ECLI:NL:RBZWB:2023:6242

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
10115643 CV EXPL 22-2437 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens structurele betalingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een bodemzaak tussen een verhuurder en een huurder. De huurovereenkomst tussen de partijen, die op 1 november 2021 inging, werd ontbonden vanwege structurele betalingsproblemen aan de zijde van de huurder. De huurder had sinds juni 2021 de huur niet tijdig en volledig betaald, ondanks enkele tussentijdse betalingen. De verhuurder had de huurder in juni 2022 verzocht om de achterstallige huur te voldoen, maar de huurder voldeed hier niet aan. De kantonrechter oordeelde dat de huurder, ondanks zijn financiële problemen als ondernemer tijdens de Covid-19-pandemie, niet kon aantonen dat de verhuurder niet aan zijn vroegsignaleringplicht had voldaan. De rechter oordeelde dat de belangen van de verhuurder zwaarder wogen en dat de huurovereenkomst ontbonden moest worden. De huurder werd veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 10115643 \ CV EXPL 22-2437
vonnis d.d. 22 februari 2023
inzake
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
verder te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: [gerechtsdeurwaarder01] ,
tegen
[gedaagde01],
thans zonder bekende woonplaats doch uitdrukkelijk woonplaats gekozen hebbende te [plaats01] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: mr. C.G. Huismans.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit:
a. het tussenvonnis van 14 december 2022 en de daarin genoemde processtukken;
b. de brief van 13 januari 2023 van mr. Huismans met aanvullende producties 2 en 3.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2023. Aanwezig waren [eiser01] , bijgestaan door de heer [gerechtsdeurwaarder01] , en mr. Huijsmans. Ter zitting heeft [gerechtsdeurwaarder01] een overzicht huurachterstand overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken.
1.3
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Tussen [eiser01] als verhuurder en [gedaagde01] als huurder bestaat met ingang van 1 november 2021 een huurovereenkomst voor de woonruimte aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: de huurovereenkomst en het gehuurde).
2.2
De huur dient bij vooruitbetaling vóór of op de 28ste van de maand te worden betaald.
2.3
Vanaf juni 2021 heeft [gedaagde01] de huur niet steeds tijdig en volledig betaald.
2.4
[gedaagde01] heeft een aantal tussentijdse betalingen verricht van in totaal € 1.300,00, namelijk € 300,00 op 1 augustus 2022, € 700,00 op 8 november 2022 en € 300,00 op 9 november 2022.
2.5
Bij brief van 29 juni 2022 heeft [eiser01] [gedaagde01] verzocht de achterstallige huur te voldoen binnen veertien dagen vanaf de dag nadat deze brief zou zijn bezorgd, met de aanzegging dat bij het uitblijven van tijdige betaling buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw en rente in rekening worden gebracht.

3.Het geschil

3.1
[eiser01] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
de huurovereenkomst te ontbinden;
[gedaagde01] te veroordelen om met de zijne en het zijne het gehuurde te ontruimen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis en het gehuurde onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser01] te stellen;
[gedaagde01] te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan [eiser01] te betalen:
  • € 1.644,55 per maand of per gedeelte van een maand aan huur dan wel schadevergoeding, met ingang van oktober 2022, tot en met het tijdstip van ontruiming;
  • € 6.545,13 aan achterstallige huurpenningen tot en met september 2022, rente en kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden;
  • de kosten, vermeerderd met de eventueel daarover verschuldigde btw.
3.2
[gedaagde01] voert verweer.
3.3
De standpunten van partijen komen hierna – voor zover relevant – nader aan de orde.

4.De beoordeling

Betaalachterstand
4.1
[eiser01] vordert – onder meer – betaling van de huurachterstand, aan die zijde berekend op basis van de totale overeengekomen huurprijs. [gedaagde01] stelt dat bij berekening van de huurachterstand alleen de kale huurprijs mag worden meegenomen. De kantonrechter stelt vast dat partijen in de huurovereenkomst zijn overeengekomen dat [eiser01] als verhuurder het gebruik van het gehuurde aan [gedaagde01] verschaft waartegenover [gedaagde01] een huurprijs voldoet bestaande uit een kale huurprijs, een voorschot voor elektriciteit, gas en water en een voorschot voor servicekosten. Deze voorschotten vormen daarmee een integraal onderdeel van de tegenprestatie van [gedaagde01] waar [eiser01] recht op heeft. [eiser01] gebruikt daarom bij de berekening van de huurachterstand terecht de huurprijs inclusief de door [gedaagde01] verschuldigde voorschotten.
4.2
De kantonrechter stelt, mede aan de hand van het ter zitting door [eiser01] overgelegde overzicht huurachterstand, vast dat de huurachterstand tot en met januari 2023 € 11.211,85 bedraagt, hetgeen zal worden toegewezen. [eiser01] heeft daarbij voldoende de fluctuerende huurprijzen toegelicht. Naar de kantonrechter begrijpt bedroeg de maandelijkse huur tot en met juni 2022 € 1.600,00 per maand. Na een huurindexatie is de huur per juli 2022 verhoogd naar € 1.644,55 per maand. Daarnaast heeft [eiser01] onweersproken gesteld dat [gedaagde01] na oktober 2022 zelf een contract voor nutsvoorzieningen voor het gehuurde heeft afgesloten, waardoor vanaf dat moment niet langer het voorschot voor elektriciteit, gas en water van € 200,00 per maand verschuldigd was. Vanaf november 2022 hanteert [eiser01] daarom een huurprijs van € 1.444,55 per maand.
4.3
Waar in het ter zitting overgelegde overzicht
‘eindafrekening gas water licht’is opgenomen, geldt dat deze post niet voor toewijzing in aanmerking komt. In het licht van het door [gedaagde01] gevoerde verweer, heeft [eiser01] hierover onvoldoende gesteld dan wel onderbouwd. De kantonrechter zal dit onderdeel daarom buiten beschouwing laten.
4.4
Voor het geval [gedaagde01] een beroep beoogt te doen op huurprijsvermindering zal dit worden gepasseerd. Huurprijsvermindering kan immers niet bij wijze van verweer worden ingeroepen. Daarop kan alleen bij vordering aanspraak worden gemaakt, hetgeen [gedaagde01] heeft nagelaten.
Ontbinding
4.5
Ingevolge artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. De kantonrechter zal de door [eiser01] gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst toewijzen en overweegt daartoe het volgende.
4.6
Aangezien [gedaagde01] de huur vanaf juni 2022 tot en met in ieder geval januari 2023 niet tijdig en/of volledig heeft voldaan, is sprake van structurele betalingsproblematiek. [gedaagde01] heeft in dat kader aangevoerd dat hij als ondernemer met een verhuisbedrijf tijdens Covid-19 werd geconfronteerd met vermindering van inkomsten. Maar hoe invoelbaar ook, kunnen deze financiële en persoonlijke omstandigheden van [gedaagde01] niet aan [eiser01] als verhuurder worden tegengeworpen. Daarbij is onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat de huidige financiële situatie en betaalmogelijkheden van [gedaagde01] zijn. Voor zover sprake is van de namens [gedaagde01] gestelde ‘doorstart’ lijkt dit een stap in goede richting, maar dit biedt onvoldoende concreet uitzicht op afbetaling van de betaalachterstand in de nabije toekomst.
4.7
Wel weegt de kantonrechter mee dat is komen vast te staan dat [eiser01] niet heeft voldaan aan de vroegsignalering zoals bedoeld in artikel 2 Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening. Gelet op de betaalproblemen aan de zijde van [gedaagde01] had het op de weg van [eiser01] gelegen om een melding te maken bij de gemeentelijke schuldhulpverlening. Dat [eiser01] de reden voor de betaalproblemen eerder zocht in betalingsonwil en geen tekenen zag van betalingsonmacht, doet hier niet aan af. Het enkele feit dat een verhuurder geen melding heeft gedaan is echter op zichzelf genomen onvoldoende om een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst af te wijzen. Daarvoor zal sprake moeten zijn van bijkomende omstandigheden, waarvan naar het oordeel van de kantonrechter in deze zaak onvoldoende is gebleken. Nu namens [gedaagde01] zelf is aangevoerd dat er simpelweg geen geld was vanwege liquiditeitsproblemen, wordt niet aannemelijk geacht dat een melding bij de gemeente in dit geval het oplopen van de huurachterstand had kunnen voorkomen. Het voeren van een eigen onderneming en de afweging van het al dan niet voortzetten daarvan in financieel zware tijden, valt daarbij onder het eigen ondernemersrisico.
4.8
De belangen van [eiser01] en [gedaagde01] over en weer afgewogen, kan van [eiser01] niet worden gevergd dat hij de huurovereenkomst nog langer laat voortduren.
Ontruiming
4.9
Nu de huurovereenkomst zal worden ontbonden, zal [gedaagde01] worden veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen. Met deze veroordeling krijgt [eiser01] de mogelijkheid maar niet de verplichting om, bij gebreke van een vrijwillige ontruiming, het gehuurde door de deurwaarder te laten ontruimen.
Huur en schadevergoeding
4.1
De vordering tot betaling van de maandelijkse huurtermijnen is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – met inachtneming van het navolgende – eveneens toewijsbaar, vanaf 1 november 2022 tot en met de datum van ontbinding van de huurovereenkomst ten titel van huur en daarna als schadevergoeding tot aan ontruiming van het gehuurde. Zoals reeds besproken onder 4.2, hanteert [eiser01] zelf vanaf november 2022 een lagere maandtermijn van € 1.444,55, waardoor het oorspronkelijk gevorderde bedrag van € 1.644,55 niet langer toewijsbaar is.
Wettelijke rente
4.11
[gedaagde01] voert geen afzonderlijk verweer tegen de door [eiser01] gevorderde wettelijke rente. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen, namelijk € 21,08 vanaf de verzuimdatum tot de dag van dagvaarding te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.524,05 (bestaande uit € 6.533,65 aan huurachterstand tot en met september 2022 en € 290,40 aan BIK minus de deelbetaling van € 300,00) vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12
[eiser01] vordert voorts de veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is omdat het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden. [eiser01] heeft daarbij met de brief van 29 juni 2022 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. [gedaagde01] stelt op zichzelf terecht dat het aan de verzender ( [eiser01] ) is om, bij betwisting daarvan, de ontvangst van de veertiendagenbrief te bewijzen, maar nu [gedaagde01] de ontvangst van deze brief niet uitdrukkelijk heeft betwist wordt daar in dit geval niet aan toegekomen. Wat betreft het verweer van [gedaagde01] dat deze gevorderde kosten niet worden gerechtvaardigd door de verrichte werkzaamheden, geldt dat met de forfaitaire bedragen uit het Besluit nu juist is losgekoppeld van de feitelijke werkzaamheden. Het in voornoemde brief aangezegde en in deze procedure gevorderde bedrag van € 290,40 komt daarbij overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en nu [eiser01] de btw niet kan verrekenen, is dit deel van de vordering toewijsbaar.
Proceskosten
4.13
[gedaagde01] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01]
als volgt begroot:
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.031,43
4.14
Wat betreft de gevorderde btw over de proceskosten overweegt de kantonrechter als volgt. De proceskostenvergoeding in deze zaak bestaat uit gemachtigdensalaris, griffierecht en de dagvaardingskosten. Het gemachtigdensalaris vormt een bijdrage van de ene partij in de kosten van de andere, die niet met btw wordt belast. Over het geheven griffierecht is evenmin btw verschuldigd. De gevorderde kosten voor het dagvaardingsexploot bevat reeds btw, zodat hierover niet nogmaals btw kan worden toegewezen. De over de proceskosten gevorderde btw zal dan ook worden afgewezen

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen;
5.2
veroordeelt [gedaagde01] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met de zijne en het zijne en het gehuurde onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser01] te stellen;
5.3
veroordeelt [gedaagde01] om tegen bewijs van kwijting aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 11.523,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.524,05 vanaf 15 september 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 1.444,55 per maand of gedeelte daarvan, vanaf 1 februari 2023 tot en met het tijdstip van ontruiming van het gehuurde;
5.5
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot op heden begroot op € 1.031,43;
5.6
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.