Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een huurovereenkomst voor bepaalde tijd aan de orde. De eiser, een verhuurder, heeft de huurovereenkomst met de gedaagde huurder opgezegd per 1 januari 2023, na een huurachterstand die was ontstaan. De gedaagde heeft de opzegging betwist en stelt dat er een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd en dat de gedaagde zonder recht of titel in het gehuurde verblijft. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De rechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst per 31 december 2022 is geëindigd, waardoor de ontbindingsvordering van de eiser niet toewijsbaar is. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het openstaande bedrag. De proceskosten zijn aan de zijde van de eiser vastgesteld op € 1.029,03, en de gedaagden zijn hoofdelijk in deze kosten veroordeeld.