ECLI:NL:RBZWB:2023:6114
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening zorgkantoor wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen een besluit van het zorgkantoor van 31 mei 2023, waarin werd medegedeeld dat er een fraudeonderzoek was gestart en dat de betaling van het persoonsgebonden budget (pgb) was opgeschort. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij meent dat er sprake is van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter heeft op 1 september 2023 uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. In een brief van 10 augustus 2023 is verzoeker gevraagd om binnen 7 dagen het spoedeisend belang toe te lichten, maar de reactie van verzoeker op deze brief was niet volledig. Hoewel verzoeker een verklaring van zijn moeder heeft overgelegd, waarin zij aangeeft dat zij voor verzoeker heeft gezorgd, ontbreekt een onderbouwing waarom zij dit niet langer kan doen. Ook de informatie van het UWV over de uitkering van verzoekers moeder werd als onvoldoende beoordeeld.
Daarnaast heeft verzoeker weliswaar enkele bankafschriften en informatie over zijn vaste lasten overgelegd, maar hij heeft nagelaten om duidelijk te maken waarom hij de kosten van zorg zelf niet kan dragen. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor het spoedeisend belang van verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is dan ook afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 1 september 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.