ECLI:NL:RBZWB:2023:6225

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
10100840 CV EXPL 22-2350 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderwijsovereenkomst en zorgplicht van onderwijsinstelling in het kader van een eenzijdige opzegging en discriminatie vanwege vaccinatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen MBO4 Nederland B.V. en twee studenten, vertegenwoordigd door hun ouders. De kern van de zaak betreft de onderwijsovereenkomst die de studenten met MBO4 hebben gesloten voor de opleiding Coördinator sportinstructie. De studenten hebben de overeenkomst eenzijdig opgezegd, omdat zij niet konden deelnemen aan een sneeuwsportprogramma in Oostenrijk vanwege hun keuze om zich niet te laten vaccineren tegen COVID-19. MBO4 vorderde betaling van het resterende opleidingsgeld, terwijl de studenten in reconventie schadevergoeding eisten wegens studievertraging en ontbinding van de overeenkomst.

De rechtbank oordeelde dat MBO4 niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen en dat de eenzijdige opzegging door de ouders van de studenten niet rechtsgeldig was. De rechtbank stelde vast dat de onderwijsovereenkomsten medio maart 2022 eenzijdig waren opgezegd, maar dat MBO4 in november 2021 haar verplichtingen was nagekomen. De vorderingen van de studenten in reconventie werden afgewezen, en MBO4 werd in het gelijk gesteld. De rechtbank oordeelde dat de studenten nog een bedrag van € 2.687,00 aan MBO4 verschuldigd waren, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt de zorgplicht van onderwijsinstellingen en de rechten van studenten in het kader van onderwijsovereenkomsten, evenals de gevolgen van een eenzijdige opzegging van dergelijke overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10100840 \ CV EXPL 22-2350
Vonnis van 23 augustus 2023
in de zaak van
MBO4 NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: MBO4,
gemachtigde: [naam] ,
tegen

1.[gedaagde in conventie sub 1] ,

hierna te noemen: [gedaagde in conventie sub 1] ,
2.
[de ouders] ,
in hun beider hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [gedaagde in conventie sub 2],
hierna te noemen: [de ouders] en [gedaagde in conventie sub 2] ,
allen wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [ gedaagden in conventie] ,
gemachtigde: mr. P.H. Pijpelink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 november 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 14 t/m 16;
- de brief van mr. Pijpelink van 11 april 2023 met aanvullende productie 11;
- de brief van mr. Pijpelink van 13 april 2023 met productie 4;
- de e-mail van mr. Rippen van 14 april 2023 met aanvullende producties 17 en 18;
- de mondelinge behandeling van 18 april 2023, waarbij de gemachtigden van beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
MBO4 biedt als particuliere school onder meer aan de opleiding Coördinator sportinstructie, Training en Coaching (hierna: de opleiding Coördinator sportinstructie). Deze opleiding duurt drie jaar en kost € 14.000,00 per student per schooljaar.
2.2.
Op 24 april 2021 hebben [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] (en hun ouders) beiden een onderwijs-overeenkomst educatie en beroepsonderwijs met MBO4 ondertekend voor het volgen van de opleiding Coördinator sportinstructie, met als ingangsdatum 1 augustus 2021 en als beoogde einddatum 31 juli 2024. Op de onderwijsovereenkomsten zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden Consumenten NRTO (hierna: de Algemene voorwaarden). Voor zover van belang luidt artikel 5 lid 1 van die voorwaarden:
“Artikel 5 – Annulering & (tussentijdse) beëindiging van de overeenkomst
1.
U kunt een voor bepaalde duur gesloten overeenkomst te allen tijde annuleren en opzeggen. (…) U betaalt dan een redelijke vergoeding voor de reeds verrichte werkzaamheden waaronder de Opstartkosten. Voor alle duidelijkheid treft u hieronder een overzicht van deze kosten als percentage van de overeengekomen prijs. Deze percentages betreffen de maximaal te betalen vergoeding. (…)
(…)
Bij tussentijdse beëindiging 40% (als opstartkosten) van de overeengekomen prijs voor alleen het lopende studiejaar onder aftrek van nog niet ontvangen studiemateriaal, plus de kosten van het reeds gevolgde onderwijs ongeacht, of u aanwezig was bij deze bijeenkomst(en). De totale kosten zijn nimmer hoger dan de overeengekomen prijs. De kosten van het reeds gevolgde onderwijs worden in beginsel als volgt vastgesteld:

(…) de kosten naar rato van het aantal maanden waarin de opleiding is gevolgd inclusief de lopende maand. (…)”
2.3.
Voor zowel [gedaagde in conventie sub 1] als [gedaagde in conventie sub 2] is voor het eerste cursusjaar aan MBO4 € 7.000,00 betaald, bestaande uit opstartkosten van € 4.000,00 in augustus 2021 en drie opeenvolgende maandtermijnen van € 1.000,00 voor september tot en met november 2021.
2.4.
In de tweede helft van november 2021 is MBO4 met de (meeste) eerstejaars leerlingen van de opleiding Coördinator sportinstructie afgereisd naar Kaprun ( Oostenrijk ) voor een sneeuwsportprogramma. [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] zijn niet meegegaan.
2.5.
Op 20 december 2021 hebben (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] beiden een praktijkovereenkomst met MBO4 ondertekend voor het volgen van een stageprogramma bij Snowworld in Terneuzen van december 2021 tot april 2022. Zowel [gedaagde in conventie sub 1] als [gedaagde in conventie sub 2] zijn aan deze stage begonnen.
2.6.
Op enig moment zijn [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] gestopt met het volgen van het door MBO4 aangeboden onderwijs.
2.7.
In een telefoongesprek op 17 maart 2022 hebben (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] aan MBO4 medegedeeld dat zij de onderwijsovereenkomst voor zowel [gedaagde in conventie sub 1] als [gedaagde in conventie sub 2] met onmiddellijke ingang wensten te beëindigen.
2.8.
Met onder meer de brieven van 11 mei 2022 heeft MBO4 (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] gesommeerd het resterende opleidingsgeld van € 6.419,00 voor ieder van hen te betalen binnen 14 dagen na ontvangst van deze brief, met de aanzegging dat bij het uitblijven daarvan ook incassokosten en wettelijke rente in rekening zullen worden gebracht.
2.9.
Bij brief van 24 juni 2022 heeft (de gemachtigde van) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] (en hun ouders) medegedeeld dat zij de onderwijsovereenkomsten ontbinden tegen 24 november 2021 en dat zij aanspraak maken op een schadevergoeding van € 18.150,00 voor zowel [gedaagde in conventie sub 1] als [gedaagde in conventie sub 2] .
2.10.
Betaling is aan beide zijden uitgebleven.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
MBO4 vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde in conventie sub 1] te veroordelen tegen kwijting aan MBO4 te betalen € 7.114,95 verhoogd met de wettelijke rente over € 6.419,00 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
2. de ouders van [gedaagde in conventie sub 2] hoofdelijk te veroordelen tegen kwijting aan MBO4 te betalen € 7.114,95 verhoogd met de wettelijke rente over € 6.419,00 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
3. [ gedaagden in conventie] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[ gedaagden in conventie] voert verweer.
in reconventie
3.3.
[eisers in reconventie] vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat [eiser in reconventie sub 1] en de ouders van [eiseres in reconventie sub 2] de met MBO4 gesloten overeenkomst buitengerechtelijk hebben ontbonden bij brief van hun gemachtigde van 24 juni 2022, althans die overeenkomst alsnog te ontbinden tegen 24 november 2021;
2. MBO4 te veroordelen om de door [eiser in reconventie sub 1] en de ouders van [eiseres in reconventie sub 2] geleden schade te vergoeden door aan elk van hen te betalen € 18.150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2021, althans 1 juli 2022, althans de datum van dagvaarding, telkens tot de dag van algehele voldoening;
3. met veroordeling van MBO4 in de kosten rechtens.
3.4.
MBO4 voert verweer.
in conventie en in reconventie
3.5.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vorderingen in conventie en de vorderingen in reconventie zullen deze vorderingen in het navolgende gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
De onderwijsovereenkomsten tussen partijen dienen te worden gekwalificeerd als overeenkomsten van opdracht, uit hoofde waarvan MBO4 als opdrachtnemer gehouden is onderwijs te leveren en waarvoor [gedaagde in conventie sub 1] en de ouders van [gedaagde in conventie sub 2] als opdrachtgevers moeten betalen.
Onderwijs door MBO4
4.3.
[ gedaagden in conventie] stelt zich op het standpunt dat MBO4 is tekortgeschoten in de nakoming van de met (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] gesloten onderwijsovereenkomsten. Vanaf het begin van het schooljaar kwam MBO4 haar verbintenis om goed onderwijs aan te bieden niet of nauwelijks na. Vaak ontbrak het toezicht van MBO4 op het onderwijs volledig en was de aandacht voor de veiligheid van de studenten ondermaats.
Daarnaast hebben [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] geen sneeuwsportprogramma in Oostenrijk kunnen volgen. [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] (en hun ouders) hadden goede redenen zich niet tegen corona te laten vaccineren. Vervolgens heeft MBO4 hen ook geen reëel alternatief aangeboden, terwijl van MBO4 als (dure) particuliere school aanzienlijke inspanningen mogen worden verwacht. Dit geldt te meer nu corona in 2021 al lang geen onbekend fenomeen meer was.
Er was een passend alternatief traject in Frankrijk waar toen niet de eis gold dat eenieder gevaccineerd moest zijn, maar op het laatste moment koos MBO4 ervoor toch naar Oostenrijk te gaan; zonder [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] . Laatstgenoemden voelden zich door de beslissing van MBO4 gediscrimineerd, omdat zij daarmee werden achtergesteld bij de gevaccineerde studenten.
De stage bij Snowworld in Terneuzen was geen volwaardig alternatief. De ervaring in een wintersportgebied is niet te vergelijken met een indoor skihal. In het wintersportgebied krijgen de studenten in het Duits les in onderwerpen die alleen in de bergen geleerd kunnen worden. Snowworld heeft een kleine piste met maar één soort sneeuw onder altijd dezelfde weersomstandigheden en is door coronamaatregelen ook deels gesloten geweest. Met MBO4 waren verder geen stagedoelen vastgesteld en tijdens de stageperiode is er nauwelijks contact geweest. Bij Snowworld was weinig ruimte voor reflectie en zijn [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] feitelijk ingezet als goedkope krachten. Van een echte stage was in ieder geval geen sprake, aldus [ gedaagden in conventie] .
4.4.
MBO4 stelt dat zij aan [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] het onderwijs heeft aangeboden waartoe zij zich in de onderwijsovereenkomsten heeft verplicht. Zij stelt dat zij zich grote inspanningen heeft getroost om [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] op maat gesneden en volwaardig onderwijs te bieden. Het door [ gedaagden in conventie] geschetste beeld van een vrijblijvend, onbegeleid en onveilig studiebeleid, is onjuist.
Daarnaast was in de jaarplanning van dat opleidingsjaar opgenomen dat het sneeuwsportprogramma in Kaprun (Oostenrijk) zou worden aangeboden. Toen er onzekerheid over de Oostenrijkse coronamaatregelen ontstond, zijn alternatieven onderzocht en daar zijn de leerlingen en hun ouders nauwgezet van op de hoogte gehouden. Toen definitief bekend werd dat er toch geskied kon worden in Oostenrijk, is besloten het oorspronkelijke plan aan te houden. Daarmee heeft MBO4 aan al haar leerlingen – inclusief [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] – aangeboden waartoe zij zich had verplicht. Vervolgens heeft MBO4 alles in het werk gesteld om voor [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] toch tot een goed en passend alternatief te komen. Frankrijk bleek achteraf ook geen beter alternatief, omdat uiteindelijk Oostenrijk toegankelijk bleef en juist de pistes in Frankrijk werden afgesloten. MBO4 heeft nog andere mogelijkheden aangedragen, maar deze werden niet door (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] opgepakt. Zo heeft MBO4 een tekst ter beschikking gesteld om een verklaring bij de huisarts te krijgen dat [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] toch zonder vaccinatie mee naar Oostenrijk zouden kunnen en werd aangegeven dat een andere (niet-gevaccineerde) studente een sneeuwstage in Zwitserland ging volgen. Uiteindelijk werd in goed overleg een passend alternatief gevonden in Nederland. Dat dit in de vorm van Snowworld in Terneuzen was, was de eigen keuze van [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] , aldus MBO4.
4.5.
De kantonrechter beantwoordt de vraag of MBO4 is tekortgeschoten in de nakoming van de onderwijsovereenkomsten ontkennend. MBO4 dient de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Als onderwijsinstelling heeft zij een zorgplicht tegenover haar studenten, die zich ook kan uitstrekken tegenover de ouders. Welke inspanningen van een redelijk bekwame en redelijk handelende onderwijsinstelling mogen worden verwacht, hangt af van alle omstandigheden van het geval.
4.6.
In dit geval heeft MBO4 gemotiveerd toegelicht dat [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] het onderwijs tot en met november 2021 consequent hebben gevolgd en dat zowel zijzelf als hun ouders in die tijd nooit hebben geklaagd.
4.7.
De teleurstelling bij [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] dat zij vervolgens niet meekonden naar Oostenrijk is weliswaar invoelbaar, maar dit levert niet zonder meer een tekortkoming op aan de zijde van MBO4. Uiteindelijk heeft MBO4 in plaats van in Frankrijk, het sneeuwsportprogramma in Oostenrijk aangeboden, waar op drie na alle studenten aan hebben deelgenomen. MBO4 kon hier in redelijkheid voor kiezen, nu het ging om het laten doorgaan van het bij aanvang van het studiejaar al geplande programma in Oostenrijk. Onweersproken heeft zij daarbij toegelicht dat zij ten behoeve van de uitvoering daarvan al kosten had gemaakt, contacten met de plaatselijke skischolen had gelegd en accommodaties had geregeld. Dat [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] zich niet wilden laten vaccineren tegen corona is hun goed recht, maar dat zij als gevolg van deze keuze niet konden deelnemen aan het wintersportprogramma kan niet aan MBO4 worden tegengeworpen. MBO4 heeft in gelijke mate een zorgplicht tegenover al haar studenten. Bovendien had zij geen enkele invloed op de coronaontwikkelingen en de in dat kader al dan niet ingevoerde en mogelijk te verwachten overheidsmaatregelen.
4.8.
Daarnaast heeft [ gedaagden in conventie] onvoldoende gesteld dan wel onderbouwd dat MBO4 zich onvoldoende heeft ingespannen in het kader van het vinden van een alternatief voor de sneeuwsportreis. Zoals weergegeven onder 4.4. heeft MBO4 gemotiveerd gesteld dat er tussen partijen contact is geweest over diverse alternatieven. Niet is komen vast te staan dat het te wijten is aan een zorgplichtschending van MBO4 dat deze opties niet konden plaatsvinden. Voor het alternatieve programma in Zwitserland is door [gedaagde in conventie sub 1] niet gekozen vanwege de hogere kosten. [gedaagde in conventie sub 2] heeft daarvoor niet gekozen, omdat zij te jong zou zijn. Wat betreft de stage bij Snowworld in Terneuzen geldt dat [ gedaagden in conventie] akkoord is gegaan met deze optie als alternatieve sneeuwsportstage door de praktijkovereenkomsten daartoe te ondertekenen. [ gedaagden in conventie] stelt zelf dat [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] deze specifieke skihal al goed kenden, omdat hun vader daar regelmatig werkt. Voor [ gedaagden in conventie] kon bij het aangaan van die overeenkomsten daarom bekend zijn geweest dat een indoor skihal niet gelijk is te stellen aan een wintersportgebied. Dat deze stage vanuit Snowworld Terneuzen inhoudelijk ondermaats zou zijn geweest is niet gebleken. MBO4 heeft verder onweersproken gesteld dat zij had geregeld dat [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] daarna alsnog de Anwärteropleiding in Oostenrijk konden gaan doen. Al met al kan niet worden vastgesteld dat MBO4 haar zorgplicht tegenover (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] zodanig heeft verzaakt, dat van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de onderwijsovereenkomst sprake is.
Einde onderwijsovereenkomst
4.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] tijdens het eerste cursusjaar zijn gestopt met het volgen van onderwijs door MBO4 en dat op enig moment de onderwijsovereenkomsten zijn komen te eindigen. MBO4 stelt dat er sprake is geweest van een eenzijdige opzegging. [ gedaagden in conventie] heeft in het telefoongesprek van 17 maart 2022 aangegeven dat zowel [gedaagde in conventie sub 1] als [gedaagde in conventie sub 2] met onmiddellijke ingang de onderwijsovereenkomsten wensten te beëindigen. [ gedaagden in conventie] stelt dat zij de onderwijsovereenkomsten met de brief van 24 juni 2022 per 21 november 2021 hebben ontbonden. Dat is de datum dat de klas van [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] is afgereisd naar Oostenrijk. Juist vanwege het uitgebreide wintersportprogramma kozen [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] voor deze opleiding van MBO4. Zij wilden na het afronden van hun opleiding gaan werken in een wintersportgebied. Toen dat niet doorging, wensten zij de opleiding niet te vervolgen, aldus [ gedaagden in conventie] .
4.10.
De kantonrechter is met MBO4 van oordeel dat beide onderwijsovereenkomsten medio maart 2022 eenzijdig zijn opgezegd door (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] . Zoals hiervoor onder 4.5. tot en met 4.8. is overwogen, is MBO4 in november 2021 niet tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de onderwijsovereenkomsten. Voor ontbinding per 21 november 2021 is dan ook geen grond. Bovendien is niet gebleken dat [ gedaagden in conventie] eerder dan 24 juni 2022, bijna een half jaar na aanvang van het sneeuwsportprogramma in Oostenrijk, tegenover MBO4 kenbaar heeft gemaakt om die reden met de opleiding te willen stoppen. In tegendeel, in de tweede helft van december 2021 zijn (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] nog een praktijkovereenkomst met MBO4 aangegaan voor het volgen van een stage tot april 2022. Ook heeft MBO4 onweersproken gesteld dat er nog samen gekeken werd naar de speciaal voor [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] gecreëerde mogelijkheid om in april 2022 alsnog de Anwärteropleiding in Oostenrijk te volgen. Het voorgaande strookt niet met het standpunt dat de overeenkomsten per november 2021 als ontbonden zouden moeten worden beschouwd. De vordering in reconventie onder 1 zal dan ook worden afgewezen.
Opleidingskosten
4.11.
Op grond van artikel 7:408 lid 1 BW mochten (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] als opdrachtgevers de overeenkomsten tussentijds opzeggen. MBO4 stelt dat [ gedaagden in conventie] wel een opzegvergoeding is verschuldigd, overeenkomstig artikel 5 lid 1 van de Algemene voorwaarden . [ gedaagden in conventie] stelt dat dit beding oneerlijk is en onredelijk bezwarend. [ gedaagden in conventie] meent met de reeds door of namens [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] betaalde € 7.000,00 per persoon te hebben voldaan aan betaling van een redelijk loon voor wat zij aan onderwijs hebben ontvangen.
4.12.
Zoals onder 4.2 al vastgesteld, kwalificeert de onderwijsovereenkomst als een overeenkomst van opdracht. Daarbij is [ gedaagden in conventie] consument. Op grond van artikel 7:408 lid 3 BW is [ gedaagden in conventie] als consument bij voortijdige beëindiging van de onderwijsovereenkomst geen schadevergoeding aan MBO4 verschuldigd. Dit is dwingend recht, waarvan niet kan worden afgeweken. MBO4 heeft bij voortijdige beëindiging van de opdracht door [ gedaagden in conventie] wel recht op een redelijk loon in de zin van artikel 7:411 lid 1 BW. Aan de orde is dan of voor de vraag welk loon redelijk is artikel 5 lid 1 van de Algemene voorwaarden bepalend mag zijn.
4.13.
Anders dan [ gedaagden in conventie] oordeelt de kantonrechter artikel 5 lid 1 van de Algemene voorwaarden niet oneerlijk of onredelijk bezwarend. Het betreft een getrapte berekening van de verschuldigde beëindigingsvergoeding, afhankelijk van hoeveel maanden het onderwijs is genoten tot aan de opzegging plus een vergoeding voor ‘opstartkosten’. Als rechtvaardiging voor het in rekening brengen van opstartkosten wordt aangevoerd dat een onderwijsinstelling bij aanvang van het studiejaar kosten maakt en verplichtingen aangaat voor het hele studiejaar. De kantonrechter begrijpt dat het in zekere zin om vaste kosten gaat, dat wil zeggen kosten die onafhankelijk van de looptijd van de overeenkomst voor dat studiejaar worden gemaakt ten behoeve van het aantal bij aanvang van het studiejaar aangemelde studenten. Het is niet onredelijk dat deze kosten worden omgeslagen over al die aangemelde studenten. Een beding dat inhoudt dat de consument behalve een vergoeding voor iedere maand werkelijk genoten onderwijs, ook een vergoeding is verschuldigd in verband met deze opstartkosten als hij het studiejaar voortijdig opzegt, verstoort het evenwicht tussen hem en de onderwijsinstelling niet zodanig dat sprake is van een oneerlijk beding in de zin van de artikelen 3 lid 1 en 4 lid 1 van de Richtlijn oneerlijke bedingen (93/13 EEG).
Het beding is evenmin vernietigbaar omdat het onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW aangevuld met de zwarte en grijze lijst van de artikelen 6:236 en 237 BW. [ gedaagden in conventie] mocht bij het aangaan van de onderwijsovereenkomst verwachten dat hij bij voortijdige opzegging daarvan een redelijke vergoeding verschuldigd zou zijn en dat hij voor een deel bij zou moeten dragen in algemene of vaste kosten die ten behoeve van het hele studiejaar voor de studenten zijn gemaakt.
4.14.
Voor het bepalen van een redelijk loon in de zin van artikel 7:411 lid 1 BW kan dus worden uitgegaan van de staffel van artikel 5 lid 1 van de Algemene voorwaarden. De berekening ziet er dan uit als volgt. 40 % van € 14.000,00 is € 5.600,00. Daarop strekt in mindering het bedrag voor de skipas van € 581,00, zodat € 5.019,00 aan opstartkosten resteert. MBO4 heeft ter zitting bevestigd dat een studiejaar loopt van 1 augustus tot en met 31 juli, zodat maandelijks naar rato € 1.166,67 verschuldigd zou zijn (€ 14.000,00 : 12 maanden). Voor de periode van september 2021 tot en met maart 2022 zou dit neerkomen op afgerond 7 x € 1.167,00, is € 8.169,00. Echter, de kantonrechter oordeelt het in dit geval niet redelijk voor de maanden december 2021 tot en met maart 2022 het volledige lesgeld als vergoeding toe te kennen. [gedaagde in conventie sub 1] en (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 2] hebben gesteld dat zij gedurende deze stagemaanden bij Snowworld Terneuzen weinig begeleiding van MBO4 hebben gehad. Daartegenover heeft MBO4 onvoldoende onderbouwd waaruit haar onderwijs/begeleiding in die maanden heeft bestaan. De kantonrechter zal daarom voor die maanden een loon in aanmerking nemen gelijk aan een maand, dus € 1.167,00. Zij oordeelt dat dit loon voor die maanden een redelijke vergoeding is in de zin van artikel 7:411 lid 1 BW.
4.15.
Hieruit volgt dat [gedaagde in conventie sub 1] en (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 2] ieder nog € 2.687,00 zijn verschuldigd aan MBO4 (€ 5.019,00 + 3 x € 1.167,00 + 1x € 1.167,00 = € 9.687,00, waarvan € 7.000,00 is betaald). De vordering van MBO4 is in zoverre toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
Daarnaast vordert MBO4 (tweemaal) vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 695,95. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, omdat het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden. Aangezien MBO4 [ gedaagden in conventie] heeft aangemaand conform de wettelijke vereisten, zal een bedrag van € 393,70 worden toegewezen (berekend conform de staffel over de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom van € 2.687,00). Anders dan MBO4 vordert, komt deze vergoeding in redelijkheid slechts eenmaal voor toewijzing in aanmerking. De vordering en de in dat verband verrichtte buitengerechtelijke werkzaamheden ten behoeve van zowel [gedaagde in conventie sub 1] als (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 2] zijn immers nagenoeg gelijk geweest.
Wettelijke rente
4.17.
De door MBO4 gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom van € 2.687,00 voor zowel [gedaagde in conventie sub 1] als (de ouders van) [gedaagde in conventie sub 2] , zoals gevorderd vanaf de dag van dagvaarding (12 september 2022) tot de dag van algehele voldoening.
Schadevergoeding studievertraging
4.18.
De door [eisers in reconventie] in reconventie onder 2 gevorderde schadevergoeding wegens studievertraging van € 18.150,00 voor zowel [eiser in reconventie sub 1] als [eiseres in reconventie sub 2] , zal worden afgewezen. Aangezien van een tekortkoming door MBO4 in de nakoming van de onderwijsovereenkomsten niet is gebleken, heeft [eisers in reconventie] onvoldoende gesteld dan wel onderbouwd op basis waarvan zij meent recht te hebben op deze schadevergoeding. De hierover gevorderde wettelijke rente ligt daarmee eveneens voor afwijzing gereed.
Proceskosten
4.19.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten in conventie worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
4.20.
Omdat de vorderingen van [eiser in reconventie sub 1] en de ouders van [eiseres in reconventie sub 2] in reconventie zullen worden afgewezen, zullen zij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) in reconventie worden veroordeeld. De proceskosten tot aan dit vonnis worden aan de zijde van MBO4 vastgesteld op € 792,00 (2 punten x € 396,00). Aangezien de vorderingen van [eiser in reconventie sub 1] en de ouders van [eiseres in reconventie sub 2] gelijkluidend zijn, is bij voornoemde berekening in redelijkheid (slechts eenmaal) een hoofdsom van € 18.150,00 als uitgangspunt genomen. De nakosten worden begroot op:
  • € 132,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan;
  • de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie sub 1] om aan MBO4 te betalen € 2.687,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2022 tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt de ouders van [gedaagde in conventie sub 2] hoofdelijk aan MBO4 te betalen € 2.687,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2022 tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie sub 1] en de ouders van [gedaagde in conventie sub 2] hoofdelijk aan MBO4 te betalen € 393,70 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten,
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten dient te dragen,
in reconventie
5.5.
wijst af de vorderingen van [eisers in reconventie] ,
5.6.
veroordeelt [eisers in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van MBO4 tot dit vonnis vastgesteld op € 792,00,
in conventie en in reconventie
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.