ECLI:NL:RBZWB:2023:6341

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
23/2129
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 september 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 5 januari 2023 een naheffingsaanslag van € 54,77 opgelegd aan belanghebbende, omdat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Belanghebbende had zijn auto, een Volkswagen Golf, geparkeerd aan een adres waar parkeerbelasting verschuldigd was, maar had zich per abuis aangemeld in een verkeerde parkeerzone via de parkeerapp. Hij voerde aan dat hij slechts € 0,25 te weinig had betaald en dat de naheffingsaanslag in strijd was met de redelijkheid en billijkheid.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het invoeren van de juiste gebiedscode in de parkeerapp en dat de onduidelijkheid ter plaatse en in de app geen invloed heeft op zijn onderzoeksplicht. De rechtbank benadrukt dat de wet geen ruimte biedt om de naheffing op basis van redelijkheid en billijkheid achterwege te laten. De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheid om een forfaitair bedrag bij naheffing in rekening te brengen, ongeacht of er voor een deel van het uur wel parkeerbelasting is voldaan.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2129

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 9 maart 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het bezwaar van belanghebbende gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaken niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. Op 5 januari 2023 omstreeks 15:57 uur stond de auto van belanghebbende, een Volkswagen Golf met [kenteken] (hierna: de auto) geparkeerd aan de [adres] .
2.1.
Tijdens een controle van een scanauto werd op voornoemd tijdstip geconstateerd dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan.
2.2.
Naar aanleiding van deze constatering, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 54,77, bestaande uit € 1,00 verschuldigde parkeerbelasting en € 53,77 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die belanghebbende heeft aangevoerd.
3.1
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag parkeerbelastingen terecht aan belanghebbende opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunt van belanghebbende
3.2.
Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd. Belanghebbende heeft via de parkeerapp de auto per abuis aangemeld in de verkeerde parkeerzone. Om dit aan te tonen heeft hij een schermopname van de parkeerapp bijgevoegd, waaruit blijkt dat de auto aangemeld was in de aangrenzende parkeerzone [nummer] van 15:04 uur tot 17:15 uur. Op deze schermopname is te zien dat belanghebbende € 2,11 aan parkeerbelasting heeft voldaan om zijn auto te kunnen parkeren in parkeerzone [nummer] .
3.3.
Belanghebbende wijdt zijn omissie aan de onduidelijke situatie ter plaatse en de onduidelijke instructies in de parkeerapp. In parkeerzone [nummer] mag, in tegenstelling tot de parkeerzone waar de [adres] toe behoort, het eerste kwartier kosteloos geparkeerd worden. Hierdoor is slechts € 0,25 te weinig parkeerbelasting voldaan volgens belanghebbende. Belanghebbende stelt dat een naheffingsaanslag ter hoogte van € 54,71 in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, aangezien er sprake is van een verschuldigd bedrag van slechts € 0,25.
Standpunt van de heffingsambtenaar
3.3.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Belanghebbende heeft in de verkeerde parkeerzone de parkeerbelasting voldaan. De auto van belanghebbende stond daarmee zonder betaling van de verschuldigde parkeerbelasting geparkeerd aan de [adres] , aldus de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar voert aan dat op de weggebruiker een onderzoeksplicht rust en dat het invoeren van een foutieve gebiedscode voor rekening en risico van de parkeerder is.
3.4.
Tot slot voert de heffingsambtenaar aan dat parkeerbelasting een objectieve belasting is, waardoor er geen rekening gehouden kan worden met persoonlijke omstandigheden of coulance.
Toetsingskader van de rechtbank
3.5.
Volgens de wet wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden. [1]
Beoordeling door de rechtbank
3.6.
Niet in geschil is dat de locatie waar de auto geparkeerd stond tegen betaling van parkeerbelasting geparkeerd mag worden en dat er in casu sprake is van parkeren. Dat belanghebbende zich via de app in de foutieve parkeerzone heeft aangemeld en voor deze zone parkeerbelasting heeft voldaan is evenmin in geschil.
3.6.
Uit vaste rechtspraak blijkt dat van een weggebruiker mag worden verwacht dat hij zichzelf op de hoogte stelt van het, op de parkeerlocatie van toepassing zijnde, parkeerregime. [2] Deze onderzoeksplicht is ook van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van een parkeerapp. Belanghebbende kiest er immers zelf voor om de parkeerbelasting te voldoen via de parkeerapp. De rechtbank is van oordeel dat het foutief invoeren van de gebiedscode in de parkeerapp voor rekening en risico is van belanghebbende. [3] De, naar de opvatting van belanghebbende, onduidelijke situatie ter plaatse en de onduidelijke instructies in de parkeerapp brengen hier, mede gelet op de voornoemde onderzoeksplicht, geen verandering in.
3.7.
De wet biedt geen ruimte om op grond van redelijkheid en billijkheid de naheffing achterwege te laten. Indien wordt geparkeerd op een plaats die is aangewezen als een plaats waar met parkeerbelasting mag worden geparkeerd, dan moet parkeerbelasting worden voldaan. Indien deze parkeerbelasting niet is voldaan dan wordt de verschuldigde parkeerbelasting nageheven.
3.8.
Voor zover belanghebbende de redelijkheid en billijkheid van de wettelijke bepaling ter discussie stelt, merkt de rechtbank het volgende op. De rechter is niet bevoegd om de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen. De wet, in casu de Gemeentewet, biedt de gemeente de mogelijkheid tot het heffen van parkeerbelasting.
3.9.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de naheffingsaanslag niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. De heffingsambtenaar is bevoegd om bij naheffing standaard een forfaitair bedrag gelijk aan de verschuldigde parkeerbelasting voor een uur in rekening te brengen, ongeacht of voor een deel van het uur wel parkeerbelasting is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van R.P.H. Bukkems, griffier, op 1 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Hoger beroep moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening.
2.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 31 augustus 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3026.
3.Gerechtshof, ’s-Gravenhage, 6 juli 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BN1209
4.Volgens het bepaalde in artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet.