In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 17 januari 2023 tegen het besluit van 29 december 2022 betreffende het verzoek van 30 november 2022 als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiser heeft op 17 januari 2023 een bezwaarschrift ingediend. Het college had binnen zes weken moeten beslissen, maar heeft de termijn met zes weken verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 4 mei 2023 viel. Aangezien het college niet tijdig heeft beslist, heeft eiser het college op 22 mei 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het college alsnog een besluit moet nemen en legt een beslistermijn van twee weken op, zoals bepaald in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
De rechtbank wijst het verzoek van het college om een langere termijn van twaalf weken af, omdat de beslistermijn al meer dan vier maanden is overschreden. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, maar het college moet wel het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten op 6 september 2023.