In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser H.O.D.N. [bedrijf eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde V.H.O.D.N. [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] voor betaling van verrichte werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde opdracht heeft gegeven aan eiser om werkzaamheden te verrichten bij klanten van gedaagde. Eiser heeft deze werkzaamheden uitbesteed aan derden, maar gedaagde heeft geweigerd te betalen voor de geleverde diensten. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde gehouden is om de facturen voor de uitgevoerde werkzaamheden te betalen, omdat er geen bewijs is dat eiser in gebreke is gebleven. De vordering van eiser, die bestaat uit een restfactuur voor werk in Nieuwegein en arbeids- en materiaalkosten voor werk in Breda, wordt toegewezen. De kantonrechter wijst ook buitengerechtelijke incassokosten toe, maar niet in volle omvang. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 6.060,27, vermeerderd met rente en proceskosten.