In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ontbinding van een geregistreerd partnerschap tussen een vrouw en een man, die op 15 februari 2021 in de gemeente [plaats01] zijn aangegaan. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Czarnota, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L. Küppers-van Duivenbooden, hebben beiden verzocht om ontbinding van het partnerschap, waarbij zij stelden dat het partnerschap duurzaam ontwricht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontwrichting niet is betwist en heeft de verzoeken tot ontbinding toegewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank zich gebogen over de verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen, die bestond uit de goederen en schulden die voor en tijdens het partnerschap zijn verkregen. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen om de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke goederen beoordeeld, waaronder de woning, inboedelgoederen, motorscooters en bankrekeningen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw de woning in beginsel moet kunnen behouden, mits zij in staat is om de hypothecaire lening te financieren en de man kan worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
De rechtbank heeft ook de waardestijging van de woning in overweging genomen, waarbij is vastgesteld dat de waardestijging die vóór het partnerschap heeft plaatsgevonden aan de vrouw toekomt. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om een gebruiksvergoeding afgewezen, omdat de vrouw alle lasten van de woning voldoet en er geen ruimte is voor een vergoeding gezien de verwachte verdeling op korte termijn. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Meyboom, in tegenwoordigheid van griffier mr. Hurkmans.