In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Newomij Vastgoed B.V. en de gedaagden, die gezamenlijk als [gedaagden01] worden aangeduid. Newomij vorderde een bedrag van € 2.774,10 aan huurachterstand, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De huurovereenkomst betrof een woning in [plaats01], waarbij de huurprijs € 1.084,65 per maand bedraagt. De gedaagden hebben vanaf september 2022 de huur niet tijdig en/of volledig voldaan, wat leidde tot een achterstand van € 3.253,95. Newomij heeft de gedaagden in een brief van 1 november 2022 verzocht om de achterstand binnen veertien dagen te voldoen, met de waarschuwing dat bij uitblijven van betaling incassokosten en rente in rekening zouden worden gebracht.
Tijdens de zitting heeft Newomij verklaard geen beroep te doen op de (hogere) contractuele rente, maar enkel op de wettelijke rente van 2,00% per jaar. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Newomij tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten voldoet aan de wettelijke eisen en heeft het gevorderde bedrag van € 544,98 toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 604,80, vermeerderd met rente, en hen in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.010,03. Tevens is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van het niet voldoen aan de betalingsverplichtingen. De gedaagden hebben erkend dat er een huurachterstand is, maar hebben ook aangegeven dat zij bereid zijn een betalingsregeling te treffen. De kantonrechter heeft hen de mogelijkheid geboden om contact op te nemen met de gemachtigde van Newomij voor verdere afspraken.