ECLI:NL:RBZWB:2023:6144

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
BRE 22/4762
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag loonbelasting en boetebeschikkingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 september 2023, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had op 21 juli 2022 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd over het tijdvak mei 2022, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde de naheffingsaanslag, maar verscheen niet op de zitting van 19 juli 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de inspecteur geen verweer heeft gevoerd en de naheffingsaanslag en de boetebeschikkingen vernietigd worden. Belanghebbende heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 3.338,70 en het griffierecht van € 365 moet door de inspecteur worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat de uitspraak onherroepelijk wordt als er binnen zes weken geen hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4762

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J. van Gemert),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 16 oktober 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonheffingen met
[aanslagnummer] over het tijdvak mei 2022 opgelegd (de naheffingsaanslag).
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende kennelijk een aangifteverzuimboete en een betalingsverzuimboete opgelegd (de boetebeschikkingen).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden wat er exact met de boetebeschikkingen is gebeurd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en gemachtigde en ter bijstand [naam] . De inspecteur is niet verschenen.
1.5.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de uitspraak op bezwaar in stand kan blijven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van belanghebbende gegrond is en dat zij recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Op 5 maart 2022 heeft belanghebbende aangifte loonheffingen gedaan over het tijdvak mei 2022 en de verschuldigde loonheffingen afgedragen.
3.1.
Met dagtekening 21 juli 2022 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd. Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.
3.2.
Met dagtekening 8 september 2022 heeft de inspecteur aan belanghebbende een brief gestuurd waarin onder andere staat:

Beoordeling van uw bezwaar
Verzoek is om de aangifte nogmaals in te zenden, de aangifteverzuimboete zal door mij worden ingetrokken. (…) De betalingsverzuimboete zal door mij worden ingetrokken.”
En voorts:

Mededeling over de beslistermijn van het bezwaarschrift
De beslistermijn voor de afdoening van uw bezwaarschrift verdaag ik daarom tot twaalf weken na afloop van de bezwaartermijn.
3.3.
Op 12 oktober 2022 heeft belanghebbende beroep ingesteld waarbij ook verzocht is om een proceskostenvergoeding.
3.4.
De inspecteur heeft op 16 oktober 2022 een stuk getiteld uitspraak op bezwaar aan de gemachtigde van belanghebbende gezonden. In dit stuk wordt verwezen naar de in 3.2 genoemde brief en worden de naheffingsaanslag en de boetes gehandhaafd.
3.5.
Belanghebbende heeft met dagtekening 1 november 2022, ontvangen op dezelfde dag, een nader stuk ingediend.
3.6.
De inspecteur is met dagtekening 21 december 2022 door de rechtbank uitgenodigd om zich te verweren en om de op de zaak betrekking hebbende stukken in te sturen.
3.7.
De inspecteur heeft op 6 januari 2023 gereageerd middels een brief aan de griffie waarin staat, voor zover relevant:
“Uit coulance heb ik de aangifte- en betalingsverzuimboete verlaagd naar nihil.
In casu hebben wij geen geschil en mij verweren zou geen inhoud hebben.”
Als bijlage bij deze brief is de eerste pagina, oningevuld, gevoegd van het kennelijke sjabloon van de inspecteur van een verweerschrift.
3.8.
Op 4 juli 2023 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
3.9.
De rechtbank heeft de inspecteur per e-mail op 10 juli 2023 en per brief van 11 juli 2023 wederom verzocht om de op zaak betrekking hebbende stukken te overleggen (zoals een kopie van de bestreden naheffingsaanslag) en heeft daarbij gewezen op de gevolgen die een verzuim in dat kader kan hebben.

Overwegingen

Vooraf: niet verschijnen inspecteur
4. De inspecteur is op de juiste wijze uitgenodigd om op de zitting te verschijnen en is niet verschenen. De rechtbank heeft begrepen dat de inspecteur per abuis naar een andere rechtbank was gegaan en zich aldaar had gemeld. De rechtbank heeft geen aanhoudingsverzoek ontvangen en zou ook overigens gelet op de feiten en omstandigheden van dit geval geen reden zien om de zaak aan te houden.
Welke stuk betreft de uitspraak op bezwaar en is er sprake van een ontvankelijk beroep?
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur twee stukken heeft opgesteld die mogelijk als uitspraak op bezwaar zouden kunnen worden aangemerkt, te weten het stuk met dagtekening 8 september 2022 en het stuk met dagtekening 16 oktober 2022.
4.2.
Belanghebbende heeft binnen zes weken na ontvangst van beide stukken (op 12 oktober 2022 en op 1 november 2022) een stuk ingediend waaruit blijkt dat hij het niet eens is met de naheffingsaanslag. Naar het oordeel van de rechtbank moet het stuk van 8 september 2022 worden aangemerkt als een kennisgeving en is het stuk van 16 oktober 2022 aan te merken als de uitspraak op bezwaar. De rechtbank merkt op dat de duiding van die stukken voor de vraag of belanghebbende tijdig beroep heeft ingesteld in dit geval minder relevant is, omdat belanghebbende binnen zes weken na ontvangst van beide stukken schriftelijk te kennen heeft gegeven het niet eens te zijn met de inhoud daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende tijdig beroep ingesteld. Het beroep is daarom ontvankelijk.
Geschil?
4.3.
De rechtbank begrijpt dat de inspecteur zich niet verweert en er dus geen geschil (meer) is. De inspecteur heeft ook (meermaals) desgevraagd niet de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
4.4.
Gelet op voorgaande is het beroep gegrond en zal de naheffingsaanslag en de mogelijk nog bestaande boetebeschikkingen worden vernietigd. Nu de rechtbank niet over de stukken beschikt – dus ook niet over een kopie van de naheffingsaanslag of de boetebeschikkingen – en belanghebbende ter zitting ook niet volledig zeker was of de boetebeschikkingen al conform de toezegging van de inspecteur waren vernietigd (zie 3.7), zal de rechtbank ook de boetebeschikkingen (mogelijk dus ten overvloede) vernietigen. Ook wordt de inspecteur veroordeeld in de verzochte kostenvergoeding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikkingen worden vernietigd.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn (proces)kosten waartegen de inspecteur zich niet verweerd heeft. De vergoeding bedraagt € 3.338,70. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
  • Een vergoeding voor de kosten voor beroepsmatige bijstand in de bezwaarfase van € 296. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 296 en een wegingsfactor 1);
  • Een vergoeding voor de door belanghebbende gemaakte kosten voor het opvragen van een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van € 7,80;
- Een vergoeding voor de kosten voor beroepsmatige bijstand in de beroepsfase van € 3.027,50;
-Een vergoeding voor de belanghebbende gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting van € 7,40.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar gelegen in het stuk van 16 oktober 2022;
- vernietigt de naheffingsaanslag loonheffingen met [aanslagnummer] over het tijdvak mei 2022;
- vernietigt de daarbij behorende boetebeschikkingen (voor zover die nog bestaan);
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 3.338,70 aan proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 4 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid, en artikel 28, zevende lid, van de AWR.