In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2023 een opvolgende machtiging verleend voor de cliënt, geboren op [geboortedag] 1988, in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft zich in deze rekestprocedure gebogen over de vraag of een zorgmachtiging of een rechterlijke machtiging het meest passend is voor de cliënt, die lijdt aan een combinatie van psychische stoornissen en een verstandelijke beperking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt zich verzet tegen haar verblijf in de huidige accommodatie en dat er ernstige zorgen zijn over haar welzijn, waaronder suïcidaliteit en automutilatie. De rechtbank heeft eerder al een machtiging verleend, maar na een nieuwe medische verklaring en de bevindingen van de geneesheer-directeur, heeft de rechtbank besloten dat een rechterlijke machtiging de meest geschikte optie is. De rechtbank heeft de machtiging verlengd tot en met 26 april 2024, waarbij is overwogen dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel voor de cliënt te voorkomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de onduidelijkheid over de zorgverlening in een ambulant kader en de problematische voorgeschiedenis van de cliënt. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van de cliënt en de noodzaak van opname in een Wzd-accommodatie.