ECLI:NL:RBZWB:2023:6402

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
C/02/396777 / FA RK 22-1754
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de verwijzing naar jeugdhulpverleningstraject in een familiezakenprocedure

In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 8 september 2023, wordt de eerdere beslissing om partijen te verwijzen naar een jeugdhulpverleningstraject van het Uniform Hulpaanbod (UHA) herzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat er reeds hulpverlening is ingezet door de gemeente, waardoor de verwijzing naar het UHA niet meer noodzakelijk is. De zaak betreft een verzoek van een vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.L.I. de Vleesschauwer, tegen een man, vertegenwoordigd door mr. F.J.I. van den Branden. De rechtbank heeft eerder op 30 mei 2023 een voorlopige contactregeling vastgesteld tussen de man en hun minderjarige kind, en partijen verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland voor hulpverlening.

De rechtbank heeft op basis van de terugmelding van het loket, waarin werd aangegeven dat de ouders al een traject bij een zorgaanbieder doorlopen, besloten dat de inzet van een UHA-hulpverleningstraject niet meer nodig is. De rechtbank heeft de procedure voor een periode van zes maanden aangehouden om de partijen de tijd te geven om het ingezette hulpverleningstraject bij de zorgaanbieder te doorlopen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat partijen na deze periode zelf nadere informatie moeten verstrekken over de voortgang van het traject.

De beslissing om de zaak aan te houden is genomen in het belang van het kind, waarbij de rechtbank de betrokkenheid van de gemeente en de zorgaanbieder als voldoende waarborg voor de benodigde ondersteuning beschouwt. De rechtbank heeft de zaak opnieuw ingepland voor de familiekamerrol op 12 maart 2024, waar verdere beslissingen zullen worden genomen op basis van de voortgang van het hulpverleningstraject.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer / rekestnummer: C/02/396777 / FA RK 22-1754
beschikking van 8 september 2023
in de zaak van
[de vrouw01](hierna te noemen: de vrouw),
wonende te [woonplaats01] ,
verzoekster,
advocaat: mr. F.L.I. de Vleesschauwer, gevestigd te Terneuzen,
tegen
[de man01](hierna te noemen: de man),
wonende te [woonplaats01] ,
verweerder,
advocaat: mr. F.J.I. van den Branden, gevestigd te Terneuzen.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen: de raad.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1.
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 30 mei 2023 en de daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht van [hulpverlener01] , met bijlage, van 21 juni 2023,;
- het F9-formulier van mr. Van den Branden, ingediend op 11 augustus 2023;
- het F9-formulier van mr. De Vleesschauwer, ingediend op 11 augustus 2023.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij de hiervoor genoemde beschikking van 30 mei 2023 heeft de rechtbank een voorlopige contactregeling (via beeldbellen) tussen de man en de [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2014, vastgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank partijen, met hun instemming, voor een (jeugd)hulpverleningstraject van het Uniform Hulpaanbod (UHA) verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland (hierna: het loket).
2.2.
Uit de beschikking blijkt dat voor partijen hulpverlening is ingezet op de navolgende doelen (resultaten):
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind;
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar;
- er is inzicht in de mogelijkheden/belemmeringen van beide ouders en de hulp die nodig is om een stabiele opvoedsituatie voor het kind te realiseren (binnen de scheidingssituatie);
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
2.3.
De rechtbank heeft het loket verzocht om tegen de familiekamerrol van 3 oktober 2023 aan de rechtbank te rapporteren over het verloop en de resultaten van het ingezette hulpverleningstraject van het UHA.
2.4.
Het loket heeft de rechtbank bij e-mailbericht van 21 juni 2023 bericht dat het de zaak teruggeeft aan de rechtbank en de raad, met de suggestie het hulpverleningstraject van het UHA af te sluiten. Uit de bij dat bericht gevoegde rapportage blijkt dat het loket dit doet omdat bij de intake is gebleken dat er vanuit de gemeente al hulpverlening op de gestelde doelen is ingezet en dat ouders in dat verband al een traject bij een zorgaanbieder doorlopen, namelijk bij mevrouw [behandelaar01] van [hulpverlener02] . In de rapportage schrijft het loket dat uit contact met de zorgaanbieder blijkt dat de verwachting is dat partijen de door de rechtbank gestelde doelen met de inzet van dit traject kunnen behalen. Mocht het traject stagneren dan kan, zo nodig, worden opgeschaald naar bijvoorbeeld een Jeugdbeschermingstafel, aldus het loket. Het loket meent daarom, na afstemming met ouders, gemeente en de zorgaanbieder, dat naast het reeds ingezette traject een hulpverleningstraject van het UHA niet nodig is.
2.5.
Aan partijen is gelegenheid gegeven om te reageren op de terugmelding door het loket. Zij hebben de rechtbank bericht dat het hulpverleningstraject bij mevrouw [behandelaar01] nog steeds (positief) verloopt en dat zij hopen binnen dit traject tot overeenstemming te komen. Partijen verzoeken de rechtbank de procedure in afwachting van de resultaten van de hulpverlening voor de duur van 6 maanden aan te houden.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt de terugkoppeling vanuit het loket voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat naast het traject dat partijen nu vanuit de gemeente bij mevrouw [behandelaar01] doorlopen de inzet van een hulpverleningstraject van het UHA niet (meer) nodig is. Door de ondersteuning van mevrouw [behandelaar01] zijn de te behalen resultaten waarvoor de rechtbank partijen naar het loket heeft verwezen (hiervoor onder 2.2. opgenomen) voldoende geborgd. Verder blijkt uit de terugkoppeling van het loket dat het ingezette traject voorziet in een vangnet voor het geval dit stagneert; omdat de gemeente al betrokken is, kan zo nodig worden opgeschaald naar de Jeugdbeschermingstafel en van daaruit naar een raadsonderzoek. De rechtbank komt daarom terug op de in de beschikking van 30 mei 2023 gegeven beslissing om partijen voor een UHA hulpverleningstraject te verwijzen naar het loket. Hetzelfde geldt voor de aan die verwijzing gekoppelde beslissing om de raad te verzoeken onderzoek te doen. Om de raad hierover te informeren zal de rechtbank een afschrift van deze beschikking aan de raad toesturen.
2.7.
De rechtbank begrijpt uit de berichten van partijen dat zij meer tijd nodig hebben om het ingezette hulpverleningstraject te doorlopen. De rechtbank zal de procedure daarom 6 maanden aanhouden in afwachting van de resultaten daarvan. Omdat de hulpverlening niet via een hulpverleningstraject van het UHA loopt, dienen partijen na afloop van die 6 maanden zelf nadere informatie aan de rechtbank te verstrekken, met afschrift aan de raad.
2.8.
De rechtbank verwijst de zaak naar
de familiekamerrol van dinsdag 12 maart 2024in afwachting van de berichten van (de advocaten van) partijen over het verloop en de behaalde resultaten van het ingezette hulptraject bij mevrouw [behandelaar01] en over wat dit betekent voor het verdere verloop van de procedure.
2.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank:
verwijst de zaak om reden als hiervoor in rechtsoverweging 2.7 vermeld naar de
familiekamerrol van dinsdag 12 maart 2024;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, rechter, tevens kinderrechter, en, in tegenwoordigheid van mr. Knops-Pijper, griffier, in het openbaar uitgesproken op
8 september 2023.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan – uitsluitend door een advocaat – hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld, zulks door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.