ECLI:NL:RBZWB:2023:6108
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
Op 1 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van 25 februari 2022, waarin het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2020 ongegrond werd verklaard. De belanghebbende heeft op 19 mei 2022 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 8 april 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift pas op 19 mei 2022 is ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.
De rechtbank heeft ook beoordeeld of het te laat indienen van het beroepschrift verschoonbaar is. De belanghebbende stelde dat zij in afwachting was van de uitspraak op bezwaar van haar echtgenoot en hoopte dat deze eerder zou komen. De rechtbank oordeelt echter dat dit geen geldige reden is voor de termijnoverschrijding. De belanghebbende had zelf de verantwoordelijkheid om tijdig een pro-forma beroepschrift in te dienen. De rechtbank concludeert dat er geen redenen zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
Als gevolg hiervan verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.