ECLI:NL:RBZWB:2023:6398
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep Wajong-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 14 oktober 2019, waarin zijn Wajong-uitkering werd beëindigd per 19 augustus 2019. Na een nieuwe beslissing op bezwaar op 18 juli 2023, waarbij het UWV de uitkering ongewijzigd voortzette, trok verzoeker zijn beroep in. Hij verzocht het UWV om veroordeling in de proceskosten. Het UWV gaf aan zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelde dat het UWV verzoeker tegemoet was gekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank stelde de kosten voor rechtsbijstand vast op € 2.092,50, en vergoedde ook de reiskosten van verzoeker voor het bijwonen van de zitting en bezoeken aan deskundigen.
De rechtbank wees verzoeker erop dat hij een zelfstandig verzoek om schadevergoeding kan indienen, maar dat hiervoor griffierecht verschuldigd is. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot een totaalbedrag van € 2.295,64 aan proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten en openbaar gemaakt op 7 september 2023.