Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
- de akte na tussenvonnis van SPS, met de producties 23 tot en met 31;
- de antwoordakte van [gedaagde] , met de producties 34 tot en met 37.
2.De verdere beoordeling
2017boven de € 440.000,00 uitkomt, partijen het verschil voor ieder bedrag daarboven gelijk zullen delen. Uitgangspunt is dat de rechtbank partijen aan deze afspraak zal houden. De rechtbank kan de datum van 31 december 2017 echter niet plaatsen. Verder zien de door partijen opgestelde vragen voor een door de rechtbank te benoemen deskundige met name op de jaren 2016 en 2017. De eerste indruk van de rechtbank is dat partijen bedoeld hebben om een deskundige te vragen naar gebeurtenissen na de balansdatum 31 december 2015 die bij bekendheid daarmee van invloed zouden (kunnen) zijn op een waardering per 31 december 2015. De rechtbank wenst over het voorgaande helderheid over te krijgen alvorens een deskundige te benoemen. Partijen kunnen zich hierover bij akte uitlaten.
- de griffie de opgave van de deskundige vervolgens zal toezenden aan partijen;
- partijen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar kunnen maken tegen de begroting;
- indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige alsdan worden vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag;
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing.
3.De beslissing
woensdag 4 oktober 2023om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over hetgeen vermeld staat in randnummer 2.4, de persoon van de deskundige en over de voorgestelde vragen aan de deskundige,