In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een voogdijverzoek van pleegouders over twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De pleegouders, bijgestaan door hun advocaat mr. M. Kramer, hebben verzocht om de pleegmoeder tot voogdes te benoemen. De kinderen verblijven sinds 2 juni 2018 bij de pleegouders, die de dagelijkse zorg voor hen dragen. Eerder is het ouderlijk gezag van de ouders beëindigd en is de Stichting Jeugdbescherming Brabant benoemd tot voogdes. De pleegouders hebben aangevoerd dat het in het belang van de kinderen is dat de pleegmoeder met de voogdij wordt belast, omdat de kinderen behoefte hebben aan stabiliteit en zekerheid in hun opvoedsituatie.
De gecertificeerde instelling (GI) heeft verweer gevoerd en aangegeven dat er zorgen zijn over de plaatsing van de kinderen bij de pleegouders. De GI heeft echter geen actuele onderbouwing van deze zorgen kunnen geven. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juni 2023 hebben de kinderen hun mening kenbaar gemaakt aan de kinderrechter. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de zaak aan te houden voor nader onderzoek, maar de rechtbank heeft besloten om het verzoek van de pleegouders toe te wijzen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om duidelijkheid te krijgen over hun voogdij en dat de pleegouders een stabiele factor in hun leven zijn.
De rechtbank heeft de GI ontslagen als voogdes en de pleegmoeder met de voogdij belast, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft hiermee de belangen van de kinderen vooropgesteld en benadrukt dat zij recht hebben op een veilige en stabiele opvoedsituatie.