ECLI:NL:RBZWB:2023:6278

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
10387709 CV EXPL 23-586
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst woonruimte met verlenging ontruimingstermijn

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen de stichting Beveland Wonen en [gedaagde01] B.V. als bewindvoerder over de goederen van [belanghebbende01], en [gedaagde02]. Beveland vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van negen maanden. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleverde. De omstandigheden waaronder de huurachterstand is ontstaan, werden als risico van [belanghebbende01] en [gedaagde02] beschouwd. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming toegewezen, maar de ontruimingstermijn verlengd tot 30 september 2023, rekening houdend met de belangen van de vijf inwonende kinderen van [gedaagde02]. De kantonrechter benadrukte dat Beveland niet verplicht is om het vonnis tot ontruiming uit te voeren, mits er een goede betalingsregeling wordt getroffen. Daarnaast zijn de vorderingen tot betaling van de huurachterstand en buitengerechtelijke kosten toegewezen, met inachtneming van de wettelijke tarieven. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10387709 CV EXPL 23-586
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING BEVELAND WONEN,
gevestigd te Goes,
eisende partij,
gemachtigde: [naam] van AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders te Bergen op Zoom,
tegen
1. de besloten vennootschap
[gedaagde01] B.V., in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [belanghebbende01],
gevestigd te [plaats01] ,
2.
[gedaagde02],
wonende te [woonplaats01]
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. B. Blanckenburg.
Partijen worden hierna Beveland, de bewindvoerder en [gedaagde02] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 mei 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de e-mail van 7 juli 2023 zijdens Beveland met aanvullende producties;
- de e-mail van 13 juli 2023 zijdens de bewindvoerder met een aanvullende productie;
- de mondelinge behandeling van 14 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
Beveland vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst te ontbinden en de bewindvoerder en [gedaagde02] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, alsmede om de bewindvoerder en [gedaagde02] te veroordelen tot betaling van een bedrag aan (achterstallige) huur, gebruiksvergoeding en buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met proceskosten en rente.
2.2
Op het moment van dagvaarden bedroeg de huurachterstand vijf maanden. Bij zijn
e-mail van 7 juli 2023 heeft de gemachtigde van Beveland een specificatie overgelegd van de huurachterstand per die datum. Hieruit volgt dat de huurachterstand is opgelopen tot negen maanden. Dit wordt door de bewindvoerder en [gedaagde02] niet betwist. Dat betekent dat [belanghebbende01] en [gedaagde02] de huurovereenkomst al langere tijd niet nakomen. Beveland heeft stukken in het geding gebracht waaruit volgt dat het ook niet voor het eerst is dat er een forse huurachterstand is ontstaan. Door de bewindvoerder en [gedaagde02] is niet weersproken dat deze huurachterstand er zelfs toe heeft geleid dat [belanghebbende01] en [gedaagde02] bij vonnis van 29 december 2021 zijn veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Het is hen gelukt om de huurachterstand volledig in te lopen, zodat Beveland niet daadwerkelijk tot ontruiming over is gegaan. Echter zijn [belanghebbende01] en [gedaagde02] sindsdien weer gestopt met het betalen van de huur. Er is dus sprake van een tekortkoming, zodat de huurovereenkomst in beginsel ontbonden kan worden.
2.3
De bewindvoerder en [gedaagde02] betwisten niet langer dat zij ernstig tekortgekomen zijn in de nakoming van de huurovereenkomst. Zij hebben toegelicht dat [belanghebbende01] een geschil heeft met de voormalig boekhouder van zijn besloten vennootschap en hem in privé. Deze boekhouder heeft veel stukken van [belanghebbende01] en de besloten vennootschap in zijn bezit, welke hij weigert te overhandigen. Door het ontbreken van de stukken is [belanghebbende01] het overzicht over zijn financiën volledig verloren. Er is sprake van complexe schuldenproblematiek. Hierdoor komt de bewindvoering moeilijk van de grond. [belanghebbende01] verdient een klein inkomen met zijn werkzaamheden als ondernemer en mevrouw [gedaagde02] geniet een Ziektewetuitkering. Daarvan betalen zij momenteel de wekelijkse boodschappen voor henzelf en hun vijf inwonende jonge kinderen. Er is op dit moment onvoldoende inkomen om daarnaast de maandelijkse huur te betalen. Er kan geen bijstandsuitkering worden aangevraagd zolang de besloten vennootschap niet is afgewikkeld. De bewindvoerder verwacht de komende weken tot maanden wel enige verbetering in de situatie. De bewindvoerder hoopt dat [belanghebbende01] en [gedaagde02] worden toegelaten tot het schuldsaneringstraject. Op dit moment is er vooral tijd nodig om het een en ander op poten te zetten. De bewindvoerder en [gedaagde02] hebben om een ontruimingstermijn van minimaal twee maanden gevraagd.
2.4
De kantonrechter oordeelt dat het laten ontstaan van een huurachterstand van negen maanden een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert. De omstandigheden waaronder de huurachterstand is ontstaan komen, hoe vervelend ook, voor rekening en risico van [belanghebbende01] en [gedaagde02] . Ook het achterhouden van de stukken door de voormalig boekhouder van [belanghebbende01] , waardoor het bewind moeilijk op gang komt, is een omstandigheid die ligt aan de kant van [belanghebbende01] en [gedaagde02] . Inmiddels is de bewindvoerder aan de slag, maar concreet uitzicht op volledige betaling van de huurachterstand en de lopende huur is er nog niet. De tekortkoming rechtvaardigt mede gelet daarop de ontbinding en de vordering daartoe zal daarom worden toegewezen.
2.5
De vordering tot ontruiming van het gehuurde zal eveneens worden toegewezen, maar niet op een termijn van twee weken. De kantonrechter ziet in de door de bewindvoerder en [gedaagde02] aangevoerde omstandigheden, in het bijzonder de belangen van de vijf inwonende kinderen, voldoende grond om de ontruimingstermijn te verlengen tot en met 30 september 2023. Dit geeft de bewindvoerder en [gedaagde02] tijd om orde op zaken te stellen. Een ontruimingstermijn van twee maanden of langer oordeelt de kantonrechter niet gerechtvaardigd, gelet op de ernst en de herhaling van de tekortkoming.
2.6
De kantonrechter wijst de bewindvoerder en [gedaagde02] erop dat Beveland niet verplicht is van het vonnis tot ontruiming gebruik te maken. Een goede betalingsregeling, die stipt wordt nagekomen, en tijdige betaling van de lopende huur leiden er vaak toe dat het niet tot een ontruiming van het gehuurde komt.
2.7
Beveland heeft ook betaling gevorderd van de huurachterstand tot 1 augustus 2023 van € 6.569,30. Bij de berekening van haar vordering gaat Beveland ervan uit dat de huurprijs met ingang van 1 juli 2023 is verhoogd van € 727,82 naar € 746,74. De bewindvoerder en [gedaagde02] hebben daar geen verweer tegen gevoerd. De gevorderde huurachterstand wordt daarom toegewezen.
2.8
In haar aanmaning zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW heeft Beveland aanspraak gemaakt op een bedrag van € 132,10 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Bij dagvaarding wordt door Beveland echter een bedrag van € 242,20 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Dit bedrag is hoger dan het tarief dat in de aanmaning is genoemd en ook hoger dan het wettelijke tarief van € 132,10 inclusief btw. De kantonrechter zal de vordering toewijzen tot het wettelijke tarief.
2.9
Verder vordert Beveland wettelijke rente ter hoogte van € 11,25 tot 2 maart 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.639,10 vanaf 6 maart 2023 tot aan de dag van algehele voldoening. Deze vordering zal als niet weersproken worden toegewezen.
2.1
De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van (een bedrag gelijk aan) de huurprijs van € 746,74 per maand vanaf 1 augustus 2023 tot aan het moment van ontruiming op grond van het voorgaande eveneens toe.
2.11
De bewindvoerder en [gedaagde02] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Beveland worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding € 133,11
- griffierecht € 487,00
- salaris gemachtigde € 660,00 (2,00 punten x € 330,00)
- nakosten
€ 132,00(maximale tarief)
- totaal € 1.412,11

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen [belanghebbende01] en [gedaagde02] als huurders en Beveland als verhuurder betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te ( [postcode01] ) [woonplaats01] , aan het [adres01] ;
3.2
veroordeelt de bewindvoerder en [gedaagde02] om het gehuurde uiterlijk op 30 september 2023 met al de zijnen en het zijne te ontruimen en verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Beveland te stellen;
3.3
veroordeelt de bewindvoerder en [gedaagde02] hoofdelijk, en wel zo dat wanneer de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, om aan Beveland te betalen:
- een bedrag van € 6.569,30 aan achterstallige huur tot en met 31 juli 2023, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente tot 2 maart 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.639,10 vanaf 6 maart 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
- een bedrag van € 746,74 per maand of gedeelte daarvan aan huur vanaf 1 augustus 2023 tot de ontbinding van de huurovereenkomst;
- een bedrag van € 746,74 per maand of gedeelte daarvan aan gebruiksvergoeding vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot de feitelijke ontruiming van het gehuurde;
3.4
veroordeelt de bewindvoerder en [gedaagde02] in de proceskosten van € 1.412,11, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moeten de bewindvoerder en [gedaagde02] ook de kosten van betekening betalen;
3.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.