ECLI:NL:RBZWB:2023:6405

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10398654 VV EXPL 23-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvordering wegens ernstige overlast door huurder met psychisch ziektebeeld

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonkwartier en [gedaagde01], in hoedanigheid van curator van de heer [belanghebbende01]. Woonkwartier vorderde de ontruiming van een woning vanwege ernstige en structurele overlast die door [belanghebbende01] werd veroorzaakt. De huurovereenkomst tussen Woonkwartier en [belanghebbende01] bestaat sinds 5 december 2013. Sinds medio 2017 ontving Woonkwartier meldingen van omwonenden over overlast, waaronder geluidsoverlast en bedreigingen. Ondanks herhaalde waarschuwingen en verzoeken om de overlast te staken, bleef de situatie onhoudbaar. Woonkwartier bood [gedaagde01] de mogelijkheid om de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen, maar dit gebeurde niet.

De kantonrechter oordeelde dat Woonkwartier een spoedeisend belang had bij de vordering, gezien de aanhoudende overlast en het gevoel van onveiligheid onder omwonenden. De rechter overwoog dat de overlast door [belanghebbende01] niet toerekenbaar was aan zijn psychische ziektebeeld, en dat de situatie voor alle betrokkenen onhoudbaar was. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de ontruiming. Daarnaast werd [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, gezien de urgentie van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 10398654 \ VV EXPL 23-19
vonnis d.d. 3 mei 2023
inzake
Stichting Woonkwartier,
te Zevenbergen,
eiseres,
verder te noemen: Woonkwartier,
gemachtigde: mr. J.G. van Heertum,
tegen
[gedaagde01] B.V.,
in de hoedanigheid van curator van de heer [belanghebbende01] ,
te [plaats01] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 april 2023 met producties 0 t/m 37 en productie A (usb-stick);
  • de brief van mr. Van Heertum van 24 april 2023 (tevens verzonden per Zivver) met aanvullende producties 38 tot en met 41 en productie B (usb-stick);
  • de mondelinge behandeling van 26 april 2023, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.

2.De feiten

2.1
Tussen Woonkwartier als verhuurder en de heer [belanghebbende01] (hierna: [belanghebbende01] ) bestaat sinds 5 december 2013 een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres01] te [plaats02] (hierna: de huurovereenkomst en het gehuurde).
2.2
Bij beschikking van 10 april 1997 zijn de goederen van [belanghebbende01] onder bewind gesteld en bij beschikking van 1 november 2011 is een mentorschap ingesteld. Bij beschikking van 30 juni 2022 zijn dit bewind en mentorschap omgezet in een ondercuratelestelling, waarbij [gedaagde01] als curator inzake de vermogensrechtelijke belangen van [belanghebbende01] is benoemd en [curator01] namens [kantoor01] als curator inzake de niet-vermogensrechtelijke belangen.
2.3
Woonkwartier heeft vanaf medio 2017 meldingen ontvangen van omwonenden over overlast door [belanghebbende01] , bestaande uit geluidsoverlast door hard geschreeuw en gebonk en het aannemen van een agressieve houding met scheldpartijen en bedreigingen richting omwonenden. In de loop van de jaren, tot en met 2023, nemen de overlastmeldingen in aard en frequentie toe evenals het aantal overlastmelders. Met de brief van 14 juli 2021, ondertekend door ongeveer 20 omwonenden, geven omwonenden bij Woonkwartier aan dat de overlastsituatie veroorzaakt door [belanghebbende01] verslechtert en dat er een oplossing moet komen.
2.4
Woonkwartier heeft diverse huisbezoeken aan het gehuurde gebracht, waaronder op 19 november 2018, 3 juli 2019 en op 14 januari 2020. Daarnaast heeft Woonkwartier [belanghebbende01] diverse malen gewezen op de overlastmeldingen en hem gesommeerd de overlast met onmiddellijke ingang te staken, onder meer in de brieven van 21 november 2018, 24 oktober 2019, 16 september 2020, 23 juni 2021 en 10 februari 2022. In december 2022 en januari 2023 heeft Woonkwartier een buurtonderzoek uitgevoerd.
2.5
Bij brief van 12 januari 2023 heeft (de gemachtigde van) Woonkwartier [gedaagde01] de gelegenheid geboden de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen en wordt, bij gebreke daarvan, een gerechtelijke procedure aangezegd. Tot vrijwillige opzegging is niet overgegaan.

3.Het geschil

3.1
Woonkwartier vordert -samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] , in hoedanigheid van curator van [belanghebbende01] , te veroordelen:
I. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels, met al hetgeen van [belanghebbende01] is en met al de personen die zijdens [belanghebbende01] in het gehuurde verblijven, en het gehuurde ter vrije en algehele beschikking van Woonkwartier te stellen;
II. om aan Woonkwartier te betalen € 622,05 per maand, voor elke ingegane maand, dat [belanghebbende01] na ontbinding van de huurovereenkomst in het gehuurde verblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat het bedrag opeisbaar is geworden tot aan de dag van algehele voldoening;
III. in de kosten van dit geding.
3.2
Woonkwartier legt aan haar vordering ten grondslag dat [belanghebbende01] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Door ernstig en structureel overlast te veroorzaken heeft hij zich niet gedragen als goed huurder. Omwonenden voelen zich onveilig en de situatie is onhoudbaar geworden.
3.3
[gedaagde01] voert verweer. Het klopt dat [belanghebbende01] als gevolg van zijn psychische ziektebeeld al langere tijd overlast veroorzaakt. Voor [belanghebbende01] zelf zou het ook beter zijn als hij in een andere, beschermde, woonomgeving met zorgvoorzieningen kan wonen. [belanghebbende01] is erg ziek en komt niet meer voor behandeling in aanmerking. Hij krijgt medicatie teneinde de situatie beheersbaar te houden. Hij kan in ieder geval niet (meer) duurzaam in een reguliere woonwijk wonen en voelt zichzelf inmiddels ook niet meer veilig in het gehuurde door recente voorvallen. De curatoren zoeken voor [belanghebbende01] daarom al enige tijd, in overleg met de verschillende behandelaren van [belanghebbende01] , naar een permanente woonplek voor hem binnen een beschermde woonvoorziening. Als een crisissituatie zou ontstaan, kan [belanghebbende01] mogelijk op korte termijn via een crisisopname in een beschermde woonomgeving terecht komen. Maar een situatie van dakloosheid is, zeker gezien de medische situatie van [belanghebbende01] , niet wenselijk.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Allereerst overweegt de kantonrechter dat Woonkwartier een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Gelet op de aard en ernst van de situatie, welke blijft voortduren en waardoor onder omwonenden een gevoel van onveiligheid heerst, kan van Woonkwartier niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2
Vervolgens dient te worden beoordeeld of aannemelijk is dat de vordering van Woonkwartier in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het – mede gelet op de belangen van partijen over en weer – gerechtvaardigd is op de toewijzing vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Daarbij geldt dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet daarom – volgens vaste jurisprudentie – grote terughoudendheid worden betracht. Een dergelijke vordering zal doorgaans slechts gerechtvaardigd zijn als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. De kantonrechter overweegt daarover in dit geval het volgende.
4.3
Woonkwartier heeft voldoende gemotiveerd gesteld en door [gedaagde01] is ook niet weersproken dat [belanghebbende01] al langere tijd voor ernstige overlast zorgt in de buurt. Gelet op de aard en de ernst van de overlast alsmede het structurele karakter daarvan, is [belanghebbende01] door dat gedrag te vertonen tekortgeschoten in zijn verplichting uit de huurovereenkomst om zich als goed huurder te gedragen. Dat het veroorzaken van deze overlast voortkomt uit het psychische ziektebeeld van [belanghebbende01] is in dit kader niet van belang, omdat toerekenbaarheid geen vereiste is voor ontbinding op grond van artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek. Daarnaast blijkt uit de stellingen van beide partijen dat de situatie voor alle betrokkenen onhoudbaar is geworden. Uit de overlastmeldingen blijkt dat omwonenden al lange tijd geen woongenot meer ervaren en dat zij zich zelfs onveilig voelen. De curatoren van [belanghebbende01] achten het ook in het belang van [belanghebbende01] zelf dat hij het gehuurde en deze buurt op korte termijn verlaat. Gelet op de aangevoerde omstandigheden (zoals onder 3.2 en 3.3 weergegeven) en de belangen van beide partijen zal de ontruimingsvordering van Woonkwartier worden toegewezen. De kantonrechter ziet daarbij geen aanleiding om af te wijken van de door Woonkwartier gevorderde ontruimingstermijn van veertien dagen, zodat ook dit deel van de vordering voor toewijzing gereed ligt.
4.4
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaarheid bij voorraad verklaren en overweegt daartoe als volgt. Uit de stellingen van partijen over en weer is voldoende gebleken dat het in het belang van zowel Woonkwartier als [belanghebbende01] is dat [belanghebbende01] het gehuurde zo snel mogelijk verlaat. Gelet op de aard en ernst van de overlast en (de prognose van) het medische ziektebeeld van [belanghebbende01] is de situatie voor alle betrokkenen onhoudbaar en is dringend actie nodig. Het zou dan ook niet bevorderlijk zijn als de tenuitvoerlegging van dit vonnis zou worden geschorst door een eventueel hoger beroep.
4.5
De door Woonkwartier gevorderde betaling van € 622,05 voor iedere maand dat [belanghebbende01]
na ontbindingvan de huurovereenkomst in het gehuurde verblijft, is in deze procedure niet toewijsbaar. Omdat ontbinding niet is gevorderd, en overigens ook niet in een kort gedingprocedure kan worden uitgesproken, is dit (nog) niet aan de orde. De hierover gevorderde wettelijke rente ligt daarmee ook voor afwijzing gereed. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat zolang de huurovereenkomst tussen partijen niet is geëindigd en [belanghebbende01] in het gehuurde verblijft, de verplichting uit hoofde van de huurovereenkomst tot betaling van de huurprijs blijft voortduren. Voor zover Woonkwartier de vordering heeft bedoeld als een veroordeling tot betaling van de huur, heeft zij hierbij geen belang omdat er tot nu toe geen sprake is van een huurachterstand en er ook geen aanwijzing voor is dat [gedaagde01] de betaling zal staken.
4.6
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten, waaronder de nakosten, worden veroordeeld.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Woonkwartier vastgesteld op € 786,85, bestaande uit € 129,85 aan kosten van de dagvaarding, € 128,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris gemachtigde.
De nakosten worden begroot op € 132,00 (half salarispunt met een maximum van € 132,00), onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt [gedaagde01] , in hoedanigheid van curator van [belanghebbende01] , om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, het gehuurde te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels, met al hetgeen van [belanghebbende01] is en met al de personen die zijdens [belanghebbende01] in het gehuurde verblijven, en het gehuurde ter vrije en algehele beschikking van Woonkwartier te stellen;
5.2
veroordeelt [gedaagde01] , in hoedanigheid van curator van [belanghebbende01] , in de kosten van dit geding, aan de zijde van Woonkwartier tot op heden vastgesteld op € 786,85;
5.3
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.