ECLI:NL:RBZWB:2023:6227

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
9675836 CV EXPL 22-389 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting handtekening en benoeming geschriftdeskundige in huurovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is er een geschil ontstaan tussen een besloten vennootschap (B.V.) en een vennootschap onder firma (V.O.F.) over de echtheid van een handtekening op een huurovereenkomst. De eiseres, een softwarebedrijf, vordert betaling van huur en andere kosten van de gedaagden, die een beautysalon exploiteren. De gedaagden betwisten de handtekening van gedaagde sub 2 op de huurovereenkomst uit 2019, en stellen dat deze vervalst is. De kantonrechter heeft op 1 februari 2023 een tussenvonnis uitgesproken waarin hij de benoeming van een geschriftdeskundige overweegt om de echtheid van de handtekening te onderzoeken. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de persoon van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd moeten worden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en instructies aan de deskundige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 9675836 \ CV EXPL 22-389
vonnis d.d. 1 februari 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
verder te noemen: [eiseres in conventie] ,
gemachtigde: mr. H.A. Roos,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde in conventie sub 1] V.O.F., als rechtsopvolger van [bedrijf] C.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder te noemen: [gedaagde in conventie sub 1] ,
2.
[gedaagde in conventie sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: [gedaagde in conventie sub 2] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagden in conventie] ,
gemachtigde: mr. M. van der Bent.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 4 mei 2022 en de daarin genoemde processtukken;
b. het antwoord in reconventie met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 november 2022. Aanwezig waren de heer [naam 1] namens [eiseres in conventie] , bijgestaan door mr. K. Hajo, alsmede mevrouw [gedaagde in conventie sub 2] vergezeld door haar vader de heer [naam 2] en bijgestaan door mr. M. van der Bent. Beide partijen hebben ter zitting een aanvullende productie overgelegd en door mr. Van der Bent zijn spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen.
1.3
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiseres in conventie] houdt zich bezig met salonsoftware en [gedaagde in conventie sub 2] exploiteert middels [gedaagde in conventie sub 1] een beautysalon.
2.2
Sinds 2015 heeft [gedaagde in conventie sub 1] bij [eiseres in conventie] zowel hard- als software gehuurd. Daartoe heeft [gedaagde in conventie sub 2] een viertal documenten ondertekend, namelijk een ‘Licentie & Servicecontract MIJN SALON XL en/of Computer service contract(en)’ (ondertekend op 7 mei 2015, hierna: het servicecontract), een orderbevestiging gedateerd 12 mei 2015 (ondertekend op 20 mei 2015), en een door beide partijen (ongedateerd) ondertekende ‘huurovereenkomst’ met daarbij (eveneens ongedateerd) een machtiging tot automatische incasso. In de huurovereenkomst staat vermeld welke hardware [gedaagde in conventie sub 1] huurt, te weten een computer met touchscreen, een toetsenbord, muis, ext.DVDrom, USBpen, W7, een kassabonprinter, een kassalade en een lasterprinter. Voorts staat daarin dat de totale huurperiode 48 maanden bedraagt, met datum afgifte juli 2015 en datum retour juli 2019. Daarnaast heeft [gedaagde in conventie sub 1] blijkens het servicecontract een licentie voor software verkregen alsmede een ‘Computer service contract’ afgenomen (waarbij
‘huur’is omcirkeld op het servicecontract).
2.3
[gedaagde in conventie sub 1] gebruikte deze bij [eiseres in conventie] gehuurde soft- en hardware en betaalde daarvoor maandelijks in totaal € 146,35, bestaande uit € 41,95 voor de software en € 79,00 voor de hardware vermeerderd met btw.
2.4
Op 4 september 2019 is de heer [naam 3] namens [eiseres in conventie] in de salon van [gedaagde in conventie sub 1] geweest en heeft toen de computer en lasterprinter vervangen. Daarvan is door [naam 3] diezelfde dag een servicerapport met [ordernummer] opgemaakt, welke door de moeder van [gedaagde in conventie sub 2] , mevrouw [naam 4] , is ondertekend.
2.5
In de daarop volgende periode bleef [eiseres in conventie] maandelijks de kosten voor het servicecontract én de huurovereenkomst tezamen op één factuur aan [gedaagde in conventie sub 1] factureren.
2.6
In een mail van 15 januari 2021 schreef [gedaagde in conventie sub 2] aan [eiseres in conventie] :
“(…) Gezien de omstandigheden door de Corona vraag ik mijzelf af of het mogelijk is om ons abonnement wat te “downgraden” geen huur pc en printer etc meer… en is er ook een lager abonnement qua systeem? We kunnen het ons simpelweg niet meer permitteren.. (…)”
2.7
Daarop reageerde [eiseres in conventie] diezelfde dag als volgt:
“(…) Ik zie dat je gestart bent met de huur in september 2019, deze loopt tot september 2023. Vanaf dat moment kunnen we iets wijzigen in de huur.
Verder betaal je de basis XL-maandlicentie van 41,95. Dit is al het basispakket en kan dus niet kleiner worden gemaakt. (…)”
2.8
In een brief van 29 januari 2021 herhaalde [gedaagde in conventie sub 2] dat zij niet langer gebruik wil maken van het systeem ‘mijn salon’, dat een tussentijdse verlenging van het contract haar niet bekend is en dat zij verzoekt om per direct het mijn salon abonnement op te zeggen.
2.9
In een brief van 4 februari 2021 deelde [eiseres in conventie] aan [gedaagde in conventie sub 2] mede:
“(…) De opzegging betreffende onze licentieovereenkomst voor het gebruik van de software en de huurovereenkomst voor het gebruik van onze hardware hebben wij in goede orde ontvangen. Aldus hebben wij conform onze overeenkomst(en) en onze leverings- en betalingsvoorwaarden dit verzoek verwerkt.
De softwarelicentie zal per 01 juni 2021 worden beëindigd.
De huurovereenkomst van onze BB Pos Comfort set verloopt per 01 oktober 2023.
U kunt onze hardware rond die periode aan ons retour sturen. De facturatie hiervan stopt als wij al onze hardware in goede staat retour hebben mogen ontvangen. Echter niet eerder dan 01 oktober 2023. (…)”
2.1
[gedaagde in conventie sub 1] is na maart 2021 gestopt met betalen aan [eiseres in conventie] .

3.Het geschil

in conventie
3.1
[eiseres in conventie] vordert – na vermindering eis ter zitting – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden in conventie] te veroordelen: om aan [eiseres in conventie] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen, hoofdelijk des dat de één betalende de ander(en) zullen zijn bevrijd,
€ 1.029,91, vermeerderd met de wettelijke rente ad 8,00% per jaar over € 891,52 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
huur en eventuele huurverhoging(en) ad € 79,00 voor iedere maand of gedeelte van een maand welke [gedaagden in conventie] het gehuurde in gebruik houdt vanaf 1 februari 2022 tot en met augustus 2023;
de proceskosten.
3.2
[eiseres in conventie] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. In 2015 heeft [gedaagde in conventie sub 2] namens [gedaagde in conventie sub 1] bij [eiseres in conventie] een servicecontract voor de software én een huurovereenkomst voor diverse hardware afgesloten. Het servicecontract is telkens (stilzwijgend) met één jaar verlengd. Nadat [gedaagde in conventie sub 2] deze overeenkomst heeft opgezegd, is de serviceovereenkomst met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van 3 maanden per 1 juni 2021 geëindigd. Tot die tijd is [gedaagde in conventie sub 1] het maandbedrag verschuldigd en heeft zij ten onrechte de huur over april en mei 2021 onbetaald gelaten. Voor de hardware geldt dat de huurovereenkomst een vaste en zorgvuldig gekozen looptijd van 48 maanden heeft. Deze periode heeft [eiseres in conventie] immers nodig om haar kosten terug te kunnen verdienen. Toen de looptijd van de huurovereenkomst van 2015 verstreek, heeft [gedaagde in conventie sub 2] een nieuwe huurovereenkomst in september 2019 getekend. Aangezien deze overeenkomst niet tussentijds kan worden opgezegd, is [gedaagde in conventie sub 1] gehouden de resterende looptijd de verplichtingen uit deze overeenkomst na te komen en moet zij dus de maandelijkse huurkosten hiervoor tot en met augustus 2023 betalen.
3.3
[gedaagden in conventie] voert verweer. Zij stelt – kort gezegd – dat zij in 2015 één totaalpakket heeft aangeschaft. In 2019 heeft zij geen nieuwe (losse) huurovereenkomst voor de hardware ondertekend. De handtekening die daarop staat is niet van [gedaagde in conventie sub 2] . Zij bleef wel de volledige huur betalen, omdat zij er vanuit ging dat ook de huurovereenkomst – net als het servicecontract – stilzwijgend was verlengd. Aangezien de vaste looptijd van 48 maanden van de huurovereenkomst in 2015 inmiddels was verstreken, ging zij er vanuit dat opzegging vanaf dat moment gewoon mogelijk zou zijn. [gedaagden in conventie] mocht er dan ook in redelijkheid op vertrouwen dat met haar opzegging in januari 2021, en ook vooral met het akkoord van [eiseres in conventie] daarop, het gehele pakket zou worden beëindigd.
in reconventie
3.4
[eisers in reconventie] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster in reconventie] te veroordelen om aan haar de borg van € 600,- terug te betalen, vermeerderd met € 90,- aan buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente alsmede proces- en nakosten.
3.5
[verweerster in reconventie] voert verweer.
in conventie en in reconventie
3.6
De standpunten van partijen komen hierna – voor zover relevant – nader aan de orde.

4.De beoordeling

4.1
Allereerst verdient opmerking dat ter zitting is komen vast te staan dat de oorspronkelijk als gedaagde sub 1 gedagvaarde commanditaire vennootschap [bedrijf] C.V. inmiddels is omgezet in een vennootschap onder firma, waarvan onder meer [gedaagde in conventie sub 2] vennoot is. Deze vennootschap onder firma is daarom, met instemming van beide partijen, als rechtsopvolger van gedaagde sub 1 in conventie / eiseres sub 1 in reconventie als formele procespartij in de kop van dit vonnis opgenomen.
in conventie
4.2
Gelet op de overgelegde stukken en de nadere toelichting daarop ter zitting is vast komen te staan dat partijen in 2015 zowel een licentieovereenkomst met servicecontract voor software als een huurovereenkomst voor de onder 2.2 genoemde hardware hebben gesloten. [gedaagde in conventie sub 1] heeft ook steeds het volledig door [eiseres in conventie] gefactureerde maandbedrag van € 146,35 voldaan, waarbij dat (totaal)bedrag in de facturen uitdrukkelijk is uitgesplitst in enerzijds de kosten voor de software en anderzijds de kosten voor de huur van de hardware.
4.3
De kernvraag van dit geschil is vervolgens of [gedaagde in conventie sub 1] is gebonden aan een huurovereenkomst uit 2019, op basis waarvan (opnieuw) een looptijd van 48 maanden zou zijn gaan lopen voor de huur van de hardware en waarvoor [gedaagde in conventie sub 1] dan tot en met augustus 2023 aan [eiseres in conventie] maandelijks zouden moeten betalen. Daarvoor dient eerst te worden beoordeeld of partijen in 2019 (opnieuw) een dergelijke overeenkomst zijn aangegaan.
4.4
In dat kader beroept [eiseres in conventie] zich op een door haar overgelegde (ongedateerde) huurovereenkomst uit 2019, waarin staat dat de totale huurperiode 48 maanden bedraagt, met datum afgifte september 2019 en datum retour september 2023, waarop een handtekening staat die volgens haar door [gedaagde in conventie sub 2] zou zijn geplaatst. [eiseres in conventie] beroept zich daarmee op het bestaan van een onderhandse akte. Een dergelijke akte levert, behoudens tegenbewijs, dwingend bewijs op van hetgeen in de akte is vastgelegd. Echter, als de echtheid van de ondertekening stellig wordt ontkend, levert de akte krachtens artikel 159 lid 2 Rv geen bewijs op zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Gelet op het standpunt van [gedaagden in conventie] doet die situatie zich hier voor. [gedaagden in conventie] stelt immers dat de handtekening van [gedaagde in conventie sub 2] op de door [eiseres in conventie] overgelegde overeenkomst uit 2019 is vervalst. [gedaagden in conventie] verwijst in dat kader naar de handtekeningen van [gedaagde in conventie sub 2] op haar paspoort en op de overeenkomsten uit 2015. Het is daarom aan [eiseres in conventie] om het bewijs te leveren dat de handtekening op de huurovereenkomst van 2019 door [gedaagde in conventie sub 2] is geplaatst.
Voornemen benoeming geschriftdeskundige
4.5
Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding een geschriftdeskundige te benoemen om onderzoek te doen naar de echtheid van de handtekening in kwestie. De kantonrechter zal de deskundige opdragen een deskundigenbericht uit te brengen ter beantwoording van de vraag of de handtekening onder de huurovereenkomst van 2019 van [gedaagde in conventie sub 2] is.
4.6
Alvorens tot benoeming van een geschriftdeskundige over te gaan, zal de kantonrechter beide partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de persoon van de deskundige en de aan deze deskundige voor te leggen vragen.
4.7
Ten aanzien van de persoon van de deskundige, draagt de kantonrechter partijen op zoveel mogelijk een eensluidend voorstel met betrekking tot de te benoemen deskundige te doen. De kantonrechter gaat er daarbij vanuit dat met de benoeming van één deskundige kan worden volstaan. Voor zover partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de persoon van de deskundige – en zij om die reden ieder een deskundige voorstellen – dienen partijen gemotiveerd aan te geven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking zou moeten komen. Na weging van deze standpunten, zal de kantonrechter vervolgens een door partijen aangedragen deskundige of een zelf gekozen deskundige benoemen.
4.8
Daarnaast worden partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de aan de deskundige te stellen vragen. De kantonrechter is voornemens aan de te benoemen deskundige de volgende vragen voor te leggen:
Kunt u aangeven of, en zo ja met welke mate van waarschijnlijkheid, de handtekening onder de overeenkomst gedateerd 2019 afkomstig is van [gedaagde in conventie sub 2] ?
Welke stukken heeft u nodig voor de beoordeling daarvan?
Zijn er elementen en/of kernmerken zichtbaar die duiden op vervalsing of nabootsing?
Heeft u overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Overig
4.9
De kantonrechter zal de zaak naar de rol verwijzen voor akte, zodat partijen zich over de te benoemen deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen kunnen uitlaten. Partijen dienen de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar te sturen, zodat in de definitieve akte op de akte van de wederpartij gereageerd kan worden.
4.1
De kantonrechter zal [eiseres in conventie] opdragen het voorschot van de deskundige te voldoen, aangezien op haar, als de partij die zich beroept op de onderhandse akte, de bewijslast rust voor wat betreft de echtheid van de handtekening op die akte.
4.11
Nadere instructies aan de deskundige en partijen zullen volgen in het vonnis waarin tot benoeming zal worden overgegaan.
in conventie en in reconventie
4.12
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 1 maart 2023 te 09:00 uurvoor akte aan de zijde van beide partijen, zoals genoemd in 4.6;
in conventie en in reconventie
5.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.