ECLI:NL:RBZWB:2023:6318

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
10509555 AZ VERZ 23-29 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M.J.M. Voogt
  • E. van Roosmalen
  • Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en vordering achterstallig loon in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer, [verzoekster01], door de VOF, die een Mexicaans afhaalrestaurant exploiteert. De werknemer was op 1 december 2022 in dienst getreden en werd op 16 maart 2023 ontslagen na een conflict over het gebruik van een bezorgauto. De Curator, die optreedt namens de werknemer, verzocht om vernietiging van het ontslag en betaling van achterstallig loon, transitievergoeding en een billijke vergoeding. De VOF voerde verweer en stelde dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was vanwege werkweigering en ongepast gedrag van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet onverwijld had gewaarschuwd en de redenen voor het ontslag niet tijdig waren gecommuniceerd. De VOF werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde vergoedingen, met uitzondering van de billijke vergoeding, die op nihil werd gesteld. De kantonrechter benadrukte dat een ontslag op staande voet als ultimum remedium moet worden beschouwd en dat de werkgever eerst waarschuwingen had moeten geven voordat een dergelijke zware maatregel werd genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10509555 AZ VERZ 23-29
beschikking d.d. 1 september 2023
inzake
[curator01], vennoot van Bevoorrecht, in haar hoedanigheid van curator van
[verzoekster01],
kantoorhoudende te [plaats01] ,
verzoekster,
gedeeltelijk kosteloos procederende middels een toevoeging met nummer: [nummer01] ,
gemachtigde: mr. M.J.M. Voogt, advocaat te Tilburg,
tegen
1. de vennootschap onder firma [verweerster01]h.o.d.n.
[bedrijf01]t.h.o.d.n.
[bedrijf02],
gevestigd te ( [postcode01] ) [plaats02] aan het [adres01] ,
2. [verweerster02]vennoot van verweerster sub 1, wonende te ( [postcode02] ) [plaats02] aan het [adres02] ,
3. [verweerder03]vennoot van verweerster sub 2, wonende te [plaats03] aan het [adres03] (Verenigde Arabische Emiraten),
verweerders,
gemachtigde: mr. E. van Roosmalen, werkzaam ten kantore van DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te ’s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna de Curator, [verzoekster01] en de VOF worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 15 mei 2023 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
  • het op 4 juli 2023 ter griffie ontvangen verweerschrift met producties;
  • de brief van de Curator van 13 juli 2023 met één productie;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 18 juli 2023;
  • de ter mondelinge behandeling overgelegde pleitnota van de Curator;
  • de ter mondelinge behandeling overgelegde pleitnota van de VOF.

2.Het geschil

2.1
De Curator verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat het door de VOF aan [verzoekster01] gegeven ontslag op staande voet niet voldoet aan de eisen van artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en onregelmatig heeft plaatsgevonden;
- de VOF te veroordelen om binnen acht dagen na betekening van deze beschikking en onder gelijktijdige overlegging van deugdelijke bruto/netto-specificaties over te gaan tot betaling aan de Curator van:
 het achterstallige loon (inclusief wettelijke verhoging) van € 1.178,56 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
 de transitievergoeding van € 78,03 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
 de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 5.992,20 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
 een billijke vergoeding van € 750,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
 het achterstallige loon over de maand maart 2023 (inclusief wettelijke verhoging) van € 108,00 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
 de buitengerechtelijke kosten van € 944,21 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente;
 de proceskosten en eventuele nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2
De VOF voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van de Curator in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat het volgende vast:
-de VOF exploiteert een Mexicaans (afhaal)restaurant onder de formule van ‘ [bedrijf02] ’;
-[verzoekster01] is sinds 27 juli 2021 onder bewind gesteld. Vanaf 30 maart 2023 is het bewind omgezet naar curatele met de Curator als curator;
- [verzoekster01] is op 1 december 2022 in dienst getreden bij de VOF voor de duur van 11 maanden in de functie van algemeen medewerker/bezorger;
- op 16 maart 2023 heeft de heer [verweerster02] (verder: [verweerster02] ) [verzoekster01] naar huis gestuurd en haar die avond uit de Whatsappgroep van het personeel van de VOF verwijderd;
- op 16 maart 2023 bericht [verzoekster01] aan [verweerster02] :
“Wallah ik had dit echt niet van jou verwacht, ik had bij [bedrijf02] nog gesprek met jou waarom heb je me toen niet meteen face to face ontslagen? Waarom zo via tel mij uit de groep gooien? Is echt niet netjes. los van dat begrijp ik de rede niet waarom ik ontslagen ben, omdat ik aangeeft dat ik een auto niet kan rijden? Ik werk 5 dagen in de week elke dag met dezelfde auto, [naam01] werkt 2 dagen in de week en heeft ineens alle rechten? het is toch logisch dat ik in een auto rijd waarin ik gewend ben om te rijden al helemaal omdat ik geen rijbewijs heb. ik weet dat ik zelf ook niet perfect ben en vaak schreeuw en soms te laat kom maar ondanks die dingen ben ik wel een harde werker die 5 dagen in de week voor jou klaar staat en soms zelfs op vrije dagen. dus denk daar maar over na”;
- op 19 maart 2023 bericht [verweerster02] via Whatsapp aan [verzoekster01] :
“De rede dat jij uit de groep bent gegooid is dat ik jou heel vaak waarschuwing heb gegeven maar het helpt niet . Jou gedraag is niet professioneel jij schruwt tegen iedereen . Ik heb heel veel klachten gehad over jou kleding op aangesproken alles bij elkaar jij luistert niet en jou gedraag hoort hier niet thuis .”;
- op 23 maart 2023 heeft [verweerster02] aan de Curator bericht:
“(…) Middels dit bericht bevestig ik de ontslag van mevr [verzoekster01] . Zij is per 16-03-2023 ontslagen bij [bedrijf02] .(…)”;
- op 5 mei 2023 bericht de gemachtigde van de VOF aan de gemachtigde van de Curator dat [verzoekster01] op 16 maart 2023 heeft geweigerd te gaan bezorgen in de Kia (in plaats van de Citroën die zij normaal gebruikte), waarop de VOF haar wegens werkweigering op staande voet heeft ontslagen;
- op 4 mei 2023 verklaart [naam02] :
“I work in the kitchen at [bedrijf02] for a few years and this is the first time I had such a problematic colleague like [verzoekster01] . Working with her was very tiring and difficult, because she was often fighting with other colleagues and always screaming in the restaurant. Many times I had to aks her to leave the restaurant because she was screaming while there were customers eating in the restaurant. She was rude to everyone and not fit to work with customers or her colleagues. She was causing many conflicts which made it hard for everyone to work with her.”;
- op 4 mei 2023 verklaart [naam03] :
“Deze mail verklaar ik dat die dag was er ruzie tussen [verzoekster01] en [naam01] over de sleutel van de c1 en [naam01] wou de sleutel niet geven omdat hij er eerder was [verweerster02] heft tegen [verzoekster01] gezegd niet schreeuwen want hij heeft meerdere waarschuwingen gegeven en hij heeft aangegeven dat ze met de Kia kan rijden en dat weigert ze te doen en toen heft [verweerster02] gezegd dat hij er klaar mee is dus kon ze haar spullen pakken en naar huis gaan”;
- op 4 mei 2023 verklaart [naam04] :
“Ik verklaar dat ik op 16-03-2023 aan het werk was toen de conflict ontstond en dat ik heb gezien en gehoord dat [verweerster02] tegen mw. [verzoekster01] gezegd heeft: is niet jou eerste keer ik heb jou zo vaak waarschuwing gegeven nu is het klaar ga maar naar huis”;
- op 4 mei 2023 verklaart [naam05] :
“Hierbij verklaar ik dat op 16-03-2023 ik in het restaurant zat waarin de conflict heeft plaatsgevonden. In eerste instantie hoorde ik veel geschreeuw. Dit was een vrouwelijke stem. Door dit geschreeuw ben ik naar buiten gegaan en hoorde ik [verweerster02] zijn werknemer waarschuwen. De werknemer wilde niet bezorgen waardoor [verweerster02] haar de laatste waarschuwing gaf om te bezorgen en anders zal ze ontslagen worden. Het zou gaan om een bepaalde bezorgauto (Kia)”;
- op 4 mei 2023 verklaart [naam06] :
“Hierbij mijn verklaring dat plaats heeft gevonden in [bedrijf02] . Op 16-03-2023 ben ik aanwezig geweest tijdens het Conflict van mevrouw [verzoekster01] . Ik zat met paar collega’s achter in het magazijn, op een gegeven moment hoorde ik en een collega en heleboel lawaai uit het restaurant komen wat bleek het geschreeuw van mevrouw [verzoekster01] te zijn. En ben ik naar voren gegaan of alles wel oké is, vervolgens heb ik zien en horen dat meneer [verweerster02] mevrouw [verzoekster01] heeft gewaarschuwd van ( nu is het genoeg als je niet met de Kia rijd ben je ontslagen ) het zou gaan dat mevrouw [verzoekster01] niet wilde bezorgen in een automerk Kia.”;
- op 4 mei 2023 verklaart [naam07] :
“In deze mail verklaar ik dat 16-03-2023 na complex met [verzoekster01] [verweerster02] heeft gezegd ik heb vaak waarschuwing gegeven als je nu niet met Kia gaan rijden dan ben je klaar bij [bedrijf02] [verzoekster01] weigert toen zei [verweerster02] mag je nu naar huis.”;
- op 4 mei 2023 verklaart [naam08] :
“In deze mail verklaar ik dat 16-03-2023 [verzoekster01] terecht was ontslagen. [verzoekster01] en [naam01] had hadden een beetje ruzie omdat [naam01] de auto had die [verzoekster01] wou. Dus toen zei [verzoekster01] tegen [verweerster02] dat ze niet gaat werken als ze niet de auto krijgt die ze wou. Dus [verweerster02] gaf haar een laatste kans om te gaan werken en als antwoord daar op zei ze nee dus toen ze [verweerster02] je mag vertrekken.”;
- op 4 mei 2023 verklaart [naam09] :
“Op 16-03-2023 wou [verzoekster01] niet rijden in Kia gaf ze nog een grote mond ik verklaar dat [verweerster02] haar heel vaak heeft gewaarschuwd ik heb op 16-03-2023 gehoord en gezien [verzoekster01] is niet jou eerste keer het is genoeg ga naar huis”;
- op enig moment heeft [naam10] verklaard:
“ [verweerster02] ik het gehoord van mensen bij [bedrijf02] dat [verzoekster01] een rechtszaak wil beginnen? Ik zei allang al toch zij is echt niet 100 daarom wilde ik nooit werken op dezelfde dagen. Als zij nog iets langer bij [bedrijf02] had gewerkt zou ik echt ontslag nemen terwijl ik al bijna 4 jaar voor jou werk. Als je mij nodig hebt in het proces laat mij weten want dit verdien jij niet.”;
3.2
Gelet op de hoeveelheid geschilpunten zal de kantonrechter deze afzonderlijk behandelen, waarbij op dat moment wordt ingegaan op de standpunten van partijen.
Het achterstallig salaris:3.3 De Curator stelt dat de horeca-cao op de overeenkomst van toepassing is. [verzoekster01] is niet uitbetaald conform het daarin opgenomen minimumloon, zodat de VOF nog loon verschuldigd is over de periode dat [verzoekster01] in dienst was, te vermeerderen met de wettelijke verhoging. De Curator voert op het verweer van de VOF aan dat het voor haar moeilijk is te onderbouwen dat de VOF onder de horeca-cao valt. Zij wijst erop dat het in ieder geval mogelijk is in het restaurant te eten.
3.4
De VOF voert aan dat geen sprake is van achterstallig loon. De horeca-cao is immers niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst. De VOF valt niet onder de werkingssfeer van de desbetreffende CAO. De VOF exploiteert immers in overwegende mate een afhaal/bezorgrestaurant. Het is niet gebruikelijk dat de bestellingen ter plekke worden genuttigd. Het is wel mogelijk, maar er wordt een groter percentage van de loonsom van de onderneming besteed aan de bezorg/afhaalactiviteiten.
3.5
De kantonrechter overweegt dat de horeca-cao algemeen verbindend is verklaard. Dat betekent dat de cao van toepassing is op arbeidsovereenkomsten die vallen binnen de werkingssfeer van de cao. De werkingssfeer wordt bepaald door artikel 1.4 horeca-cao. Hieruit (in samenhang met artikel 1.2 en 1.5 van de cao) volgt dat de horeca-cao van toepassing is als de werkgever in hoofdzaak activiteiten verricht die tot het horecabedrijf behoren en daarvoor een of meer werknemers in dienst heeft. Een werkgever verricht in hoofdzaak horeca-activiteiten als ten minste 50% van de totale loonsom loon uit horeca-activiteiten is. Uit de ter mondelinge behandeling gegeven toelichting op de activiteiten van de VOF volgt dat de bestellingen in het restaurant kunnen worden genuttigd, maar dat dit niet het uitgangspunt is. Het merendeel van het personeel wordt ingezet voor het afhalen en bezorgen van bestellingen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook onvoldoende gebleken dat de onderneming van de VOF binnen de werkingssfeer van de horeca-cao valt (zie vergelijkbaar Hof Arnhem-Leeuwarden 9 maart 2021 onder ECLI:NL:GHARL:2021:2263).
3.6
Het voorgaande leidt ertoe dat de loonvordering en de wettelijke verhoging daarover worden afgewezen.
Het ontslag op staande voet en de verklaring voor recht:
3.7
de Curator stelt dat het ontslag op staande voet vernietigbaar is. Op 16 maart 2023 heeft er een discussie plaatsgevonden tussen [verzoekster01] en een medewerker van de VOF over wie in welke bezorgauto zou rijden. Uiteindelijk heeft dit erin geresulteerd dat er tussen [verzoekster01] en [verweerster02] een één op één gesprek plaatsvond, waarin hij [verzoekster01] naar huis heeft gestuurd met de mededeling dat hij haar de dag erop weer zou zien. Vervolgens werd zij die avond verwijderd uit de Whatsappgroep van het personeel van de VOF. [verzoekster01] heeft daarop telefonisch om uitleg gevraagd aan [verweerster02] en kreeg te horen dat hij klaar met haar was. Op 19 maart 2023 is vervolgens een Whatsappbericht ontvangen, waarin meer uitleg is gegeven met betrekking tot de reden voor het ontslag op staande voet. Bij brief van 5 mei 2023 is pas als dringende reden voor het ontslag op staande voet werkweigering genoemd, hetgeen eerder nog niet kenbaar was gemaakt en waarvan bovendien geen sprake was. Gelet op het voorgaande zijn de redenen voor het ontslag op staande voet niet onverwijld aan [verzoekster01] kenbaar gemaakt. Dit geldt niet alleen voor de gestelde werkweigering, maar ook de eerdere redenen die op zijn vroegst drie dagen na het feitelijke ontslag kenbaar zijn gemaakt. Bovendien leveren de redenen geen dringende reden voor het ontslag op staande voet op. Zij erkent dat zij wel eens is aangesproken op haar gedrag en haar kleding, maar nooit is kenbaar gemaakt dat dit tot ontslag op staande voet zou kunnen leiden. Ook is er nooit een functioneringsgesprek gevoerd. Enkel is zij daar op een luchtige manier op aangesproken. Zij was ook niet de enige die deze regels weleens overtrad bij de VOF. Bovendien heeft dit gedrag zich gedurende het dienstverband geopenbaard, zodat geen sprake is van een onverwijld gegeven ontslag op staande voet. De gestelde werkweigering moet buiten beschouwing worden gelaten, nu deze reden te laat is aangevoerd. Tot slot is geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [verzoekster01] . Zij kan niet terugvallen op het inkomen van een partner en is een hulpbehoevende, kwetsbare vrouw. Het voorgaande maakt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is (gegeven).
3.8
De VOF voert aan dat zij maatschappelijk verantwoord wil ondernemen, zodat zij kansarme jongeren een kans geeft. Dit betekent echter niet dat zij van haar werknemers alles moet accepteren. Zij was er niet van op de hoogte dat [verzoekster01] geen rijbewijs had. Zij kwam immers regelmatig met een auto naar het werk, zodat de VOF ervan is uitgegaan dat zij een rijbewijs had. De VOF is er dus pas bij het ontslag op staande voet van op de hoogte geraakt welk risico zij heeft gelopen door [verzoekster01] zonder rijbewijs te laten bezorgen. Het had op de weg van [verzoekster01] gelegen dit te melden. De VOF ziet dit ook als voldoende dringende reden voor een ontslag op staande voet. Tijdens het dienstverband heeft [verzoekster01] zich veelvuldig onbehoorlijk uitgelaten richting de VOF, haar collega’s en klanten. Hierop is [verzoekster01] meerdere malen aangesproken. [verzoekster01] heeft in die gesprekken ook erkend dat haar gedrag ontoelaatbaar is. Haar gedrag bleef echter onveranderd, zodat het draagvlak onder collega’s om haar in dienst te houden al snel verdween. Op 16 maart 2023 kwam zij te laat op haar werk, zodat de Citroën bezorgauto al door een andere bezorger werd gebruikt. Hierover heeft zij met veel geschreeuw ruzie gemaakt met de desbetreffende collega en [verweerster02] in het bijzijn van klanten. [verzoekster01] bleef weigeren de Kia bezorgauto te gebruiken. [verweerster02] heeft [verzoekster01] op dat moment naar huis gestuurd. In het telefoongesprek naar aanleiding van de verwijdering van [verzoekster01] uit de Whatsappgroep heeft [verweerster02] medegedeeld dat ze op staande voet is ontslagen en dat het ging om werkweigering. Dat [verzoekster01] dit begreep, volgt uit de Whatsappberichten die daarop volgden. Op 19 maart 2023 heeft de VOF nadere uitleg gegeven aan het ontslag op staande voet, nu de werkweigering haar positie onhoudbaar maakte, mede gelet op wat al voorgevallen was in het verleden. [verzoekster01] heeft in reactie daarop erkend dat zij meerdere malen is aangesproken op haar gedrag. Ter onderbouwing van het gedrag van [verzoekster01] verwijst de VOF naar de door haar overgelegde verklaringen van haar medewerkers. Het voorgaande leidt ertoe dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven en de dringende reden onverwijld is medegedeeld, aldus de VOF. Hardnekkige werkweigering, waarvan op 16 maart 2023 sprake was, geldt voorts als dringende reden, zodat ook aan dat vereiste is voldaan. Daarbij had [verzoekster01] in het verleden ook al meerdere redelijke instructies van de werkgever niet opgevolgd. De VOF heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [verzoekster01] . Dat is de reden dat zij is aangenomen en er niet eerder een einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst. Er is dan ook sprake van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, aldus de VOF.
3.9
De kantonrechter overweegt dat een ontslag op staande voet op grond van artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) alleen geldig is als daarvoor een dringende reden is. De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Daarnaast moet er onverwijld worden opgezegd en moet de dringende reden onverwijld worden meegedeeld aan de werknemer. Onverwijld betekent dat dit direct of zo snel mogelijk moet gebeuren. Het gaat er daarbij om dat het voor werknemer onmiddellijk duidelijk moet zijn welke eigenschappen of gedragingen voor de werkgever aanleiding zijn geweest voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.
3.1
Partijen zijn in geschil of [verzoekster01] na het gesprek met [verweerster02] op 16 maart 2023 op de hoogte was van het feit dat zij was ontslagen. Hoewel uit een aantal van de verklaringen van de zijde van de VOF volgt dat [verweerster02] haar op dat moment heeft gemeld dat zij was ontslagen, is dit niet in lijn met een aantal andere verklaringen en de stellingen van de VOF zelf, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat het ontslag op staande voet voor [verzoekster01] pas kenbaar was in het telefoongesprek tussen haar en [verweerster02] volgend op het moment dat [verzoekster01] uit de Whatsappgroep was verwijderd.
3.11
Vervolgens zijn partijen in geschil op welk moment de diverse genoemde dringende redenen kenbaar zijn gemaakt aan [verzoekster01] . In ieder geval staat tussen partijen vast dat [verweerster02] op 19 maart 2023 via Whatsappbericht heeft aangegeven dat het – kort gezegd – om haar gedrag in het algemeen gaat en het feit dat zij zich niet aan de bedrijfsregels houdt. Bij brief van 5 mei 2023 heeft de VOF vervolgens bericht dat het gaat om werkweigering. De VOF voert aan dat deze redenen ook zijn genoemd in het telefoongesprek volgend op het moment dat [verzoekster01] uit de Whatsappgroep was verwijderd. Dit wordt door [verzoekster01] betwist.
3.12
De kantonrechter overweegt dat, ook als uitgegaan wordt van de lezing van de VOF, geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. De VOF heeft erkend dat zij regelmatig op haar gedrag en het niet houden aan de bedrijfsregels is aangesproken. Ook heeft zij niet weersproken dat zij op 16 maart 2023 het er niet mee eens was dat zij moest gaan bezorgen in de Kia. De VOF kan dit zien als de druppel die de emmer deed overlopen, maar niet is gebleken dat [verzoekster01] vaker geweigerd heeft haar werk uit te voeren, dan wel dat zij ook had geweigerd als zij de Citoën mocht gebruiken. Het ontslag op staande voet geldt als een ultimum remedium, zodat het in die omstandigheden op de weg van de VOF had gelegen [verzoekster01] eerst officieel te waarschuwen. Zij had niet direct de zwaarste sanctie in mogen zetten. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.
3.13
De Curator en [verzoekster01] hebben zich berust in het gegeven ontslag op staande voet, zodat aan de beoordeling van de verzochte vergoedingen wordt toegekomen.
Vergoeding wegens de onregelmatige opzegging:
3.14
De Curator verzoekt als vergoeding wegens de onregelmatige opzegging een bedrag gelijk aan het loon over de periode 17 maart 2023 tot en met 31 oktober 2023 (de einddatum in de tussen de VOF en [verzoekster01] gesloten arbeidsovereenkomst). Zij stelt dat sprake was van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder de mogelijkheid deze tussentijds op te zeggen, zodat deze niet voor 31 oktober 2023 zou zijn komen te eindigen. Op vragen van de kantonrechter heeft [verzoekster01] ter mondelinge behandeling aangegeven dat zij na het ontslag op staande voet bij één andere werkgever heeft gewerkt, maar dat zij daar (nog) geen loon heeft ontvangen. Op dit moment is zij niet zoekende naar werk of aan het werk, nu in overleg met de Curator is besproken dat eerst begeleid wonen moet worden geregeld. Daarbij is het ontslag op staande voet [verzoekster01] niet in de koude kleren gaan zitten, zodat eerst naar rust wordt gewerkt. Op dit moment is een jongerenbijstandsuitkering aangevraagd.
3.15
De VOF erkent dat als het ontslag op staande voet geen stand houdt aan [verzoekster01] een vergoeding wegens onregematige opzegging moet worden toegekend. Zij doet een beroep op matiging van de verzochte vergoeding. Ter onderbouwing van het verzoek verwijst zij naar de met het ontslag samenhangende omstandigheden, zoals hiervoor bij de beoordeling van het ontslag op staande voet is weergegeven.
3.16
De kantonrechter overweegt dat, nu geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, de verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging toewijsbaar is. Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is de VOF die vergoeding verschuldigd aan [verzoekster01] , omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het in geld vaststelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren te duren.
3.17
Uit artikel 7:672 lid 12 BW volgt vervolgens dat de kantonrechter de vergoeding kan matigen indien haar dit billijk voorkomt, gelet op de omstandigheden van het geval. Tussen partijen staat vast dat er geen tussentijdse opzeggingsmogelijkheid in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, zodat in beginsel de verzochte vergoeding toewijsbaar is. In de onderhavige zaak volgt uit de overwegingen met betrekking tot het ontslag op staande voet dat de VOF te snel gehandeld heeft, zodat zij deze vergoeding over zichzelf heeft afgeroepen. Onvoldoende voor matiging is dat zij [verzoekster01] , als hulpbehoevende, kwetsbare jongere, een kans heeft willen geven. Dit neemt immers niet weg dat [verzoekster01] bij een onregelmatig ontslag op staande voet het recht heeft op de onderhavige vergoeding. Het feit dat [verzoekster01] geen rijbewijs heeft en de stelling dat de VOF daar pas bij het ontslag achter kwam (voor zover juist) is evenmin onvoldoende, nu de VOF ook andere bezorgmogelijkheden heeft (zoals de fiets), zodat het niet uitgesloten is dat [verzoekster01] in dienst was gebleven zonder nog bezorgingen met de auto te mogen doen. Het gevorderde bedrag zal worden toegewezen.
Transitievergoeding:
3.18
De Curator verzoekt om toekenning van een bedrag van € 78,03 bruto aan transitievergoeding. Deze vergoeding is door de VOF niet weersproken, zodat deze vergoeding zal worden toegewezen.
Billijke vergoeding:
3.19
De Curator verzoekt een billijke vergoeding van € 750,00 bruto. Ter onderbouwing van de hoogte van de vergoeding voert zij aan dat [verzoekster01] een hulpbehoevende, kwetsbare vrouw is. De VOF was hiervan op de hoogte. Zij heeft haar laten bezorgen, terwijl zij wist dat [verzoekster01] geen rijbewijs had. Dit is haar zwaar aan te rekenen. Daarnaast doet zij een beroep op de omstandigheden, die zijn opgenomen in de overwegingen over de vergoeding wegens de onregelmatige opzegging.
3.2
De VOF verzoekt de billijke vergoeding af te wijzen, nu [verzoekster01] , als zij op 16 maart 2023 niet was ontslagen, naar alle waarschijnlijkheid op korte termijn daarna op staande voet zou zijn ontslagen. De VOF was immers op de hoogte geraakt van het feit dat [verzoekster01] niet over een rijbewijs beschikte.
3.21
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 7:681 lid 1 onderdeel a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op de wetsgeschiedenis is (ook) in het kader van artikel 7:681 lid 1 onderdeel a, BW voor toekenning van een billijke vergoeding ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist, maar is in een geval als bedoeld in dat artikel reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid, als de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd (zie: Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van de Curator om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen.
3.22
Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. De billijke vergoeding moet – naar haar aard – in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het verder aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval (zie: HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (New Hairstyle)). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
3.23
Hiervoor is al overwogen dat aan [verzoekster01] een transitievergoeding en een ruime vergoeding wegens het onregelmatige ontslag worden toegewezen. Daarbij is niet onderbouwd dat [verzoekster01] niet kan werken, dan wel vanaf 1 november 2023 niet zou kunnen werken. Dat zij daarvoor in overleg met de Curator kiest komt voor haar rekening en risico. De kantonrechter ziet aanleiding de billijke vergoeding op nihil te stellen.
Ingehouden bedrag wegens een verkeersboete:
3.24
De Curator verzoekt een bedrag van € 72,00 netto toe te kennen. De VOF heeft dit bedrag ingehouden op het loon, nu aan [verzoekster01] een verkeersboete was opgelegd. De VOF heeft haar echter willens en wetens zonder rijbewijs laten bezorgen, zodat dit bedrag aan de VOF zou moeten worden toegerekend. Het verrekende loon dient dan ook te worden betaald, te vermeerderen met de wettelijke verhoging.
3.25
De VOF voert aan dat zij [verzoekster01] niet zonder rijbewijs heeft laten rijden, nu zij hiervan niet op de hoogte was. Het had juist op haar weg gelegen dit te melden. Buiten het voorgaande, is een werkgever op grond van vaste jurisprudentie niet verantwoordelijk voor een aan de werknemer opgelegde verkeersboete.
3.26
Tussen partijen is niet in geschil dat het gebruikelijk is binnen de VOF dat haar werknemers zelf de aan hen opgelegde verkeersboetes betalen. Volgens vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld de door de VOF aangehaalde uitspraak) is dit ook het uitgangspunt. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding het gevorderde bedrag toe te kennen. De stellingen met betrekking tot het bezorgen zonder rijbewijs en de vraag of de VOF daarvan afwist doet aan het voorgaande niet af, nu dit zowel aan de VOF als [verzoekster01] te verwijten is.
Nevenvorderingen:
3.27
De termijn voor afgifte van de deugdelijke bruto/netto-specificatie zal op één maand na deze beschikking worden gesteld.
3.28
De Curator verzoekt een bedrag van € 944,21 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke kosten. Voldoende is onderbouwd dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten echter toewijzen conform het geldende forfaitaire tarief gerelateerd aan de toegewezen hoofdsom, zijnde een bedrag van € 821,00 (inclusief btw).
3.29
De verzochte wettelijke rente is als niet, dan wel onvoldoende, weersproken toewijsbaar.
3.3
De VOF zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van de Curator worden deze begroot op een bedrag van € 86,00 aan griffierecht en een bedrag van € 529,00 aan gemachtigdensalaris.
3.31
De nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten worden toegewezen als in het dictum vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat het door de VOF aan [verzoekster01] gegeven ontslag op staande voet niet voldoet aan de eisen van artikel 7:677 lid 1 BW en onregelmatig heeft plaatsgevonden;
veroordeelt de VOF om tegen behoorlijk bewijs van kwijting en binnen acht dagen na betekening van deze beschikking, aan de curator, in haar hoedanigheid van curator, te betalen:
- een transitievergoeding van € 78,03 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van de algehele voldoening;
- een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 5.992,20 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van de algehele voldoening;
- een billijke vergoeding van nihil;
- de buitengerechtelijke kosten van € 821,00 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 mei 2023 tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de VOF om binnen één maand na heden een deugdelijke salarisspecificatie af te geven aan de Curator, in haar hoedanigheid van curator, met betrekking tot de toegewezen vergoedingen;
veroordeelt de VOF in de proceskosten van de Curator, begroot op een bedrag van € 615,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de VOF in de kosten die zijn ontstaan na deze beschikking, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze beschikking is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling, en de explootkosten van betekening van deze beschikking, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Tilman-Knoester, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2023.