ECLI:NL:RBZWB:2023:6281

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
C/02/407920 / FA RK 23-1477
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van ouderlijk gezag en zorgregeling in een geregistreerd partnerschap met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de wijziging van het ouderlijk gezag en de zorgregeling van twee minderjarige kinderen, geboren uit een geregistreerd partnerschap tussen de vrouw en de man. De vrouw verzocht om eenhoofdig gezag, stellende dat de man niet meewerkte aan belangrijke beslissingen omtrent de kinderen, wat leidde tot onrust en problemen in de communicatie. De man voerde verweer en stelde dat er geen gewijzigde omstandigheden waren die een wijziging van het gezag rechtvaardigden. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juni 2023 waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en was ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om het verzoek tot wijziging van het gezag te honoreren, omdat de man een actieve rol in het leven van de kinderen had en partijen bereid waren om aan hun communicatie te werken. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af en bepaalde dat het contact tussen de man en de kinderen gewaarborgd moest blijven, met een zorgregeling die voorziet in contact eenmaal per veertien dagen. Tevens werd een hulpverleningstraject opgelegd om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en de belangen van de kinderen te waarborgen. De rechtbank legde ook een informatieregeling op, zodat de man beter geïnformeerd zou worden over de kinderen. De verzoeken van de man om dwangsommen en proceskostenveroordeling werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/407920 / FA RK 23-1477
datum uitspraak: 29 juni 2023
beschikking over ouderlijk gezag en wijziging contactregeling
in de zaak van
[de vrouw01],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. de Maaré,
en
[de man01],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. Z. Gademan.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 22 maart 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- de brief van mr. De Maaré van 2 juni 2023 met bijlagen;
- het op 5 juni 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen van de man;
- de beschikking van deze rechtbank van 25 augustus 2021 met aangehechte het ouderschapsplan.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 7 juni 2023. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen. Zij werden bijgestaan door hun advocaat. Ook was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.
1.3. De kinderen van partijen, [minderjarige01] en [minderjarige02] , zijn gelet op hun leeftijd in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek. Van deze gelegenheid hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Zoals blijkt uit de stellingen en ingediende stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen hebben een geregistreerd partnerschap met elkaar gehad van [datum 1] 2007 tot [datum 2] 2020;
- tijdens hun geregistreerd partnerschap zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2007, en
2. [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2013;
- partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
In het genoemde ouderschapsplan hebben partijen onder andere opgenomen dat de kinderen gedurende de periode op de basisschool in de schoolweken na schooltijd op woensdag bij hun vader zijn. De man haalt de kinderen uit school en de vrouw komt de kinderen om 19.00 uur ophalen. Vanaf het moment dat [minderjarige01] en later [minderjarige02] naar de middelbare school gaan, zal in samenspraak met hen opnieuw naar deze afspraak worden gekeken. Ook hebben partijen afgesproken dat de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man verblijven. Partijen evalueren deze regeling in december 2020. Vakanties en feestdagen verdelen partijen in onderling overleg.

3.De verzoeken

De vrouw verzoekt, samengevat:
  • bepaling dat voortaan aan haar alleen het gezag over de kinderen toekomt;
  • wijziging van de zorgregeling, in die zin dat:
o de kinderen eenmaal per veertien dagen in de oneven schoolweken van zaterdag 11.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man verblijven, waarbij [minderjarige01] de vrijheid wordt geboden om de duur dat hij bij de man is te bekorten als dat vanwege de onderlinge verstandhouding tussen de man en [minderjarige01] door [minderjarige01] passend wordt geacht;
o deze regeling doorloopt gedurende de schoolvakanties wanneer de vrouw en de kinderen niet op vakantie zijn;
o als er bij de kinderen en de man behoefte is aan extra contactmomenten met de man deze kunnen worden ingepland, mits het korte momenten zijn (maximaal 1 dag per keer zonder overnachting).
De man verzoekt, samengevat:
  • gelasting van een raadsonderzoek, waarbij specifiek aandacht moet zijn voor de vraag of in casu sprake is van ouderverstoting/oudervervreemding;
  • primair
bepaling dat de man en [minderjarige02] gerechtigd zijn tot contact met elkaar:
o eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur;
o wekelijks op woensdagmiddag waarbij de man [minderjarige02] op school ophaalt en de vrouw [minderjarige02] om 19.00 uur ophaalt bij de man;
bepaling dat de man en [minderjarige01] gerechtigd zijn tot contact met elkaar:
o eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur;
o wekelijks op een door [minderjarige01] te bepalen moment na schooltijd;
bepaling dat de man en de kinderen tijdens vakanties en feestdagen gerechtigd zijn tot contact met elkaar op de wijze zoals vastgelegd in het door partijen op 6 september 2020 ondertekende en door de rechtbank bij beschikking van 25 augustus 2021 bekrachtigde ouderschapsplan;
subsidiair
bepaling dat de man en de kinderen voorlopig (in afwachting van de uitkomsten van het UHA-traject dan wel raadsonderzoek gerechtigd zijn tot contact met elkaar:
o een keer per veertien dagen van zaterdag 11.00 uur tot zondag 19.00 uur;
o in de zomervakantie 2023 van vrijdag 14 juli 2023 19.00 uur tot en met zaterdag 5 augustus 2023 12.00 uur;
o in de kerstvakantie 2023/2024 van zaterdag 30 december 2023 12.00 uur tot en met zondag 7 januari 2024 19.00 uur;
meer subsidiair
een zodanige zorgregeling vast te stellen (voorlopig dan wel definitief) als de rechtbank juist en passend acht;
- bevel aan de vrouw om de door de rechtbank vast te leggen (voorlopige dan wel definitieve) zorgregeling tussen de man en de kinderen na te komen, alsmede de vrouw te veroordelen om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,= per dag (dan wel een nader door de rechtbank te bepalen bedrag) voor iedere dag (een dagdeel daarbij als dag te beschouwen) dat zij nalaat haar medewerking te verlenen aan de door de rechtbank vast te stellen (voorlopige dan wel definitieve) zorgregeling tussen de man en de kinderen;
- bepaling dat de vrouw gehouden is de man elke vier weken – en bij belangrijke gebeurtenissen ook tussentijds – middels een per e-mail aan de man te verzenden verslag van minimaal 1 A4-tje te informeren en te consulteren over gebeurtenissen in het leven van de kinderen, te weten:
o zaken omtrent de gezondheid van de kinderen (ziekte, artsenbezoek en dergelijke);
o zaken betreffende de schoolgang van de kinderen (rapporten, cijfers, voortgang school, gesprekken met leerkrachten/overige medewerkers van school e.d.);
o overige zaken betreffende het wel en wee van de kinderen.
Alsmede te bepalen dat de vrouw, indien aanwezig, kopieën van bijbehorende documenten bij haar verslag dient te voegen. Dit alles op straffe van een door de vrouw aan de man te betalen dwangsom van € 100,= per dag voor iedere dag (een dagdeel daaronder begrepen als dag) dat de vrouw nalaat de man te informeren op de wijze zoals hiervoor beschreven;
- veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

Wijziging ouderlijk gezag & zorgregeling
4.1.
Aan haar verzoek tot eenhoofdig gezag legt de vrouw ten grondslag dat een gezagswijziging in het belang van de kinderen is. De afgelopen jaren heeft de vrouw geprobeerd om het ouderschap samen met de man vorm te geven, maar zij ervaart voortdurend tegenwerking en desinteresse. Voor essentiële zaken rondom de kinderen geeft de man geen gehoor of is een ernstig vertragende factor. Het lukt partijen niet om samen afspraken te maken. Dit zorgt voor veel onrust en ruis waar de kinderen ook last van hebben.
Verder verzoekt de vrouw de zorgregeling te wijzigen. Aan de regeling zoals vastgelegd in het ouderschapsplan wordt voor beide kinderen geen uitvoering meer gegeven. Op dit moment gaat [minderjarige01] niet naar zijn vader toe. [minderjarige01] heeft een moeilijke periode achter de rug. [minderjarige01] heeft aangegeven op dit moment niet naar zijn vader te willen gaan en de vrouw respecteert deze wens. Voor [minderjarige02] hebben partijen besloten de regeling tijdelijk te wijzigen vanwege door school geuite zorgen. [minderjarige02] gaat op dit moment eenmaal per veertien dagen van zaterdag 11.00 uur tot zondag 19.00 uur naar de man. De school heeft de zorgen ook bij Veilig Thuis gemeld en partijen zijn in afwachting van een onderzoek door Veilig Thuis. De vrouw vindt een korter verblijf van de kinderen bij de man ook meer in hun belang, omdat de man de kinderen niet de zorg en aandacht geeft die zij nodig hebben. Ook sluit de man niet goed aan bij de emotionele behoeftes van de kinderen en toont hij weinig betrokkenheid. Op de momenten dat de kinderen bij de man zijn, vinden er regelmatig incidenten plaats.
Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven open te staan voor hulpverlening om de communicatie te verbeteren, maar in de tussentijd moeten er duidelijke afspraken worden gemaakt over het contact tussen de man en de kinderen.
4.2.
De man voert gemotiveerd verweer. Voor een wijziging van het ouderlijk gezag op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet sprake zijn van gewijzigde omstandigheden. De man stelt dat hiervan geen sprake is. De communicatie tussen partijen is sinds het uiteengaan moeizaam en de man erkent dat dit zijn weerslag heeft op de kinderen. Echter, een verstoorde communicatie is op zichzelf geen reden voor een wijziging van het gezag. Verder geeft de man aan dat hij altijd bereid is om zijn toestemming te geven voor (medische) onderzoeken, behandelingen en andere essentiële zaken voor de kinderen. Partijen zijn ook in staat om deze beslissingen te nemen, maar het is wel noodzakelijk dat de vrouw de man volledig en tijdig informeert. De man moet ook de tijd krijgen om na te denken over de te nemen beslissingen. Ook geeft de man aan dat een beëindiging van het gezag geen recht doet aan zijn positie als vader; hij speelt een rol in het leven van de kinderen en hij heeft ook contact met ze. De man vindt het belangrijk dat partijen onder begeleiding van hulpverlening gaan werken aan het verbeteren van de communicatie. Subsidiair stelt de man dat de Raad onderzoek moet doen of een wijziging van het gezag in het belang van de kinderen is.
Voor wat betreft de zorgregeling geeft de man aan dat hij enkel en alleen akkoord is gegaan met een tijdelijke aanpassing van de zorgregeling vanwege het door Veilig Thuis aangekondigde onderzoek. De man heeft het gevoel dat de vrouw de regie neemt in de contacten tussen de man en de kinderen en de man volledig buiten spel zet. Naar de mening van de man moet de regeling in het ouderschapsplan worden hervat. Subsidiair verzoekt de man de Raad om een onderzoek te doen naar de vraag welke zorgregeling in het belang van de kinderen is. Mocht er nader onderzoek worden gedaan, dan kan de man ermee instemmen om de huidige regeling voorlopig te handhaven, in die zin dat de kinderen eenmaal per veertien dagen van zaterdag 11.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man zijn.
4.3.
Op de mondelinge behandeling heeft de Raad geconstateerd dat het voor partijen erg moeilijk is om samen beslissingen te nemen, maar dat zij bereid zijn om hieraan te werken. De Raad wil de mogelijkheid krijgen om te onderzoeken of gezamenlijk gezag nog in het belang van de kinderen is. De Raad verzoekt dan ook om aanhouding van de beslissing op dit verzoek. Voor wat betreft de zorgregeling geeft de Raad aan dat terughoudendheid betracht moet worden in een uitbreiding daarvan. De wens van de kinderen is belangrijk, maar de volledige regie moeten zij niet krijgen. Echter, op dit moment vindt de Raad het niet wenselijk om de zorgregeling uit te breiden vanwege de zorgen die er zijn en het mogelijke gevaar de kinderen te overvragen. In een hulpverleningstraject kan dit onderwerp verder worden uitgediept en besproken. De Raad hoopt wel dat als de kinderen aangeven de man vaker te willen zien de vrouw hierin haar verantwoordelijkheid pakt. Het verzochte Raadsonderzoek vindt de Raad te voorbarig, omdat zij sowieso een vinger aan de pols houden voor het geval partijen worden doorverwezen in het kader van het Uniform Hulpaanbod.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Na uitvoerige bespreking van de standpunten van partijen op de mondelinge behandeling en nadat de Raad haar visie heeft gegeven, is gebleken dat partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en er niet in slagen om met elkaar op ouderniveau te communiceren. De vrouw heeft het gevoel er alleen voor te staan, terwijl de man daarentegen het gevoel heeft buitengesloten te worden door de vrouw. In ieder geval hebben partijen geen enkel vertrouwen in elkaar. Dit heeft zijn weerslag op de kinderen. Met de Raad ziet de rechtbank het belang van hulpverlening. Deze hulpverlening moet zijn gericht op het verbeteren van de communicatie op ouderniveau en het onderzoeken hoe ouders in de toekomst hun gezamenlijke ouderrol gaan vervullen.
4.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek omtrent wijziging van het gezag aan te houden in afwachting van de hulpverlening. Zoals overwogen slagen partijen er niet om met elkaar op ouderniveau te communiceren, maar de rechtbank ziet hierin geen aanleiding om het ouderlijk gezag te wijzigen. De vrouw stelt weliswaar dat de man zijn medewerking niet (tijdig) verleent bij het nemen van belangrijke beslissingen omtrent de kinderen, maar uit de stukken is het de rechtbank gebleken dat dit genuanceerder ligt. In haar beoordeling betrekt de rechtbank verder dat partijen zich beiden bereid hebben verklaard om aan hun onderlinge communicatie te werken. Ook heeft de man een rol in het leven van de kinderen en heeft hij dit ook altijd gehad en gewild. Dit maakt dat er geen reden is om zijn positie als gezagdragend ouder te ontnemen. Het is aan partijen om onder begeleiding van hulpverlening ervoor te zorgen dat hun onderlinge verstandhouding verbetert zodat de kinderen naar de toekomst toe niet klem of verloren zullen raken. Dit zijn partijen verplicht richting hun kinderen. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw daarom af.
4.6.
Verder acht de rechtbank het in het belang van de kinderen dat het contact met de man gewaarborgd blijft. De vrouw heeft op de mondelinge behandeling het belang van contact tussen de man en de kinderen erkend. Dit contact dient zo goed mogelijk gewaarborgd te worden. Met de Raad is de rechtbank wel van oordeel dat hierin voorzichtigheid moet worden betracht. Met name [minderjarige01] is zijn vertrouwen in de man verloren en ziet er tegenop om het contact te hervatten. Toch is de rechtbank van oordeel dat ook hij contact met de man dient te hebben. De man is immers zijn vader en voor zijn identiteitsontwikkeling is het van belang dat het contact hersteld wordt. Zij zullen echter wel een aantal zaken moeten uitpraten en wellicht goede afspraken met elkaar maken over hoe zij met elkaar omgaan en welke grenzen er gesteld worden. Deze hobbel moeten zij samen nemen en de rechtbank roept de vrouw op om [minderjarige01] daarin te ondersteunen. Daarna dient er weer geregeld contact te zijn. De rechtbank zal daarom bepalen dat de kinderen
voorlopiggerechtigd zijn tot contact met de man eenmaal per veertien dagen van zaterdag 11.00 uur tot zondag 17.00 uur. Op de mondelinge behandeling heeft de man ook aangegeven dat hij met deze regeling kan instemmen, indien nader onderzoek wordt gedaan naar de invulling van de zorgregeling. Nu partijen gaan starten met hulpverlening waarbij de Raad op de achtergrond een vinger aan de pols is, is naar het oordeel van de rechtbank aan deze door de man gestelde voorwaarde voldaan. Voor wat betreft de vakanties acht de rechtbank het belangrijk dat, zoals bij kinderen van gescheiden ouders normaal gesproken ook gebeurt, [minderjarige02] en [minderjarige01] tijdens de vakanties zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijven. Gelet op de gespannen verhoudingen ziet de rechtbank wel aanleiding om de kinderen een stem te geven in de verdeling van deze vakanties, zodat zij samen in overleg met beide ouders tot een voor hen prettige verdeling kunnen komen. Gelet op het voorgaande bepaalt de rechtbank dat [minderjarige02] en [minderjarige01] tijdens de zomervakantie van 2023 in de periode van 6 augustus 2023 tot en met zondag 27 augustus 2023 gedurende tien dagen (inclusief overnachtingen) bij de man verblijven. In overleg met de kinderen zal door partijen gezamenlijk worden besloten of deze dagen aaneengesloten zijn of opgeknipt in meerdere delen. De vrouw dient de man vóór 7 juli 2023 te informeren wat de wensen van de kinderen hieromtrent zijn.
De rechtbank wijst de verzochte dwangsom af, nu dit niet passend is in de situatie dat partijen gaan starten met hulpverlening.
4.7.
Zoals al overwogen staan partijen open voor hulpverlening. Met partijen is afgesproken dat zij met de inzet van het hulpverleningstraject (in het kader van het Uniform HulpAanbod) gaan werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor de
kinderen;
- de kinderen hebben een stem in het scheidingsproces, voelen zich gehoord en
gesteund;
- de ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van de
kinderen (zware/systeemgerichte interventie);
- de kinderen en de ouders hebben onbelast contact met elkaar;
- er is inzicht in de mogelijkheden/belemmeringen van beide ouders en de hulp die nodig is om een stabiele opvoedsituatie voor de kinderen te realiseren (binnen de scheidingssituatie);
De resultaten heeft de rechtbank ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is bij deze beschikking gevoegd.
4.8.
De rechtbank zal partijen en de kinderen voor (jeugd)hulpverlening verwijzen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-Oost. Het loket stuurt het verwijzingsformulier met de resultatenlijst naar de gemeentelijke toegang. De toegang maakt samen met partijen een afspraak bij de zorgaanbieder. Met de zorgaanbieder gaan partijen werken aan de hierboven genoemde resultaten.
4.9.
Na afloop van het hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapport op over het verloop en het resultaat van het traject. Ook de toegang maakt een rapport met als bijlage het door de zorgaanbieder opgestelde rapport. De rechtbank verzoekt het loket/de toegang om het volledige rapport uiterlijk op
5 december 2023, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank in te dienen.
4.10.
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank partijen in de gelegenheid binnen twee weken na ontvangst van het rapport aan te geven of een nadere mondelinge behandeling nodig is. Verder maken partijen in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de verzoeken met betrekking tot de
Zorgregeling.
4.11.
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket/de toegang het volledige rapport ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie nodig is. De Raad informeert de rechtbank hierover binnen twee weken na ontvangst van het rapport.
4.12.
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van het rapport direct een advies kan geven, stelt de rechtbank partijen in de gelegenheid zich over dit advies en het verdere procesverloop uit te laten.
4.13.
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de Raad dit onderzoek te verrichten en daarover bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- past een verandering van de zorgregeling door de ouders bij de belangen van de kinderen?
- hoe moet die zorgregeling eruit gaan zien (aard, duur en frequentie)?
4.14.
Na een onderzoek of interventie van de Raad stelt de rechtbank partijen in de gelegenheid op het rapport van de Raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
4.15.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing. Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
4.16.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van de man tot gelasting van een raadsonderzoek af, omdat dit onderzoek reeds, weliswaar voorwaardelijk, geborgd is in de doorverwijzing naar hulpverlening.
Informatieregeling
4.17.
Aan zijn verzoek legt de man ten grondslag dat de vrouw hem onvolledig en onvoldoende informeert over het wel en wee van de kinderen. De man vindt het daarom belangrijk dat hierover duidelijke afspraken worden gemaakt.
4.18.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en stelt dat zij de man na het uiteengaan altijd uitvoerig heeft geïnformeerd over de kinderen. Hierop heeft de man niet positief gereageerd, zodat zij hem enkel over de noodzakelijke zaken is gaan informeren.
4.19.
De rechtbank overweegt dat partijen van mening verschillen of en op welke wijze de man door de vrouw wordt geïnformeerd. Ter voorkoming van discussies en ter bevordering van de duidelijkheid acht de rechtbank het van belang dat een informatieregeling wordt vastgesteld. De rechtbank zal de door de man verzochte informatieregeling vastleggen, behoudens de ‘grootte’ van het verslag (minimaal 1 A4-tje). Verder dient de vrouw zich ervan te vergewissen dat de man als mede gezagdragend ouder ook wordt uitgenodigd voor gesprekken die met professionals worden gevoerd over hun beider kinderen of een van hen. De rechtbank wijst de verzochte dwangsom af, omdat ook hiervoor geldt dat dit niet passend is in de situatie dat partijen gaan starten met hulpverlening.
Proceskossten
4.20.
De man verzoekt om de vrouw te veroordelen in de proceskosten. De vrouw voert gemotiveerd verweer.
4.21.
De rechtbank wijst het verzoek af. De rechtbank acht het niet passend om in een situatie waarin partijen gaan starten met hulpverlening over te gaan tot een proceskostenveroordeling.

5.De beslissing

De rechtbank
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en de minderjarigen
1. [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2007, en
2. [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2013,
in het kader van de zorgregeling
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de wijze zoals overwogen in rechtsoverweging 4.6.;
verwijst partijen en hun kinderen voor een (jeugd)hulpverleningstraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio
West-Brabant-Oost. Het loket stuurt het verwijzingsformulier met de resultatenlijst naar de gemeentelijke toegang. De toegang maakt samen met partijen een afspraak bij de zorgaanbieder;
verzoekt het loket/de toegang om uiterlijk
5 december 2023 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, het volledige rapport over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen;
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, het rapport ook direct toe te sturen aan de Raad;
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na binnenkomst van het rapport de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
verzoekt de Raad, locatie Breda, om, wanneer het (jeugd)hulpverleningstraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de Raad daartoe zelf aanleiding ziet, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in rechtsoverweging 4.13. vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de Raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw gehouden is de man elke vier weken – en bij belangrijke gebeurtenissen ook tussentijds – middels een per e-mail aan hem te verzenden verslag te informeren en te consulteren over gebeurtenissen in het leven van [minderjarige01] en [minderjarige02] , te weten:
  • zaken omtrent de gezondheid van [minderjarige01] en [minderjarige02] (ziekte, artsenbezoeken en dergelijke);
  • zaken betreffende de schoolgang van [minderjarige01] en [minderjarige02] (rapporten, cijfers, voortgang school, gesprekken met leerkrachten/overige medewerkers van school e.d.);
  • overige zaken betreffende het wel en wee van [minderjarige01] en [minderjarige02] ,
alsmede dat de vrouw, indien aanwezig, kopieën van bijbehorende documenten bij haar verslag dient te voegen;
houdt aan de beslissing op het verzoek betreffende een definitieve zorgregeling;
wijst af het verzoek van de vrouw tot wijziging van het ouderlijk gezag;
wijst af de verzoeken van de man betreffende de dwangsommen en de proceskostenveroordeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, en, in tegenwoordigheid van
mr. Hurkmans griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.