ECLI:NL:RBZWB:2023:6370

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
C/02/402633 / HA ZA 22-567 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Scheffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding van overeenkomsten en schadevergoeding bij tekortkomingen in uitvoering van coniferenplant en bestratingswerkzaamheden

In deze civiele zaak heeft eiser, eigenaar van een woning, gedaagde ingeschakeld voor het planten van coniferen en het leggen van bestrating. Eiser is ontevreden over de uitvoering van beide werkzaamheden en vordert gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomsten, terugbetaling van de aanneemsom en schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de aanneemovereenkomst voor de bestratingswerkzaamheden, waardoor de overeenkomst gedeeltelijk wordt ontbonden en gedaagde wordt veroordeeld tot terugbetaling van een deel van de aanneemsom. Voor de coniferen is de rechtbank voornemens een deskundige te benoemen om de situatie te onderzoeken, aangezien eiser stelt dat de coniferen onjuist zijn geplant en daardoor niet levensvatbaar zijn. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol voor het indienen van akten.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/402633 / HA ZA 22-567
Vonnis van 6 september 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: ‘ [eiser] ’,
advocaat: mr. J.N.A. Kilian te Tilburg,
tegen
[naam 1] H.O.D.N. [gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ‘ [gedaagde] ’,
advocaat: mr. J.G.A. Linssen te Tilburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 februari 2023, met de daarin genoemde stukken;
  • de door [gedaagde] nagezonden producties 17 t/m 33;
  • de door [eiser] nagezonden productie 19;
  • de mondelinge behandeling van 12 juni 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Zowel mr. Kilian als mr. Linssen hebben spreekaantekeningen overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de woning aan de [adres] .
Coniferen
2.2.
[eiser] heeft [gedaagde] ingeschakeld voor de aankoop en het planten van elf coniferen in de achtertuin van [eiser] . Partijen hebben daartoe een mondelinge overeenkomst gesloten. [gedaagde] heeft de coniferen op 9 december 2021 bij [eiser] geplant. [eiser] heeft hiervoor een bedrag van € 6.900,00 betaald.
2.3.
In januari/februari 2022 is er een aantal stormen (Corrie, Dudley, Eunice en Franklin) over Nederland geraasd. In deze periode is een aantal van de door [gedaagde] geplante coniferen omgevallen. Op verzoek van [eiser] heeft [gedaagde] de coniferen weer rechtgezet. Eind maart 2022 heeft [eiser] geconstateerd dat de coniferen weer schuin kwamen te staan.
2.4.
Eind mei 2022 heeft [eiser] het bedrijf REDD (dhr. [naam 2] , boomveiligheidscontroleur) ingeschakeld om de situatie ter plekke te beoordelen. [naam 2] rapporteert:

Beoordeling ter plaatse - conclusies:
  • (…) coniferen zijn te hoog geplant +/- 20cm ten opzichte van maaiveld;
  • verankering van coniferen voldoet niet gezien hoogte en standplaats in wind;
  • als gevolg van te hoog planten en onvoldoende verankeren staan bomen instabiel en maken zij onvoldoende contact met bodem i.r.t. wateropname;
  • direct gevolg van verkeerde aanplant is de uitval van coniferen, wat resulteert in gehele uitval;
Advies op basis van conclusies:
-
gehele aanplant vervangen voor gelijkwaardige soort, kwaliteit, aanplantmaat inclusief verankering en groeiplaats verbetering”.
2.5.
Bij e-mailbericht van 8 augustus 2022 heeft [eiser] [gedaagde] gesommeerd de coniferen te verwijderen en nieuwe coniferen te plaatsen, op kosten van [gedaagde] . [gedaagde] heeft niet aan deze sommatie voldaan.
Bestrating
2.6.
[eiser] heeft [gedaagde] ook ingeschakeld voor het leggen van een terras aan de voorzijde van de woning van [eiser] en voor het plaatsen van keerwanden. De totale aanneemsom bedroeg € 19.000,00 inclusief btw, waarvan een bedrag van € 10.126,14 inclusief btw voor de bestratingswerkzaamheden en € 8.873,86 inclusief btw voor de keerwanden. [eiser] heeft een bedrag van € 11.339,90 inclusief btw aanbetaald.
2.7.
Op 25 maart 2022 is [gedaagde] gestart met de werkzaamheden in de tuin. Na de eerste werkdag heeft [eiser] [gedaagde] aangegeven niet tevreden te zijn over het resultaat, omdat de tegels scheef lagen. Partijen hebben in eerste instantie samen onderhandeld over een oplossing.
2.8.
Op 25 maart 2022 hebben partijen per whatsappberichten met elkaar gecorrespondeerd:
  • [gedaagde] stuurt: “
  • [eiser] stuurt: “
1 jij zoekt een oplossing en regelt het
2 geld terug en ik doe het zelf
  • [gedaagde] stuurt: “
  • [eiser] stuurt: “
  • [gedaagde] stuurt: “
  • [eiser] stuurt: “
  • [gedaagde] stuurt: “
  • [eiser] stuurt: “
2.9.
Per e-mail van 7 en 12 april 2022 heeft [eiser] [gedaagde] aangeschreven en aanspraak gemaakt op een schadevergoeding van € 30.000,00.
2.10.
Op 27 mei 2022 heeft [gedaagde] melding gedaan bij de politie van bedreigingen aan de zijde van [eiser] richting [gedaagde] . In het mutatierapport staat:

Op het einde van die vrijdag, 25 maart 2022 kwam [eiser] thuis en was niet tevreden over de bestrating. (…) [naam 1] is naar huis gegaan. Thuis kreeg hij een telefoontje van hem (…) en hij zei de volgende woorden: “ik maak je af, jij gaat eraan, ik mak jouw bedrijf kapot”. (…) [naam 1] heeft er slapeloze nachten aan overgehouden, zweet veel en last van hartkloppingen (…). Op woensdag, 18 [rechtbank: mei] 2022 was [naam 1] met zijn bus bezig in de straat waar hij woont en zijn zaak heeft. [eiser] reed langs met zijn auto, stopte naast zijn bus. Deed zijn raam open, (…) Nog 14 dagen had hij de tijd en dan zou het volgens [eiser] “los” gaan. [eiser] reed weer verder. [naam 1] voelde zich weer geïntimideerd. (…)”.
2.11.
[eiser] heeft het [bedrijf 1] (dhr. ing. [naam 3] ) ingeschakeld om de situatie ter plekke te beoordelen. In het rapport staat, onder andere, het volgende:

(…) Wij hebben ons bezoek gebracht op 20 mei 2022, dat is bijna twee maanden nadat de werkzaamheden zijn gestaakt. Wij constateerden dat het tegelwerk zeer ongelijk ligt. Tevens zijn voegen niet gelijk, waarbij wij verschillen in voegen meten van meer dan 4 mm verschil. Ook hoogteverschillen tussen tegels onderling van meer dan 5 mm verschil ten opzichte van elkaar (…). De tegels die zijn gelegd liggen eveneens niet waterpas of lopen niet onder dezelfde hellingshoek af. We hebben een van de tegels gelift en daar constateerden wij dat de door de wederpartij gelegde tegels zijn voorzien van tegellijm. Deze methode van verwerken van tegelwerk verbaast ons enorm. Tegellijm gebruikt men om een hechting te verkrijgen tussen twee ondergronden. In dit geval heeft de wederpartij getracht de tegel te verlijmen aan een losliggend, niet gestabiliseerd zandpakket. Er kan dus nooit een goede hechting plaatsvinden tussen tegel en de ondergrond. Enkele zandkorrels zullen hechten aan de lijmlaag. (…) Door ons wordt de geleverde kwaliteit van leggen als niet acceptabel beoordeeld. Als gevolg van alle bovengenoemde bevindingen zit er niets anders op dan het verwijderen van de tegels en het afbikken van de lijmlaag, zodat de tegels opnieuw kunnen worden verwerkt. (…)”.
2.12.
Op 8 mei 2022 heeft [bedrijf 2] een offerte uitgebracht voor het verrichten van herstelwerkzaamheden aan het straatwerk van € 20.718,47.
2.13.
Op 8 september 2022 heeft [bedrijf 3] BV een offerte uitgebracht voor het verrichten van herstelwerkzaamheden aan het straatwerk van € 23.958,00 en voor het verwijderen en leveren van nieuwe tegels van € 10.508,85.
2.14.
Op 17 oktober 2022 heeft [eiser] [gedaagde] gedagvaard.

3.Wat vorderen partijen?

3.1.
[eiser] vordert, voor zover uitvoerbaar bij voorraad:
I. de tussen partijen gesloten koop-/aanneemovereenkomst die ziet op de (plaatsing van elf) coniferen volledig te ontbinden;
II. [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de koop-/aanneemsom van € 6.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
III. te verklaren voor recht dat [gedaagde] tegenover [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de koop-/aanneemovereenkomst die ziet op de (plaatsing van elf) coniferen en tegenover [eiser] aansprakelijk is voor de door [eiser] laatstgenoemde geleden en te lijden schade, onder verwijzing naar de schadestaatprocedure;
IV. de tussen partijen gesloten aanneemovereenkomst die ziet op het door [gedaagde] bij [eiser] te leggen straatwerk gedeeltelijk te ontbinden zodat partijen over en weer bevrijd zijn van de verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst met uitzondering van de levering en plaatsing van de keerwanden;
V. [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de teveel betaalde aanneemsom van € 2.381,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
VI. te verklaren voor recht dat [gedaagde] tegenover [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de aanneemovereenkomst die ziet op het straatwerk;
VII. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan [eiser] ter hoogte van € 21.100,71, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
VIII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.Wat vindt de rechtbank?

Bestratingswerkzaamheden
4.1.
[eiser] legt aan deze vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen uit de aanneemovereenkomst die ziet op de bestratingswerkzaamheden. Het gedeelte van het werk dat ziet op plaatsing van de keerwanden is deugdelijk verricht. Het gedeelte van het werk dat ziet op de aanleg van het terras is niet deugdelijk verricht. [gedaagde] is op 25 maart 2022 gestart met het leggen van de terrastegels. Aan het einde van die werkdag heeft [eiser] bij [gedaagde] aangegeven niet tevreden te zijn over het resultaat, omdat de tegels scheef lagen. [gedaagde] is daarop vroegtijdig met zijn werkzaamheden gestopt en heeft de bestrating van het terras niet afgemaakt. [eiser] vordert daarom een verklaring voor recht dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de aanneemovereenkomst, vordert de aanneemovereenkomst voor het deel van de bestratingswerkzaamheden te ontbinden [1] en vordert [gedaagde] te veroordelen de aanneemsom voor dat gedeelte (€ 2.381,32) terug te betalen. Ook vordert [eiser] dat [gedaagde] de door hem geleden schade [2] vergoedt ter hoogte van € 21.100,71.
4.2.
[gedaagde] voert als meest verstrekkende verweer dat [eiser] de aanneemovereenkomst na de eerste werkdag zelf heeft opgezegd of beëindigd. [gedaagde] is met die opzegging of beëindiging akkoord gegaan. [gedaagde] was vanaf dat moment niet meer gehouden de aanneemovereenkomst na te komen. Reeds daarom moeten de vorderingen van [eiser] worden afgewezen, zo stelt [gedaagde] .
4.3.
De rechtbank volgt dit verweer van [gedaagde] niet. [eiser] en [gedaagde] hebben op 25 maart 2022 een reeks whatsappberichten naar elkaar verstuurd [3] . Uit deze berichten blijkt dat partijen hebben geprobeerd tot overeenstemming te komen over een beëindiging van de aanneemovereenkomst. [eiser] heeft om tot een beëindiging van de aanneemovereenkomst te komen, voorwaarden gesteld. [gedaagde] is niet met die voorwaarden akkoord gegaan. Dat betekent dat de overeenkomst niet door [eiser] is opgezegd of beëindigd.
4.4.
De vervolgvraag is of de aanneemovereenkomst gedeeltelijk kan worden ontbonden. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend, omdat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn werkzaamheden en omdat [gedaagde] in verzuim is.
4.5.
[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn werkzaamheden. Op basis van de mededelingen van [gedaagde] had [eiser] een strakke, deugdelijke terrasvloer mogen verwachten. [gedaagde] heeft de terrastegels van [eiser] voorafgaand aan het sluiten van de aanneemovereenkomst gezien. In vervolg daarop heeft [gedaagde] per whatsappbericht aan [eiser] foto’s gestuurd van een strak gelegd terras dat hij elders met soortgelijke terrastegels heeft gelegd met de mededeling “
zo moet het ook bij jullie worden [4] . Niet is gebleken dat [gedaagde] voor de start van zijn werkzaamheden aan [eiser] kenbaar heeft gemaakt dat de tegels van [eiser] niet zouden voldoen. [gedaagde] erkent dat de tegels na de eerste dag van zijn werkzaamheden niet recht lagen. [gedaagde] stelt dat hij het terras wel wat strakker had gekregen als hij het werk had mogen afmaken, maar niet zo strak als [eiser] had verwacht. Volgens [eiser] leenden de door [gedaagde] aangeleverde tegels zich daar niet voor. [gedaagde] heeft per whatsappbericht aan [eiser] medegedeeld dat hij het terras niet anders kan leggen in verband met de ongelijkheid van de tegels qua dikte en grootte [5] . Die mededeling van [gedaagde] is tegengesteld aan hetgeen hij voorafgaand aan het sluiten van de aanneemovereenkomst aan [eiser] heeft medegedeeld. Omdat [gedaagde] niet het strakke terras heeft kunnen leggen zoals hij met [eiser] was overeengekomen, is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van zijn afspraken. Daarnaast ligt het in de risicosfeer van [gedaagde] als professioneel hovenier als hij materiaal dat door een klant wordt aangeleverd kennelijk niet goed heeft onderzocht of op basis van dat materiaal kennelijk een onjuiste offerte heeft uitgebracht. De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de aanneemovereenkomst kan daarom worden toegewezen.
4.6.
[gedaagde] is ook in verzuim komen te verkeren. Vaststaat dat [eiser] [gedaagde] een ingebrekestelling heeft gestuurd op 29 maart 2022, waarin [gedaagde] een termijn voor nakoming is gegeven van zeven dagen. [gedaagde] heeft binnen die termijn het terras niet afgemaakt. [gedaagde] is daarom in verzuim komen te verkeren. [gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat hij niet in verzuim is komen te verkeren, omdat [eiser] al eerder in verzuim was (juridisch: ‘schuldeisersverzuim’). [eiser] heeft [gedaagde] namelijk verhinderd om de werkzaamheden af te komen maken, omdat [eiser] [gedaagde] meermaals heeft bedreigd. Op grond van de wet [6] is sprake van schuldeisersverzuim als de schuldeiser (in dit geval [eiser] ) de noodzakelijke medewerking voor nakoming niet verleent of doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt. Naar het oordeel van de rechtbank is van beide geen sprake. Uit de stellingen van [gedaagde] blijkt dat hij zich op twee momenten door [eiser] bedreigd heeft gevoeld: tijdens het telefoongesprek tussen partijen op 25 maart 2022 en in de straat van een klant van [gedaagde] op 18 mei 2022. Vaststaat dat [gedaagde] op 31 maart 2022 met zijn vrouw bij [eiser] thuis is geweest om de situatie te bespreken. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat hij tijdens dat gesprek om nakoming van [gedaagde] heeft verzocht. Vanuit [gedaagde] is daarop geen reactie gekomen, naar eigen zeggen vanwege de eerdere bedreiging. Dat beide situaties op 25 maart 2022 en 18 mei 2022 voor veel stress bij [gedaagde] heeft gezorgd, wil de rechtbank aannemen. Maar dat [eiser] er niet voor open stond dat [gedaagde] de werkzaamheden kwam afmaken, komt onvoldoende vast te staan. De stress blijft daarom een subjectief gevoel aan de zijde van [gedaagde] , wat de rechtbank niet kan objectiveren. Daarom komt onvoldoende vast te staan dat [eiser] in schuldeisersverzuim is komen te verkeren.
4.7.
Omdat [gedaagde] de aanneemovereenkomst ten aanzien van het straatwerk niet deugdelijk is nagekomen en in verzuim verkeert, zal de rechtbank de aanneemovereenkomst voor het deel van de bestratingswerkzaamheden ontbinden. Dat heeft tot gevolg dat [gedaagde] dat deel van de aanneemsom aan [eiser] moet terugbetalen. Vaststaat dat [eiser] voor de bestratingswerkzaamheden en voor de keerwanden een bedrag van € 11.339,30 inclusief btw aan [gedaagde] heeft aanbetaald, waarvan een bedrag van € 8.873,86 inclusief btw voor de keerwanden. Daarmee resteert voor [gedaagde] om aan [eiser] terug te betalen een bedrag van (€ 11.339,30 - € 8.873,86 =) € 2.465,44 inclusief. Omdat [eiser] in het petitum van de dagvaarding een bedrag van € 2.381,32 heeft gevorderd, zal de rechtbank [gedaagde] veroordelen om dat bedrag van € 2.381,32 aan [eiser] te betalen.
4.8.
[eiser] vordert daarnaast een bedrag aan schadevergoeding van € 21.100,71 inclusief btw, bestaande uit een bedrag van € 10.591,86 inclusief btw aan herstelwerkzaamheden en een bedrag van € 10.508,85 inclusief btw voor de aanschaf van nieuw tegels. [eiser] baseert het bedrag van € 10.591,86 inclusief btw aan herstelwerkzaamheden op de offerte van [bedrijf 2] (€ 20.718,00 - € 10.126,14). Het bedrag van € 10.508,85 baseert [eiser] op de offerte van [bedrijf 3] BV. [gedaagde] betwist (een aantal posten op) de offertes van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] BV.
4.9.
De gevorderde schade voor de herstelwerkzaamheden wijst de rechtbank gedeeltelijk toe. De rechtbank neemt de offerte van [bedrijf 2] als uitgangspunt, maar wijst niet alle onderdelen op deze offerte toe.
Allereerst heeft [gedaagde] de verschuldigdheid van de posten ‘leveren beton traptrede’ (€ 567,49 inclusief btw), ‘stellen traptrede’ (€ 550,55‬ inclusief btw) en ‘betegelen traptrede’ (€ 296,45 inclusief btw) betwist. Die werkzaamheden zijn volgens [gedaagde] niet tussen partijen overeengekomen. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat die werkzaamheden niet schriftelijk in de aanneemovereenkomst zijn opgenomen. [eiser] heeft gesteld dat die werkzaamheden mondeling tussen partijen zijn overeengekomen, maar dat hij die afspraak niet kan bewijzen. Omdat [gedaagde] het bestaan van die mondelinge afspraak betwist, kan de rechtbank er niet vanuit gaan dat voornoemde werkzaamheden voor de traptrede onderdeel uitmaken van de aanneemovereenkomst. Die posten zullen daarom worden afgewezen.
Daarnaast heeft [gedaagde] de verschuldigdheid van de posten ‘leveren vloerenspecie’ (€ 3.993,00 inclusief btw) en ‘leveren krimpnet’ (€ 984,94 inclusief btw) betwist. Volgens [gedaagde] horen die posten bij een ondervloer van cement of beton, terwijl met [eiser] nooit een cementen of betonnen ondervloer is overeengekomen. [eiser] voert daarentegen aan dat de door [gedaagde] geoffreerde ondervloer niet voldeed en dat een ander soort ondervloer de enige juiste oplossing was, zodat die extra kosten voor rekening van [gedaagde] moet komen. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat een ander soort ondervloer de enige juiste oplossing voor de scheefstand van de tegels was. Ook die posten zullen daarom worden afgewezen. De resterende schadeposten in de offerte van [bedrijf 2] heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd weersproken, en liggen daarom voor toewijzing gereed.
Het bovenstaande in aanmerking genomen resteert daarmee een bedrag aan schadevergoeding in verband met herstelwerkzaamheden van (€ 10.591,86 - € 567,49 - € 550,55‬ - € 296,45 - € 3.993,00 - € 984,94 =) € 4.199,43 inclusief btw.
4.10.
De gevorderde schade voor de aanschaf van nieuwe tegels van € 10.508,85 wijst de rechtbank af. Volgens [eiser] heeft hij 70 nieuwe tegels moeten aanschaffen, omdat [gedaagde] de tegels had gelijmd en de tegels daardoor nu onbruikbaar blijken. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Allereerst blijkt uit het rapport van [bedrijf 1] dat de lijmlaag van de tegels kan worden afgebikt, zodat de tegels opnieuw kunnen worden verwerkt. Ten tweede heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling onbetwist gesteld dat gelijmde tegels bij scheefstand er met een zuignap uit te halen zijn om ze vervolgens te herplaatsen. Ten derde zijn in de offerte van [bedrijf 2] geen nieuwe tegels geoffreerd. [bedrijf 2] is kennelijk uitgegaan van het hergebruiken van de oude tegels. Tot slot staat vast dat [gedaagde] na de eerste werkdag nog niet alle 70 tegels had gelegd. Een deel van de tegels had dus nog geen lijmlaag. In het licht van voorgaande had van [eiser] een nadere onderbouwing mogen worden verwacht voor de aanschaf van 70 nieuwe tegels, zowel qua noodzaak als qua aantal. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
4.11.
In afwachting van de beoordeling inzake de coniferen wordt iedere beslissing aangehouden.
Coniferen
4.12.
[eiser] legt aan deze vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen uit de koop-/aanneemovereenkomst die ziet op de coniferen. [gedaagde] heeft de coniferen op een onjuiste wijze geplant. Dat heeft als gevolg dat de reële kans bestaat dat de bomen (bij een storm) zouden omvallen. Dat risico heeft zich daadwerkelijk geopenbaard. De coniferen zouden ook anderszins niet overleven. Doordat de coniferen te hoog zijn geplant, hebben de coniferen ook problemen met de wateropname. Dit alles wordt bevestigd in het rapport van REDD. De deskundige concludeert dat de coniferen niet langer levensvatbaar zijn, zodat deze allemaal moeten worden vervangen. [eiser] wil deze coniferen door iemand anders dan [gedaagde] laten vervangen. Daarom vordert [eiser] een verklaring voor recht dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de koop-/aanneemovereenkomst, vordert [eiser] de koop-/aanneemovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden en vordert [eiser] [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de koop-/aanneemsom van € 6.900,00. Ook vordert [eiser] dat [gedaagde] de door [eiser] geleden schade vergoedt, onder verwijzing naar de schadestaatprocedure.
4.13.
[gedaagde] voert als meest verstrekkende verweer dat [eiser] niet tijdig bij [gedaagde] heeft geklaagd [7] . De coniferen zijn namelijk als gevolg van de stormen in februari 2022 scheef komen te staan, terwijl [eiser] pas op 18 mei 2022 voor het eerst schriftelijk zijn beklag bij [gedaagde] heeft gedaan. Dat is niet ‘binnen bekwame tijd’ zoals de wet vereist. Het gevolg daarvan is [eiser] alle aanspraken ter zake van de door hem gestelde tekortkoming heeft verloren.
4.14.
De rechtbank volgt dit verweer van [gedaagde] niet. Tussen partijen staat vast dat [eiser] kort na de stormen in februari 2022 mondeling bij [gedaagde] zijn beklag heeft gedaan over de scheefstand van de coniferen én dat [gedaagde] naar aanleiding van dat beklag de coniferen heeft rechtgezet. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat de coniferen eind maart 2022 opnieuw scheef kwamen te staan. Dat wordt bevestigd in een e-mailbericht van [eiser] aan [gedaagde] van 12 april 2022 [8] , waarin [eiser] schrijft: “
(…) Ook staan er weer bomen schuin (…)
.Uit deze gang van zaken volgt dat [gedaagde] direct na het ontstaan van de klachten van [eiser] hiervan op de hoogte is gesteld en op de hoogte is gebleven. Aan het verweer van [gedaagde] dat [eiser] haar klachtplicht heeft geschonden, wordt daarom voorbij gegaan.
4.15.
[gedaagde] betwist dat hij de afspraken uit de koop-/aanneemovereenkomst niet (goed) is nagekomen. [gedaagde] betwist dat hij de coniferen onjuist (te hoog) heeft geplant. [gedaagde] betwist de inhoud van het rapport van REDD. Het is niet onlogisch dat bomen die nog niet zo lang zijn geplant en die nog goed moeten ‘wortelen’ bij een zware storm scheef gaan staan, als gevolg waarvan de wortels los of hoger komen te liggen. Ook ten aanzien van de wateropname heeft te gelden dat na het planten zich eerst een deugdelijk wortelnetwerk moet ontwikkelen. Na het verplaatsen van een conifeer heeft deze boom daarom wat extra aandacht nodig, met name extra water. Tegelijkertijd geldt dat het niet teveel water mag zijn, omdat een conifeer na herplanting extra gevoelig is voor wortelrot. Na het planten van de coniferen heeft [gedaagde] aan [eiser] (mondeling en schriftelijk) medegedeeld dat de coniferen in de eerste periode extra water nodig hebben. [gedaagde] heeft gesteld dat de plaats waar de bomen zijn gezet in het verleden bosgrond is geweest. De consequentie hiervan is dat de grond minder water vasthoudt en dat de bomen regelmatig voldoende water moeten krijgen. Verder heeft [gedaagde] gewezen op een laurierhaag naast de coniferen, die lucht en licht en vocht wegneemt, een aspect waar [gedaagde] [eiser] op gewezen heeft. Na plaatsing van de coniferen is [gedaagde] enkele keren teruggegaan om de coniferen te controleren of de coniferen daadwerkelijk extra water hadden gekregen. Dat bleek niet het geval, in de eerste week bleek dat [eiser] in het geheel geen water had gegeven. [gedaagde] heeft toen zelf de bomen enkele keren water gegeven. Het nalaten de bomen voldoende water te geven betekent uiteraard het risico dat de bomen niet aanslaan en dat de bomen zullen afsterven. Op 18 maart 2022 waren de bomen nog mooi groen. Pas in de periode daarna zijn de coniferen kennelijk verdroogd. 2022 was een extreem droog jaar. Bovendien waren de stormen in februari 2022 volgens het KNMI de zwaarste sinds 1992. Dat zijn oorzaken waarvan de gevolgen niet aan [gedaagde] kunnen worden toegerekend.
4.16.
De rechtbank moet beoordelen de vraag of [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koop-/aanneemovereenkomst. [eiser] heeft zijn stelling over de oorzaak van beschadigde coniferen gemotiveerd onderbouwd en [gedaagde] heeft zijn verweer hierover gemotiveerd betwist. De rechtbank ziet daarom aanleiding zich over de oorzaak van de beschadigde coniferen te laten voorlichten door een deskundige. De rechtbank volgt op voorhand het rapport van REDD niet, omdat dit een partijdeskundige is en [gedaagde] de juistheid van dit rapport heeft betwist.
4.17.
Voordat de rechtbank overgaat een onderzoek in te laten stellen door een of meerdere deskundige(n), zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over:
- de wenselijkheid van een deskundigenbericht;
- het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n);
- de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
4.18.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van (aanplanting en onderhoud van) coniferen en dat de volgende vragen moeten worden gesteld:
Wat is de huidige feitelijke situatie van de elf coniferen die u aantreft?
Kunt u een oorzaak aanwijzen voor de huidige situatie van de elf coniferen?
a. Kunt u aangeven of de coniferen te hoog zijn aangeplant? Zo ja, hoe groot is de kans (in percentages uitgedrukt) dat de coniferen daardoor zijn afgestorven?
b. Kunt u aangeven of een scheefstand van bomen door een storm invloed heeft gehad op de wortels van de coniferen, in die zin dat ze los of hoger zijn komen te liggen? Zo ja, hoe groot is de kans (in percentages uitgedrukt) dat als gevolg daarvan de bomen zijn afgestorven?
c. Kunt u aangeven of de coniferen te weinig (extra) water hebben gekregen in de weken na aanplanting en/of in de periode daarna? Zo ja, hoe groot is de kans (in percentages uitgedrukt) dat de coniferen door te weinig water zijn afgestorven? Kunt u bij uw antwoord betrekken de omstandigheid dat de coniferen op 18 maart 2022 nog groen waren? Kunt u bij uw antwoord betrekken de weersomstandigheden (eventuele droogte) van de periode na aanplant tot aan medio 2022?
d. Hoe groot is de kans (in percentages uitgedrukt) dat de coniferen door een combinatie van bovengenoemde factoren of door een andere oorzaak zijn afgestorven en welke combinatie of oorza(a)k(en) is/zijn dat dan?
e. In hoeverre zijn omgevingsfactoren van invloed op de gezondheid van de coniferen, zoals de soort grond waarin de coniferen zijn geplant en de aanwezigheid van een laurierhaag in de omgeving van de coniferen?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
4.19.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door de eisende partij moet worden betaald. De rechtbank volgt niet het standpunt van [eiser] dat de bewijslast op grond van de wet [9] op [gedaagde] rust. De discussie tussen partijen ziet immers niet op de kwaliteit van de door [gedaagde] geleverde coniferen, maar op de door [gedaagde] verrichte aanplantingswerkzaamheden van de coniferen, zodat de rechtbank de door [eiser] genoemde wettelijke regels niet als uitgangspunt neemt. Het voorschot van de deskundige moet daarom door [eiser] worden betaald.
4.20.
In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
4.21.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de persoon die als deskundige gaat optreden. Voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken en om die reden iedere partij een deskundige voorstelt, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking mag komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid van de deskundige. Die zwaarwegende redenen moeten worden onderbouwd. De rechtbank zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, een door partijen aangedragen deskundige of een eigen deskundige benoemen.
4.22.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich hierover bij akte kunnen uitlaten. Partijen moeten de conceptakte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
4.23.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 4 oktober 2023om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht;
5.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de genoemde roldatum de conceptakte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers, rechter, en uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Hartman, senior gerechtsjurist, op 6 september 2023.

Voetnoten

1.artikel 6:265 BW
2.artikel 6:277 BW in samenhang met artikel 6:74 BW
3.zoals weergegeven onder rechtsoverweging 2.8 van dit vonnis
4.productie 5 bij dagvaarding
5.zoals weergegeven onder rechtsoverweging 2.8 van dit vonnis
6.artikel 6:58 van het Burgerlijk Wetboek
7.artikel 7:23 BW
8.productie 10 bij dagvaarding
9.artikel 7:5 lid 4 BW, artikel 7:17 BW en artikel 7:18 lid 2 BW