ECLI:NL:RBZWB:2023:6339
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de vraag of er sprake was van laden en lossen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 september 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 21 december 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die op 17 november 2022 met zijn auto stilstond op een parkeerplaats waar betaald parkeren geldt. De naheffingsaanslag bedroeg in totaal € 59,00, bestaande uit € 1,50 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 57,50 aan kosten voor de naheffingsaanslag.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende voerde aan dat hij slechts zijn vrouw een rokje had laten afgeven en dat er geen sprake was van parkeren, maar van laden en lossen. De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is dat er goederen van enige omvang of gewicht zijn geladen of gelost. De rechtbank benadrukt dat parkeerbelasting verschuldigd is vanaf het moment dat de auto wordt geparkeerd, ongeacht of er personen in de auto aanwezig zijn.
De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van laden en lossen en dat de naheffingsaanslag dus terecht is opgelegd. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.