ECLI:NL:RBZWB:2023:61
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake omgevingsvergunning voor woningbouw
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben verzoekers, bewoners van [woonplaats], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen. Dit besluit, genomen op 1 februari 2022, verklaarde het bezwaar van verzoekers tegen de eerder verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van vier geschakelde woningen op het perceel [adres] 24, 24a, 26 en 26a, ongegrond. De vergunning was oorspronkelijk verleend op 20 september 2021.
Na een wijziging in de situatie heeft het college op 25 augustus 2022 het eerdere besluit ingetrokken en een nieuwe omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van drie geschakelde woningen op een aangepast perceel. Verzoekers trokken hun beroep in, maar vroegen de rechtbank om vergoeding van de proceskosten, omdat zij van mening waren dat het college niet tegemoet was gekomen aan hun beroep. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overwoog dat de vergunninghouder, in een brief van 5 juli 2022, had aangegeven bereid te zijn de eerdere vergunning niet te gebruiken als er een nieuwe vergunning werd verleend. Dit leidde tot de intrekking van de eerdere vergunning door het college. De rechtbank concludeerde dat het college niet tegemoet was gekomen aan het beroep van verzoekers, en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan op 5 januari 2023 door rechter E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier M.R. Jouvenaar, en werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.