ECLI:NL:RBZWB:2023:6240

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
10111953 CV EXPL 22-2409
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na ernstige incidenten, waaronder brandstichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen de Stichting L’Escaut Woonservice (eiseres) en [gedaagde01] q.q. (gedaagde), vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde pand na meerdere incidenten van overlast, waaronder brandstichting. De huurovereenkomst tussen L’Escaut en de heer [belanghebbende01] als huurder dateert van 29 september 2016. Gedurende de huurperiode ontving L’Escaut meldingen van overlast door de huurder, die culmineren in een brand op 30 maart 2022, waarvoor de huurder strafrechtelijk is veroordeeld. L’Escaut vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, terwijl de gedaagde betwistte dat er sprake was van een tekortkoming die ontbinding rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat de brandstichting en eerdere incidenten voldoende grond vormden voor ontbinding van de huurovereenkomst, ondanks de psychische problemen van de huurder. De gedaagde werd veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en maandelijks een gebruiksvergoeding te betalen aan L’Escaut, evenals de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 10111953 \ CV EXPL 22-2409
vonnis d.d. 22 februari 2023
inzake
de stichting
Stichting L’Escaut Woonservice,
gevestigd te Vlissingen,
eiseres,
verder te noemen: L’Escaut,
gemachtigde: mr. J. Mikes,
tegen
[gedaagde01] , h.o.d.n. [bewindvoerder01] ,
in zijn hoedanigheid als bewindvoerder van de heer [belanghebbende01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde01] q.q.,
gemachtigde: mr. R. Wouters.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 14 december 2022 en de daarin genoemde processtukken;
b. de akte overlegging producties tevens akte wijziging eis namens L’Escaut met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2023. Aanwezig waren mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] namens L’Escaut, bijgestaan door mr. J. Mikes, en [gedaagde01] q.q. met de heer [belanghebbende01] , bijgestaan door mr. R. Vriend. Ter zitting heeft mr. Mikes spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken.
1.3
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Tussen L’Escaut als verhuurder en de heer [belanghebbende01] (hierna: [belanghebbende01] ) als huurder bestaat met ingang van 29 september 2016 een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: de huurovereenkomst en het gehuurde).
2.2
Bij beschikking van 22 december 2016 zijn de goederen van [belanghebbende01] onder bewind gesteld als gevolg van de lichamelijke en/of geestelijke toestand van [belanghebbende01] alsmede voor het hebben van problematische schulden, met benoeming van de heer [gedaagde01] , maat bij [bewindvoerder01] , tot bewindvoerder. Bij beschikking van 3 juni 2021 is de grond van het bewind gewijzigd in die zin dat er niet langer sprake was van problematische schulden, maar dat [belanghebbende01] als gevolg van de lichamelijke en/of geestelijke toestand (nog) niet in staat wordt geacht zelf ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
2.3
Vanaf 2019 ontvangt L’Escaut meldingen van omwonenden van overlast door [belanghebbende01] .
2.4
Op 15 juli 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen L’Escaut en [belanghebbende01] . Diezelfde dag bevestigt L’Escaut per brief de gemaakte afspraken, onder meer over het volume van de muziek en het aantal bezoekers van [belanghebbende01] .
2.5
In het weekend van 3 en 4 augustus 2019 is de politie het gehuurde binnengevallen. [belanghebbende01] heeft op 3 augustus 2019 een stoel van zijn balkon in de ondergelegen tuin en een steen naar het raam van dezelfde onderbuurvouw mevrouw [naam03] ( [huisnummer01] ) gegooid.
2.6
L’Escaut heeft in de brief van 16 augustus 2019 een gedragsaanwijzing gestuurd, welke door [belanghebbende01] voor akkoord is getekend. Volgens deze gedragsaanwijzing mocht [belanghebbende01] kort gezegd geen overlast meer bij omwonenden veroorzaken, moest hij rekening houden met zijn omgeving en zich bij contacten constructief en welwillend opstellen en diende [belanghebbende01] zich te onthouden van overmatige alcoholconsumptie en het gebruiken en bezitten van drugs.
2.7
Op 30 maart 2022 is door toedoen van [belanghebbende01] brand ontstaan in het gehuurde en in de achtertuin van zijn buurvrouw. [belanghebbende01] is ten aanzien hiervan strafrechtelijk veroordeeld voor (onder meer) brandstichting. Hij is met letsel opgenomen in het ziekenhuis en daarna overgeplaatst naar een kliniek van [zorgorganisatie01] .
2.8
In de mail van 12 augustus 2022 heeft L’Escaut [gedaagde01] q.q. in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen, waar geen gebruik van is gemaakt.

3.Het geschil

3.1
L’Escaut vordert - na wijziging van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst te ontbinden;
II. [gedaagde01] q.q. te veroordelen om het gehuurde binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, te verlaten en te ontruimen met al de zijnen en het zijne en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van L’Escaut te stellen, zulks op straffe van een aan L’Escaut te verbeuren dwangsom van € 250,- per dag – een dagdeel daaronder begrepen – dat hij hiermee in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 5.000,-;
III. [gedaagde01] q.q. te veroordelen tot betaling aan L’Escaut van een bedrag gelijk aan de huurtermijnen als gebruiksvergoeding vanaf de dag van ontbinding tot en met de dag van ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum tot aan de dag van voldoening;
IV. [gedaagde01] q.q. te veroordelen in de kosten van dit geding, alsmede in de nakosten, en te bepalen dat faas q.q. de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd zal zijn, indien hij deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zal hebben voldaan, tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2
[gedaagde01] q.q. voert verweer en stelt dat [belanghebbende01] niet is tekortgeschoten in zijn verplichtingen als goed huurder, althans dat een eventuele tekortkoming niet een ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen. L’Escaut heeft zowel de aard, de duur als de omvang van de gestelde overlast niet kunnen aantonen. De incidenten waren daarnaast beiden eenmalig. Tijdens het incident in augustus 2019 had [belanghebbende01] een psychose; hij was verward maar niet gevaarlijk. Ten aanzien van de brand in maart 2022 is het niet aan L’Escaut om te oordelen over de psychische situatie van [belanghebbende01] . Vrees bij omwonenden dat iets soortgelijks zal gebeuren is ongegrond aangezien een brand iedereen kan overkomen en de gestelde angst onder omwonenden voor [belanghebbende01] vindt ook geen steun in het dossier. [belanghebbende01] heeft uit eigen beweging [zorgorganisatie01] ingeschakeld om aan zichzelf te werken, terwijl L’Escaut hem niet of nauwelijks heeft ondersteund om een veilige omgeving voor hem en voor omwonenden te creëren.
3.3
De standpunten van partijen komen hierna – voor zover relevant – nader aan de orde.

4.De beoordeling

Tekortkoming
4.1
Na debat ter zitting is niet (langer) in geschil dat [belanghebbende01] op 30 maart 2022 brand heeft gesticht in en om het gehuurde en dat hij daarvoor door de strafrechter is veroordeeld. Hoewel [belanghebbende01] stelt excuses te hebben aangeboden en zich bereid heeft verklaard het gesprek met omwonenden hierover aan te willen gaan, is het goed voorstelbaar dat deze brandstichting voor angst en gevoelens van onveiligheid voor de direct omwonenden heeft gezorgd. Te meer nu zich al eerder een ernstig incident had voorgedaan, namelijk het hiervoor onder 2.5 genoemde voorval op 3 augustus 2019, waarbij de politie het gehuurde heeft moeten binnenvallen. Deze misdragingen door [belanghebbende01] , en meer in het bijzonder de brandstichting, kunnen in ieder geval niet worden aangemerkt als goed huurdersgedrag, hetgeen een tekortkoming van [belanghebbende01] in de huurovereenkomst oplevert.
4.2
De stelling van L’Escaut dat [belanghebbende01] ook structurele en ernstige overlast heeft veroorzaakt in de vorm van geluidsoverlast, stank, openbaar dronkenschap en het onderkalken van muren is betwist en door L’Escaut in onvoldoende mate onderbouwd. [gedaagde01] q.q. stelt terecht dat van overlast in de periode tot juli 2019 en tussen augustus 2019 en april 2022 in het geheel niets is overgelegd. De wel overgelegde overlastmeldingen zijn daarnaast zeer beperkt in aantal, algemeen van strekking waarbij niet wordt verwezen naar concrete overlastmomenten en veelal indirect in die zin dat daarin (ook) namens een ander of anoniem wordt verklaard. Het had op de weg van L’Escaut gelegen om mogelijke overlast gedegen te documenteren. Al met al ligt er onvoldoende om te kunnen spreken van structurele en ernstige overlast door [belanghebbende01] in de vorm van geluidsoverlast, stank, openbaar dronkenschap en het onderkalken van muren, zoals door L’Escaut gesteld.
Ontbinding
4.3
Ingevolge artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. De kantonrechter zal de door L’Escaut gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
4.4
Aangezien de door L’Escaut gestelde woonoverlast in de vorm van geluidsoverlast, stank, openbaar dronkenschap en het onderkalken van muren niet is komen vast te staan, moet worden beoordeeld of de brandstichting en het eerdere onder 2.5 genoemde incident een ontbinding kunnen rechtvaardigen. Gelet op de aard en de ernst van deze misdragingen, beantwoordt de kantonrechter deze vraag in dit geval bevestigend. Het ongewenste en onvoorspelbare gedrag van [belanghebbende01] zoals getoond tijdens deze misdragingen komt de leefbaarheid van de omgeving niet ten goede. Vooral met de brandstichting, waarvoor hij strafrechtelijk is veroordeeld, heeft [belanghebbende01] daadwerkelijk gevaar veroorzaakt voor zichzelf en voor omwonenden. Brandstichting zorgt in het algemeen voor grote onrust in de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat vuur onvoorspelbaar is en zich snel kan verspreiden met alle mogelijke gevolgen van dien. Daarmee wordt het gerechtvaardigde en zwaarwegende belang van L’Escaut om het woongenot en de veiligheid van haar andere huurders in de omgeving te waarborgen in het gedrang gebracht.
4.5
Mede gelet op het voorgaande kunnen de namens [belanghebbende01] aangevoerde persoonlijke omstandigheden, namelijk dat hij psychische problemen heeft, niet aan L’Escaut als verhuurder worden tegengeworpen. De psychische gesteldheid van [belanghebbende01] ten tijde van de incidenten, waarbij [belanghebbende01] al dan niet onder invloed van een psychose verkeerde, maakt het door hem veroorzaakte gevaar niet anders. Dat [belanghebbende01] zich nu (weer) laat behandelen bij [zorgorganisatie01] lijkt een stap in de goede richting, maar niet althans onvoldoende is inzichtelijk gemaakt wat de status van het huidige behandeltraject is, wat de visie van [zorgorganisatie01] daarin is en wat dit concreet betekent voor de woonsituatie van [belanghebbende01] in de (nabije) toekomst. Ook is [belanghebbende01] al eerder behandeld, hetgeen desondanks de brandstichting niet heeft kunnen voorkomen. Al met al kan onder deze omstandigheden, gelet op de belangen over en weer, van L’Escaut niet worden gevergd dat zij de huurovereenkomst nog langer laat voortduren.
Ontruiming
4.6
Nu de huurovereenkomst zal worden ontbonden, zal [gedaagde01] q.q. ook worden veroordeeld om het gehuurde – in afwijking van de gevorderde termijn van 7 dagen – binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen. De kantonrechter acht deze gebruikelijke ontruimingstermijn ook in dit geval redelijk, te meer nu L’Escaut in het lichaam van de dagvaarding zelf ook uitgaat van deze termijn. Met deze veroordeling krijgt L’Escaut de mogelijkheid maar niet de verplichting om, bij gebreke van een vrijwillige ontruiming, het gehuurde door de deurwaarder te laten ontruimen. Het is aan L’Escaut om te bezien of zij de huidige behandeling van [belanghebbende01] wil meewegen in de vraag of zij dit vonnis zal executeren.
4.7
De door L’Escaut gevorderde dwangsom voor het geval [gedaagde01] q.q. met ontruiming in gebreke zou blijven, zal worden afgewezen. Aangezien L’Escaut met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming reeds een titel heeft om tot gedwongen ontruiming over te gaan, waarbij artikel 557 jo. 444 Rv in een passend dwangmiddel voorziet, is het aan L’Escaut te onderbouwen op grond waarvan zij meent dat een dwangsom in een specifiek geval als extra prikkel tot vrijwillige ontruiming nodig is. Het voorkomen van kosten van een ontruiming door een deurwaarder vormt hiervoor onvoldoende aanleiding en L’Escaut heeft haar vordering verder niet, althans onvoldoende, onderbouwd.
Huurtermijnen als gebruiksvergoeding na ontbinding
4.8
De vordering tot – naar de kantonrechter begrijpt: maandelijkse – betaling van een bedrag gelijk aan de huurtermijnen als gebruiksvergoeding, vanaf de dag van ontbinding van de huurovereenkomst tot en met de dag van ontruiming van het gehuurde, is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen toewijsbaar als schadevergoeding, evenals de wettelijke rente hierover vanaf de vervaldatum van die termijnen tot aan de dag van voldoening.
Proceskosten en nakosten
4.9
[gedaagde01] q.q. zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van L’Escaut worden tot op heden in totaal begroot op € 659,45, bestaande uit:
  • explootkosten € 133,45,
  • griffierecht € 128,00,
  • salaris gemachtigde € 398,00 (2 punten x € 199,00).
4.1
De nakosten zullen worden toegewezen en op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
4.11
Tegen de door L’Escaut gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is door [gedaagde01] q.q. geen afzonderlijk verweer gevoerd. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen, te weten vanaf de gebruikelijke veertien dagen na betekening van dit vonnis – in afwijking van de gevorderde moment van dagtekening van dit vonnis – tot de dag van algehele voldoening.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen;
5.2
veroordeelt [gedaagde01] q.q. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te verlaten en te ontruimen met al de zijnen en het zijne en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van L’Escaut te stellen;
5.3
veroordeelt [gedaagde01] q.q. om maandelijks aan L’Escaut te betalen een bedrag gelijk aan de huurtermijnen als gebruiksvergoeding vanaf de dag van ontbinding tot en met de dag van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum tot aan de dag van voldoening;
5.4
veroordeelt [gedaagde01] q.q. in de proceskosten, aan de zijde van L’Escaut tot dit vonnis begroot op € 659,45, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot aan de dag van algehele voldoening;
5.5
veroordeelt [gedaagde01] q.q. in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 99,50 (half salarispunt met een maximum van € 124,00), onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot aan de dag van algehele voldoening;
5.6
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.