ECLI:NL:RBZWB:2023:6265

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
10115467 CV EXPL 22-2967 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en vaststellingsovereenkomst in geschil tussen tandartspraktijk en leverancier van tandheelkundige materialen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de eiser, Dental Partners Rotterdam B.V., een vordering ingesteld tegen een tandartspraktijk, aangeduid als gedaagde in conventie. De vordering betreft een bedrag van € 2.404,51 uit hoofde van een vaststellingsovereenkomst, die volgens de eiser niet is nagekomen door de gedaagde. De eiser stelt dat er een overeenkomst is gesloten tijdens een gesprek op 20 december 2021, waarin de gedaagde zou hebben ingestemd met de voorwaarden van de vaststellingsovereenkomst. De gedaagde betwist echter dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en voert aan dat hij nooit heeft ingestemd met het voorstel van de eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de vaststellingsovereenkomst is gesloten, en dat de gedaagde in verzuim is geraakt door de betaling van de openstaande bedragen uit de overeenkomst. De rechtbank heeft de vordering van de eiser toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met contractuele rente en proceskosten. In reconventie heeft de gedaagde vorderingen ingesteld tegen de eiser, waaronder schadevergoeding en terugname van geleverde goederen. Deze vorderingen zijn door de rechtbank afgewezen, omdat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en de rechtbank oordeelt dat de eiser niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.

De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke bevestigingen van afspraken en de gevolgen van het niet tijdig reageren op dergelijke bevestigingen. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie, en heeft de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10115467 CV EXPL 22-2967
vonnis d.d. 23 augustus 2023
inzake
de besloten vennootschap Dental Partners Rotterdam B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. R.C.H. Bruinier, advocaat te Ede,
tegen
[gedaagde in conventie]h.o.d.n.
[bedrijf gedaagde],
kantoorhoudende te [adres] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. A.C.M. van der Voet, werkzaam ten kantore van DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “DPR” en “ [gedaagde in conventie] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 21 december 2022 met de daarin genoemde stukken;
b. de op 14 februari 2023 ter griffie ontvangen conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende een akte wijziging van eis in conventie, met producties;
c. de brief van de zijde van [gedaagde in conventie] van 6 april 2023 met producties;
d. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 18 april 2023.

2.Het geschil

In conventie:
2.1
DPR vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] :
  • primair te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.404,51 uit hoofde van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, te vermeerderen met de contractuele vertragingsrente over een bedrag van € 1.687,06 vanaf 31 augustus 2022 tot de dag van de algehele voldoening;
  • subsidiair te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.473,49 uit hoofde van de tussen partijen sinds 2 december 2021 openstaande facturen, te vermeerderen met de contractuele vertragingsrente over een bedrag van € 3.858,18 vanaf 24 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening;
  • primair en subsidiair te veroordelen in de proceskosten, de nakosten en de rente daarover.
2.2
[gedaagde in conventie] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van DPR in de proceskosten.
In reconventie:
2.3
[eiser in reconventie] vordert DPR te veroordelen tot:
- betaling van een bedrag van € 1.500,00 per dag aan schadevergoeding vanaf 3 november 2022;
- terugname van de vijf behandelstoelen;
- betaling van de afkoopsom van de overeenkomst tussen [eiser in reconventie] en De Lage Landen Vendorlease B.V. (verder: DLL);
- betaling van de proceskosten.
2.4
DPR voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser in reconventie] in de proceskosten en de rente daarover.

3.De beoordeling

In conventie en reconventie:
3.1
Tussen partijen staat het volgende vast:
- DPR exploiteert een onderneming in het adviseren, verkopen, begeleiden en leveren van een totaalpakket aan tandheelkundige materialen en installaties;
- [gedaagde in conventie] exploiteert een tandartspraktijk, gespecialiseerd in implantologie en totale gebitsrenovatie;
- op 18 maart 2021 is er een financiële lease-huurkoopovereenkomst gesloten tussen [gedaagde in conventie] en DLL met betrekking tot diverse goederen die hij voor zijn onderneming heeft besteld, waaronder een Busch Vacuüm generator hoogvacuüm 400V (verder: de vacuümpomp) met installatie en toebehoren;
- DPR heeft daarnaast in opdracht van [gedaagde in conventie] werkzaamheden verricht. Op de overeenkomsten zijn de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van DPR (versie 24 mei 2018) van toepassing;
- uit hoofde van die werkzaamheden zijn op 3 mei 2021, 27 augustus 2021 en 28 september 2021 facturen aan [gedaagde in conventie] gestuurd voor een totaalbedrag van € 6.671,43;
- op 28 juli 2021 heeft er schade opgetreden aan de vacuümpomp. Een monteur van Busch B.V. heeft geconstateerd dat er water en vocht uit de pomp kwam en de vacuümleiding vol met vocht en bloed zat;
- op 27 augustus 2021 bericht de directeur van DPR aan [gedaagde in conventie] dat door Busch B.V. is vastgesteld dat er bloed en vocht is doorgeslagen in de droge leiding door ondeskundig gebruik, zodat de vervanging van de vacuümpomp niet onder de garantie valt;
- op 3 november 2021 heeft DPR op een serviceverzoek van [gedaagde in conventie] aan [gedaagde in conventie] bericht geen diensten meer aan haar te verlenen;
- op 21 december 2021 heeft de directeur van DPR per e-mail aan [gedaagde in conventie] bericht:
“(…) Hierbij bevestig ik de gemaakte afspraken.
Wij zullen factuur 113613 geheel crediteren (reeds aan jou gemaild) en factuur 113615 voor 50% (reeds aan jou gemaild).
Het resterende openstaande bedrag (zie bijlage) van € 4.500,31 wordt per omgaande overgemaakt op onze rekening.
Hierna verlenen wij elkaar finale kwijting.
Onder voorbehoud van al onze rechten. (…)”;
- op voornoemd e-mailbericht heeft [gedaagde in conventie] niet gereageerd;
- op 21 december 2021 heeft DPR een creditfactuur aan [gedaagde in conventie] toegestuurd voor een bedrag van € 809,51. Deze heeft [gedaagde in conventie] behouden;
- [gedaagde in conventie] heeft een bedrag van € 2.813,25 op de resterende facturen voldaan.
In conventie:
3.2
DPR vordert primair nakoming van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Zij stelt dat [gedaagde in conventie] deze ten onrechte onbetaald laat, zodat hij rente en kosten verschuldigd is geworden. Het geschil tussen partijen over de vacuümpomp is immers met die vaststellingsovereenkomst afgesloten, zodat [gedaagde in conventie] over had moeten gaan tot betalen. Voor zover niet komt vast te staan dat er een vaststellingsovereenkomst is gesloten tussen partijen voert DPR subsidiair aan dat de schade aan de vacuümpomp is veroorzaakt door onjuist gebruik door (medewerkers van) [gedaagde in conventie] . De vervanging van de vacuümpomp viel dan ook niet onder de garantie. DPR heeft uit coulance een tijdelijke pomp in bruikleen gegeven, die later is vervangen door een vervangende pomp. De daarmee samenhangende kosten moet [gedaagde in conventie] dan ook betalen. DPR vordert dan ook subsidiair betaling van het oorspronkelijk openstaande bedrag.
3.3
[gedaagde in conventie] voert primair aan dat er geen vaststellingsovereenkomst is gesloten. [gedaagde in conventie] heeft immers tijdens het bewuste gesprek tussen partijen niet ingestemd met een voorstel van DPR. DPR zou het voorstel op de mail zetten. Het desbetreffende e-mailbericht, waar DPR naar verwijst, heeft [gedaagde in conventie] nooit beantwoord, zodat DPR hieruit af had moeten leiden dat hij het er niet mee eens was. Mogelijk heeft hij dit ook telefonisch aan DPR doorgegeven. Met betrekking tot de subsidiaire vordering voert [gedaagde in conventie] aan dat eind juli schade is ontstaan aan de vacuümpomp. [gedaagde in conventie] is van mening dat dit is veroorzaakt doordat de vacuümpomp verkeerd is afgesteld door DPR. DPR had de vervanging van de pomp dan ook onder de garantie af moeten doen. Zij weigert dit echter, nu zij van mening is dat het gaat om onjuist gebruik. DPR heeft bovendien een vacuümpomp met een kleiner vermogen geplaatst, dus [gedaagde in conventie] heeft nooit terug ontvangen waarvoor hij betaalt. Hij schort dan ook terecht de betaling van de facturen op.
3.4
Tussen partijen staat vast dat er op 20 december 2021 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen partijen, waarin is gesproken over het tussen partijen ontstane geschil met betrekking tot de vacuümpomp.
3.5
DPR stelt dat in dat gesprek de vaststellingsovereenkomst is gesloten tussen partijen, zoals zij bij e-mailbericht van 21 december 2021 aan [gedaagde in conventie] heeft bevestigd. [gedaagde in conventie] betwist het voorgaande, nu hij van mening is dat nog een voorstel zou worden gedaan en hij nimmer op het voornoemde e-mailbericht (met daarin het voorstel) heeft gereageerd.
3.6
De kantonrechter overweegt dat [gedaagde in conventie] het doet voorkomen alsof het voornoemde e-mailbericht van DPR heeft te gelden als een aanbod, wat niet door haar is aanvaard, zodat, ingevolge artikel 6:217 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Dit volgt echter niet uit het desbetreffende e-mailbericht. DPR stelt immers dat tijdens het gesprek op 20 december 2021 de overeenkomst is gesloten, die zij heeft bevestigd per voornoemde e-mail. Het e-mailbericht moet dan ook gezien worden als een bevestiging van de op 20 december 2021 gemaakte afspraken en dat volgt ook uit de inhoud van het e-mailbericht. Als DPR die afspraken verkeerd had begrepen, had het voor de hand gelegen dat [gedaagde in conventie] op enig moment (waarschijnlijk kort na ontvangst van dat bericht) had geprotesteerd tegen de inhoud van het e-mailbericht. Hiervan is, hoewel dit is gesteld door [gedaagde in conventie] , niet gebleken. Voor de hand ligt dan ook dat [gedaagde in conventie] geen bezwaar had tegen de inhoud van het bericht. Voorts is het zo dat [gedaagde in conventie] de creditfactuur heeft ontvangen en zonder protest heeft behouden en dat hij op 21 december 2021 een aanzienlijk bedrag aan DPR heeft betaald, terwijl hij, zoals hij stelt, de betalingen aan DPR op dat moment opschortte. Ook hieruit volgt dat ook [gedaagde in conventie] op dat moment van mening was dat partijen hun geschil onderling beslecht hadden. Naar het oordeel van de kantonrechter is door [gedaagde in conventie] dan ook onvoldoende betwist dat de vaststellingsovereenkomst tussen partijen gesloten is. De kantonrechter gaat dan ook uit van de afspraken tussen partijen, zoals opgenomen in het e-mailbericht van 21 december 2021.
3.7
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:900 lid 1 BW wordt een vaststellingsovereenkomst gesloten, omdat partijen een geschil of onzekerheid willen beëindigen of voorkomen. Nu is vast komen te staan dat er sprake was van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen, die, gelet op de door DPR doorgevoerde crediteringen, zag op het geschil omtrent de vacuümpomp, kan daar niet op teruggekomen worden. Aan de stellingen van [gedaagde in conventie] wordt dan ook voorbijgegaan.
3.8
De primair gevorderde hoofdsom is toewijsbaar.
3.9
DPR vordert vervolgens een bedrag van € 575,03 aan buitengerechtelijke kosten. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag is echter gerelateerd aan de volledige hoofdsom, die [gedaagde in conventie] op grond van de vaststellingsovereenkomst moest betalen, terwijl de buitengerechtelijke kosten pas zijn gemaakt, nadat [gedaagde in conventie] al een groot deel van het bedrag had betaald. De kantonrechter zal dan ook een bedrag van € 253,06, gerelateerd aan de toen nog openstaande hoofdsom, toewijzen.
3.1
De gevorderde contractuele rente is als niet, dan wel onvoldoende, weersproken toewijsbaar.
In reconventie:
3.11
[eiser in reconventie] verwijst naar zijn standpunt in conventie en stelt dat DPR ten onrechte niet een gelijkwaardige pomp heeft geplaatst. De huidige pomp heeft een te laag vermogen om op alle stoelen van [eiser in reconventie] te draaien, zodat hij zijn onderneming niet uit kan breiden. Hierdoor lijdt hij schade. Die schade dient DPR te vergoeden. Bovendien ontstaan er steeds meer gebreken aan de door DPR geleverde apparatuur, die DPR thans weigert te verhelpen, zodat zijn onderneming stil komt te liggen. Gelet op de houding van DPR jegens [eiser in reconventie] maakt DPR misbruik van haar positie als monopolist in Nederland en is de verhouding tussen partijen inmiddels verstoord. [eiser in reconventie] vraagt dan ook DPR te verplichten de geleasete goederen terug te nemen en DPR te veroordelen dat zij de daaruit voortvloeiende kosten richting DLL voldoet.
3.12
DPR voert aan dat [eiser in reconventie] ten onrechte is opgehouden de facturen te betalen, zoals in conventie is betoogd. Daarbij heeft hij zelfs de facturen die zagen op andere werkzaamheden niet voldaan. Dit heeft uiteindelijk geleid tot opschorting door DPR van haar diensten aan [eiser in reconventie] . Zij was daartoe gerechtigd. Voor zover zij gehouden was een vacuümpomp te leveren onder de garantie, kon zij niet beter aan haar verplichting voldoend dan door het leveren van deze pomp. Een andere pomp was niet beschikbaar. Bovendien is deze voldoende krachtig om voor meerdere stoelen te gebruiken. Tot slot voert zij aan geen monopolist te zijn in Nederland, zodat [eiser in reconventie] ook een andere partij kan vragen het onderhoud te verrichten aan zijn apparatuur.
3.13
De kantonrechter overweegt dat de gevorderde schadevergoeding voortvloeit uit het geschil, waarvoor een vaststellingsovereenkomst is gesloten. Gelet op hetgeen in conventie onder 3.7 is overwogen is de gevorderde schadevergoeding niet toewijsbaar.
3.14
Met de gevorderde terugname van de goederen bedoelt [eiser in reconventie] , zo begrijpt de kantonrechter, de lease-huurkoopovereenkomst tussen hem, DLL en DPR te ontbinden. Immers, in dat geval ontstaan er ongedaanmakingsverplichtingen, waaronder het terugnemen van de door DPR geleverde goederen. De gevorderde vergoeding van de afkoopsom aan DLL is vervolgens te kwalificeren als schadevergoeding, voortvloeiende uit de ontbinding van de overeenkomst tussen partijen.
3.15
Afgezien van de vraag of ontbinding van de overeenkomst tussen partijen in deze procedure mogelijk is, nu DLL niet in de procedure is betrokken, overweegt de kantonrechter met betrekking tot die ontbinding het volgende.
3.15.1
In artikel 6:265 BW is opgenomen dat iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. Het voorgaande betekent dat er enkel reden is tot ontbinding van de overeenkomst tussen partijen als sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door DPR en deze tekortkoming voldoende ernstig is om de ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen.
3.15.2
[eiser in reconventie] legt, naast zijn standpunt met betrekking tot de vacuümpomp, nog ten grondslag aan zijn beroep op ontbinding en schadevergoeding dat er inmiddels sprake is van een verstoorde verhouding tussen partijen door het geschil omtrent de vacuümpomp en dat DPR haar monopolypositie misbruikte tijdens dat geschil.
3.15.3
De kantonrechter overweegt dat [eiser in reconventie] de factuur van 3 mei 2021 niet heeft betaald. Deze was opeisbaar, voordat er schade optrad aan de vacuümpomp. Die factuur van € 2.813,25 (incl. btw) zag bovendien op de montage van een röntgenpilaar, zodat deze niet kon worden opgeschort in het kader van de vacuümpomp. [eiser in reconventie] heeft de factuur onbetaald gelaten, terwijl op dat moment enkel nog afwerkdoppen ontbraken. Dit rechtvaardigde, naar het oordeel van de kantonrechter, niet de opschorting van de gehele factuur, zodat [eiser in reconventie] op dat moment al in verzuim was. DPR had op dat moment een beroep op opschorting kunnen doen, maar heeft haar dienstverlening toen nog niet stopgezet.
3.15.4
Vervolgens ontstaat eind juli 2021 het geschil met betrekking tot de vacuümpomp. [eiser in reconventie] stelt dat dit is veroorzaakt door een foutieve afstelling van de pomp door DPR. Hierdoor zou de opvangzak zijn gescheurd. Ook zou het systeem niet werken zonder opvangzak of met een onjuiste plaatsing van de opvangzak. Hij beroept zich dan ook op een gebrekkige oplevering door DPR, zodat hij die stelling voldoende moet onderbouwen. Hoewel hij stelt dat meerdere monteurs en bedrijven het voorgaande hebben beaamd, heeft hij geen bewijs overgelegd van die stellingen. De gescheurde zak is niet overgelegd en ook zijn geen schriftelijke verklaringen op dit punt in het geding gebracht. DPR stelt daartegenover en onderbouwd die stelling met stukken van Busch B.V. dat de schade aan de pomp is veroorzaakt door foutief gebruik. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook onvoldoende onderbouwd dat de schade aan de pomp is veroorzaakt door DPR, althans dat dit op haar kosten zou moeten worden verholpen. DPR is op dat moment niet tekort geschoten. [eiser in reconventie] heeft vervolgens ook die facturen niet betaald, wat er ook nog niet toe heeft geleid dat DPR haar dienstverlening heeft stopgezet.
3.15.5
DPR heeft haar dienstverlening pas gestaakt op het moment dat de factuur van 28 september 2021, die ook op werkzaamheden zag die niet samenhingen met de vacuümpomp, niet werd betaald. [eiser in reconventie] was toen echter al vanaf eind mei 2021 in verzuim. DPR heeft, naar het oordeel van de kantonrechter, dan ook gerechtvaardigd een beroep op opschorting gedaan.
3.15.5
Voor zover dus sprake is van een verstoorde verhouding tussen partijen, komt dit niet voor rekening van DPR. Dit betekent dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake was van een tekortkoming, dan wel een voldoende ernstige tekortkoming, om de overeenkomst te ontbinden. Dientengevolge is de gevorderde schadevergoeding evenmin toewijsbaar.
3.16
De conclusie is dat de vorderingen van [eiser in reconventie] worden afgewezen.

4.De kosten

In conventie:
4.1
[gedaagde in conventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van DPR worden deze begroot op een bedrag van € 108,41 aan dagvaardingskosten, een bedrag van € 365,00 aan griffierecht en een bedrag van € 398,00 aan gemachtigdensalaris (2 punten à € 199,00 voor de dagvaarding en de mondelinge behandeling), zijnde een totaalbedrag van € 871,41.
In reconventie:
4.2
[eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Gelet op de samenhang tussen de conventie en de reconventie, wordt per proceshandeling een half salarispunt toegekend. Aan de zijde van DPR worden de kosten begroot op een bedrag van € 199,00 aan gemachtigdensalaris (2 x ½ punt à € 199,00 voor de conclusie van antwoord in reconventie en de mondelinge behandeling).
In conventie en reconventie:
4.3
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten worden toegewezen als in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
veroordeelt [gedaagde in conventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan DPR te betalen een bedrag van € 2.404,51, te vermeerderen met de contractuele rente (de wettelijke handelsrente te vermeerderen met 4%) over een bedrag van € 1.687,06 vanaf 31 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de kosten van dit geding, aan de zijde van DPR tot op heden begroot op een bedrag van € 871,41, daarin begrepen een bedrag van € 398,00 als salaris voor de gemachtigde van DPR, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser in reconventie] in de kosten van dit geding, aan de zijde van DPR tot op heden begroot op een bedrag van € 199,00 als salaris voor de gemachtigde van DPR, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
In conventie en in reconventie:
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling, en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.