemde deskundige zich om hem moverende redenen had teruggetrokken. Een nieuwe deskundige heeft de rechtbank, ondanks verschillende pogingen daartoe, op dat moment niet kunnen vinden. De rechtbank heeft bij beschikking van 11 juli 2023 geoordeeld dat het niet in het belang van cliënt is om deze zaak om die reden maar te blijven aanhouden. De rechtbank heeft derhalve een beslissing genomen op grond van de informatie die zij toen had. De rechtbank achtte de geboden zorg niet doelmatig, aangezien de instelling niet aansluit bij wat cliënt nodig lijkt te hebben. Daarnaast heeft de Wzd-functionaris aangegeven dat een plaatsing in een andere Wzd-accommodatie niet veel verschil zal maken, waardoor gekeken dient te worden naar een terugplaatsing binnen de GGZ. De rechtbank heeft aan de officier van justitie van het arrondissement Zeeland-West-Brabant op grond van artikel 38 lid 10 Wzd kenbaar gemaakt dat een zorgmachtiging passender zou zijn. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat het verzoek vanaf dat moment verder zal worden beschouwd als een verzoek voor een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz. Ter overbrugging is de rechterlijke machtiging voor de duur van een maand verlengd, onder aanhouding van iedere verdere beslissing. Op 4 augustus 2023 heeft de rechtbank van de officier van justitie het bericht ontvangen dat, gelet op de nieuwe medische verklaring en bevindingen van de geneesheer-directeur naar haar oordeel niet wordt voldaan aan de criteria van de Wvggz en dat er derhalve geen verzoekschrift voor een zorgmachtiging wordt ingediend.

4.De nadere standpunten

4.1
Cliënt brengt, samengevat, naar voren dat zijn onder veel leugens is geplaatst bij [accommodatie] . Cliënt geeft aan dat zij aangifte heeft gedaan wegens mishandelingen die hebben plaatsgevonden bij [accommodatie] . Cliënt verzet zich hevig tegen het verblijf en wil terug naar GGZ WNB te Halsteren. Eerder wilde cliënt niet blijven in Halsteren, maar toen wist zij nog niet dat een ander verblijf nog erger zou kunnen zijn. Cliënt kon bij de GGZ in Halsteren contact hebben met haar kinderen. Een andere mogelijkheid is volgens cliënt om in te trekken bij haar oom die haar heeft verkracht. Cliënt geeft aan dat zij dat liever wil, dan dat zij nog langer bij [accommodatie] moet blijven. Cliënt uit zich suïcidaal wanneer zij hoort dat de mogelijkheid bestaat dat zij bij [accommodatie] moet blijven.
4.2
De hoofdbehandelaar verklaart dat er zowel in een Wzd als in een Wvggz setting zorg geboden kan worden. De psychiaters zijn immers niet eenduidig in de diagnostiek. Het is juist dat de GGZ jarenlang behandelpogingen heeft gedaan die tot geen enkele verbetering voor cliënt hebben geleid. [accommodatie] kan de zorg bieden die cliënt nodig heeft, maar doordat cliënt zich zo hevig verzet wordt de behandeling niet doelmatig geacht. De hoofdbehandelaar geeft er derhalve de voorkeur aan om van zorgaanbieder te veranderen. Het klopt dat er voor het eerst een EMDR-sessie heeft kunnen plaatsvinden, maar met zoveel verzet is het de vraag of de EMDR-behandeling effectief zal zijn.
4.3
De mentor geeft aan dat het verblijf bij [accommodatie] voor cliënt geen verbetering heeft gebracht. Het verzet blijft aanhouden en zij ziet dat het absoluut niet goed gaat met cliënt. Bij het bespreken van de mogelijkheid om zorg te bieden in het vrijwillig kader, geeft de mentor aan dat het onduidelijk is wat er gaat gebeuren wanneer het verzoek wordt afgewezen. Er is voor cliënt niets geregeld. De mentor stelt voor om ambulante hulpverlening in te zetten vanuit de GGZ op basis van een zorgmachtiging. De mentor kan geen inschatting geven hoeveel tijd nodig is om een en ander te regelen.
4.4
De advocaat voert aan dat bij de vorige mondelinge behandeling de doelmatigheid van de rechterlijke machtiging centraal stond en dat is besproken dat een zorgmachtiging meer op zijn plaats is. Gelet op het bericht van de officier van justitie dat er geen zorgmachtiging wordt verzocht, wijst de advocaat op de mogelijkheid dat de rechtbank ook ambtshalve een zorgmachtiging kan verlenen. De advocaat constateert dat de bevindingen van de geneesheer-directeur terzake de diagnostiek/problematiek tegenstrijdig zijn met de eerdere bevindingen van onafhankelijke psychiaters. De conclusie dat de genoemde stoornissen niet vallen onder de Wvggz is dan ook onjuist. Daarnaast is het van belang om op te merken dat er een nul-vrijheden beleid bestaat binnen [accommodatie] waardoor het in de huidige setting is gelukt om het middelengebruik van cliënt onder controle te krijgen. Dit zegt echter niets over de verslaving van cliënt. Ten aanzien van het afwenden van suïcide geeft de advocaat aan dat de pogingen onverminderd doorgaan. Volgens de geneesheer-directeur is behandeling bij GGZ niet doelmatig gebleken. Echter, cliënt geeft aan gemotiveerd te zijn en wil graag een tweede kans zodat een zorgmachtig wel doelmatig zal zijn. Een verder verblijf bij [accommodatie] is in ieder geval niet doelmatig gelet op de vele incidenten, automutilaties en het hevige verzet. De rechtbank heeft dit zelf bij de vorige mondelinge behandeling geconcludeerd. Een andere mogelijkheid bestaat om zorg te verlenen in het vrijwillig kader. Cliënt kan wonen bij haar oom en tante. Zij zijn daartoe bereid. Gelet op het bovenstaande wordt de rechtbank primair verzocht om het verzoek - zowel in het Wzd kader als in het Wvggz kader - af te wijzen. Wanneer de rechtbank van oordeel is dat verplichte zorg noodzakelijk is, wordt subsidiair verzocht om ambtshalve een zorgmachtiging te verlenen en daarbij passende vormen van verplichte zorg op te nemen.
4.5
De officier van justitie brengt naar voren dat er een nieuwe medische verklaring is opgesteld door een onafhankelijke psychiater en er is een geneesheer-directeur aangewezen. Gebleken is dat de vastgestelde stoornissen niet primair behoren bij de Wvggz. Daarnaast blijkt dat de zorgmachtigingen jarenlang niet doelmatig zijn geweest. Hoewel de hoofbehandelaar aangeeft dat de rechterlijke machtiging niet doelmatig is, stelt de officier van justitie dat deze in elk geval doelmatiger is gebleken dan de zorgmachtigingen. Uit de meest recente stukken blijkt namelijk dat binnen [accommodatie] voor het eerst een sessie van de noodzakelijke EMDR-therapie is gelukt. Bovendien lukt het bij [accommodatie] beter om te voorkomen dat cliënt drugs gebruikt. De officier van justitie heeft derhalve besloten om geen verzoek tot een zorgmachtiging in te dienen. Wanneer de rechtbank ambtshalve besluit tot het verlenen van een zorgmachtiging, zijn er twijfels over de praktische uitvoering daarvan. Doordat de onafhankelijke psychiater en de geneesheer-directeur hebben gemotiveerd dat het Wvggz-kader niet passend is, voelt de GGZ zich mogelijk niet verantwoordelijk voor cliënt. De mogelijkheid bestaat dan ook dat de GGZ geen opname zal realiseren en het is de vraag wat er van behandeling terecht zal komen.

5.De nadere beoordeling

5.1
Bij beschikking van 26 april 2023 heeft de rechtbank reeds bepaald dat er bij cliënt sprake is van zowel een verstandelijke beperking als psychische stoornissen in de vorm van een posttraumatische stress-stoornis en borderline persoonlijkheidsstoornis. Er is bij cliënt dus sprake van combi-problematiek. In de meest recente medische verklaring wordt deze problematiek bevestigd. De onafhankelijke psychiater geeft daarnaast aan dat uit een intelligentieonderzoek is gebleken dat cliënt functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau en dat zij bekend is met middelengebruik. De geneesheer-directeur concludeert dat er geen sprake is van een stoornis in de zin van de Wvggz. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de problematiek van cliënt meer past binnen het Wzd kader.
5.2
De problematiek van cliënt uit zich door ernstige automutilatie (zichzelf snijden, stranguleren, ledematen in brand zetten en wonden openhalen). Dit wordt verergerd bij een toenemende mate van stressfactoren. Ook is cliënt chronisch suïcidaal en vertoont zij agressief gedrag naar derden. Gelet op haar belaste voorgeschiedenis, psychische problematiek en haar verstandelijke, emotionele en adaptieve beperkingen is zij niet in staat om zich zelfstandig staande te houden in de maatschappij. Er is dan ook sprake van ernstig nadeel in de vorm van levensgevaar en lichamelijk letsel.
5.3
De rechtbank overweegt dat de opname en het verblijf nog steeds noodzakelijk en geschikt zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank is van oordeel dat cliënt op dit moment niet in een ambulante setting kan worden behandeld. Cliënt heeft enkel de mogelijkheid om te gaan wonen bij haar oom en tante. Hoewel cliënt aangeeft dat zij daar wil wonen, acht de rechtbank het zeer onwenselijk dat cliënt gaat wonen bij de oom die er mede voor heeft gezorgd dat zij is getraumatiseerd. Bovendien is er op dit moment geen enkel zicht op wanneer, door wie en op welke wijze ambulante hulpverlening kan worden ingezet. Een opname is derhalve noodzakelijk.
Met de officier is de rechtbank van oordeel dat een opname in een Wzd-accommodatie het meest geschikt is voor cliënt. De rechtbank is zich ervan bewust dat er bij [accommodatie] geen ideale behandelsetting kan worden geboden voor cliënt. Cliënt voelt zich niet thuis in de instelling. Daarbij is het voor cliënt, gelet op haar verleden, moeilijk dat haar zorgverleners en begeleiders alsook de medebewoners allemaal mannen zijn. Ondanks dat deze setting niet ideaal is voor cliënt, is het wel gelukt om het middelengebruik van cliënt onder controle te krijgen en is het aantal suïcidepogingen afgenomen. De rechtbank concludeert hieruit dat cliënt enige baat heeft bij de behandelsetting die [accommodatie] biedt.
Tevens is het bij [accommodatie] voor het eerst gelukt om een EMDR-sessie te laten slagen. Bij de GGZ is negen keer geprobeerd om EMDR in te zetten, waarbij alle sessies voortijdig moesten worden beëindigd. De rechtbank concludeert hieruit dat cliënt ook op dit vlak voorzichtig kleine stappen maakt.
Op grond hiervan acht de rechtbank een opname in het Wzd kader geschikt en doelmatig.
De rechtbank neemt daarbij verder in overweging dat uit eerdere (zeer langdurende) opnames bij de GGZ is gebleken dat deze opnames en de diverse vormen van verplichte zorg niet doelmatig zijn gebleken. Haar middelengebruik is niet afgenomen en evenmin is het gelukt om de suïcidaliteit en de gedragsproblemen af te wenden. Ook sluit de GGZ minder goed aan bij cliënt gelet op haar licht verstandelijke beperking. Tot slot overweegt de rechtbank dat het in het geheel niet vaststaat dat cliënt kan terugkeren bij de GGZ in Halsteren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft cliënt uitdrukkelijk aangegeven dat zij terug wil naar die locatie omdat zij haar kinderen daar vaker kon zien.
De rechtbank is zich ervan bewust dat haar oordeel afwijkt van het eerdere oordeel, te weten dat het verzoek verder wordt beschouwd als een verzoek tot een zorgmachtig. Tot dat eerdere oordeel is de rechtbank echter gekomen zonder dat de medische verklaring en de bevindingen van de geneesheer-directeur van 3 augustus 2023 beschikbaar waren. Deze recente stukken en hetgeen besproken is op de mondelinge behandeling, maken dat de rechtbank thans van oordeel is dat een rechterlijke machtiging het meest geschikt is voor cliënt.
5.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Uit de medische verklaring blijkt dat de noodzakelijke behandeling niet kan plaatsvinden in een ambulant kader. Bovendien zou het ambulante kader voor cliënt betekenen dat zij gaat wonen bij de oom haar in het verleden ernstig heeft misbruikt. Daarbij is er voor cliënt niets van zorg of een aanmelding voor zorg geregeld en is niet duidelijk wanneer dit geregeld zou kunnen worden, waardoor cliënt compleet verloren zal raken als zij niet wordt opgenomen.
5.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Zij wil terug naar de GGZ of bij haar oom intrekken. Cliënt loopt regelmatig weg en toont zich agressief richting de begeleiding en spullen.
5.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Gebleken is dat de vele mondelinge behandelingen gedurende de afgelopen periode zeer belastend zijn geweest voor cliënt. De machtiging zal dan ook worden verleend voor het resterende deel van het verzoek, te weten tot en met 26 april 2024.

6.Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 26 april 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Phillips, rechter en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2023 in tegenwoordigheid van mr. Hoetjes als griffier, en op
21 augustus 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.