ECLI:NL:RBZWB:2023:6410

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1775
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie door UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van een WIA-uitkering door het UWV beoordeeld. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd na een periode van ziekte, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat eiser per 29 juli 2021 voor 26,80% arbeidsongeschikt was. Eiser had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en de Ziektewet ontvangen, maar na een medische beoordeling door verzekeringsartsen van het UWV werd geconcludeerd dat de beperkingen van eiser niet voldoende waren om een WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder klachten over gehoor, hoofdpijn, en psychische problemen, zorgvuldig overwogen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de WIA-uitkering had geweigerd, omdat de medische klachten van eiser niet objectief waren vastgesteld en de verzekeringsartsen voldoende onderzoek hadden gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1775 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser,

gemachtigde: mr. J.W. van de Wege,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 23 mei 2022 (primair besluit) geweigerd per 29 juli 2019 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 16 februari 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk en [naam 2] als gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 29 juli 2021 voor 26,80 % arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 29 juli 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als bus tanker bij [B.V.]. Na beëindiging van dit werk is aan eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiser zich op 1 augustus 2019 ziekgemeld vanwege stekende pijn in zijn achterhoofd, slaapproblemen, vermoeidheidsklachten, overspannenheid en depressieve klachten. In het besluit van 22 oktober 2019 is aan eiser per 31 oktober 2019 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
3.3.
Op 19 april 2021 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. In het besluit van 9 juli 2021 is de ZW-uitkering van eiser per 28 juli 2021 beëindigd, omdat de maximale termijn is bereikt. In het primaire besluit heeft het UWV geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Bij bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
Verzekeringsarts [naam 3] heeft het dossier van eiser bestudeerd. Daarnaast heeft de verzekeringsarts eiser gezien op het spreekuur van 23 februari 2022, waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts stelt dat op basis van de huidige onderzoeksbevindingen er voldoende aanwijzingen zijn voor beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Eiser is aangewezen op structuur, regelmaat, een afgebakende deeltaak in een niet hectische omgeving en is beperkt ten aanzien van stresserende aspecten, zoals deadlines, piekbelasting, conflicthantering en eindverantwoordelijkheid. Verder is eiser beperkt voor een solitaire functie en voor gevaar opleverende werkplekken en beroepsmatig vervoer. Eiser is aangewezen op vaste bekende werkwijzen en werk dat eenvoudig van waard is waardoor geen groot beroep wordt gedaan op de cognitieve functies van eiser.
Verzekeringsarts b&b [naam 4] heeft het dossier bestudeerd en de hoorzitting bijgewoond. De verzekeringsarts b&b stelt dat de beperkingen niet zijn onderschat. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn de beenklachten aan het linkerbeen van eiser tot op heden niet verklaard. De huisarts heeft geen afwijkingen vastgesteld. Ook de neuroloog heeft geen afwijkingen vastgesteld bij lichamelijk/neurologisch onderzoek. Uit de MRI-scan van de onderrug kwamen geen bijzonderheden. Op grond van de bekende gegevens concludeert de verzekeringsarts b&b dat de pijnsensaties in het linkerbeen vooralsnog ongeobjectiveerd zijn en dus niet kunnen leiden tot beperkingen.
Daarnaast stelt de verzekeringsarts b&b dat er door de verzekeringsarts wordt vermeldt dat de gehoortoestellen resultaat hebben en eiser geen gehoorproblemen meer ervaart, ook niet in achtergrondlawaai. Bij de hoorzitting merkte eiser op dat hij bij de juiste instelling goed hoort. Daarom zijn er terecht geen gehoorbeperkingen opgenomen. De verzekeringsarts b&b stelt dat vaststaat dat eiser begin augustus 2018 op zijn hoofd is gevallen waarbij hij een hersenschudding en een kleine subarachnoïdale bloeding op liep. In de maanden erna vonden nog enkele consultaties bij de neuroloog plaats vanwege hoofdpijn, maar er konden geen verdere neurologische pathologie, dus ook geen niet aangeboren hersenletsel, worden gevonden. Ook in de nader overlegde stukken wordt geen melding gemaakt van niet aangeboren hersenletsel. Uit de informatie blijkt dat eiser na het hoofdletsel nog acht maanden heeft gewerkt. Dit duidt volgens de verzekeringsarts b&b op goede cognitieve vermogens. Ook het feit dat eiser de afgelopen jaren regelmatig het initiatief heeft genomen om zijn huisarts te bezoeken vanwege klachten, om uitslagen te vernemen en om informatie op te halen duidt op een ongestoord zelfstandig en doelmatig functioneren. Aandachtsproblemen zijn niet waargenomen en de geheugenfunctie lijkt bij eigen onderzoek te selectief om hieraan structurele beperkingen te koppelen. Door de behandelaars van I-Psy vermelde ongespecificeerde psychische stoornis door een somatische aandoening en een stoornis in de impulscontrole vindt de verzekeringsarts b&b aspecifiek. In de FML zijn voldoende waarborgen opgenomen voor de verminderde stressbestendigheid en een afgenomen vermogen tot conflicthantering. Het vermoeden van een beneden- tot laaggemiddeld intelligentieniveau is niet daadwerkelijk vastgesteld, reden waarom de verzekeringsarts b&b daar in bezwaar niet vanuit mag gaan. Mocht hier toch sprake van zijn dan stelt de verzekeringsarts b&b dat de FML voldoende waarborgen heeft voor stressarme, eenvoudige werkzaamheden. Voor verminderd zicht heeft de verzekeringsarts b&b geen aanwijzingen gekregen. De epilepsie was op de datum in geding al in remissie en leidde niet (meer) tot wezenlijke beperkingen. Met het risico op insult en de anti-epileptische medicatie wordt voldoende rekening gehouden door een verhoogd persoonlijk risico en beroepsmatig vervoer uit te bannen.
De beperkingen en belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 maart 2022.
4.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er meer en zwaardere beperkingen dienen te worden aangenomen. Eiser heeft gehoorapparaten en door het gebruik krijgt hij veel hoofdpijnklachten. Hij gebruikt de gehoorapparaten alleen wanneer nodig. Werksituaties waarbij vereist is dat men de geheel dag of een groot deel daarvan moet kunnen horen, zijn voor eiser niet geschikt. Met deze klachten is voldoende rekening gehouden.
Naar de beenklachten van eiser wordt nog onderzoek gedaan. Er is nog geen diagnose gesteld en eiser heeft nog afspraken in het ziekenhuis. Door de verzekeringsarts b&b is niet beoordeeld of de klachten reëel zijn. De verzekeringsarts b&b heeft ook geen fysiek onderzoek verricht om de beperking vast te stellen. Naar de mening van eiser kan de verzekeringsarts b&b niet volstaan met de enkele vaststelling dat de klachten niet geobjectiveerd zijn. Het onderzoek is op dit punt niet toereikend geweest.
Ook ten aanzien van de psychische klachten schiet de motivering van de verzekeringsarts b&b te kort. Dat de diagnose zoals gesteld door I-Psy aspecifiek is, is niet nader onderbouwd. Daarnaast is ook onduidelijk of er in de FML voldoende waarborgen zijn opgenomen met betrekking tot de verminderde stressbestendigheid. Dat niet is vastgesteld dat eiser een verstandelijke beperking heeft, maakt niet dat deze beperking niet aanwezig is. Nu de behandelaars spreken over een vermoeden is nader onderzoek noodzakelijk. Het is dan aan de verzekeringsarts b&b om nader onderzoek te (laten) verrichten, bijvoorbeeld in de vorm van een expertise door een deskundige. Ook hier schiet de motivering te kort en is er sprake van een gebrekkig onderzoek.
Eiser stelt daarnaast dat hij recentelijk nog een of twee epileptische aanvallen heeft gekregen en dat hier dus nog wel beperkingen uit voortvloeien. Ook met de hoofdpijnklachten en de slaapproblemen is onvoldoende rekening gehouden. Na een gesprek met de psycholoog heeft eiser nu slaaptabletten gekregen. Op dit moment zijn nog een aantal medische onderzoeken gaande en is eiser gestart met de behandeling door een psycholoog.
4.3.
Naar aanleiding van het beroepschrift heeft het UWV de verzekeringsarts b&b gevraagd of er medische argumenten zijn om af te wijken van het eerder ingenomen standpunt. De verzekeringsarts b&b stelt dat eiser tijdens de hoorzitting niet heeft aangegeven dat hij bij dagelijks gebruik van de hoortoestellen hoofdpijn krijgt. De verzekeringsarts b&b vindt dat een niet-onvoelbare, onbegrepen klacht, nu er geen medisch verband kan worden aangenomen tussen het dragen van de hoortoestellen en het ontstaan van veel hoofdpijn.
Met de opmerking dat er nog steeds geen diagnose bestaat voor de beenklachten, wordt de conclusie van de verzekeringsarts b&b bevestigd dat de beenklachten niet geobjectiveerd zijn. De verzekeringsarts b&b bestrijdt niet dat eiser deze klachten op de datum in geding had, maar deze klachten waren subjectief en mogen daarom niet leiden tot beperkingen. De huisarts heeft in mei 2021 gerapporteerd dat hij van eiser zelf vernam dat eiser alles met zijn been kan doen. Aangezien de huisarts bij herhaling geen afwijkingen heeft vastgesteld, en meer specifiek uitval/krachtverlies in het linkerbeen, vaatproblematiek en/of pathologie in de onderrug zijn uitsloten heeft de verzekeringsarts b&b een lichamelijk onderzoek in bezwaar niet zinvol gevonden.
Ten aanzien van de psychische klachten stelt de verzekeringsarts b&b dat de door de behandelaars gestelde hoofddiagnose ‘ongespecificeerde psychische stoornis door een somatische aandoening’ vanwege het gebruikte bijvoeglijk naamwoord per definitie aspecifiek te noemen is. Er is geen reden om eiser verdergaand beperkt te achten ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren. Ook de gediagnostiseerde ‘stoornis in impulsbeheersing’ vindt de verzekeringsarts b&b aspecifiek. De diagnose hoort bij een stoornis in impulsbeheersing niet anderszins omschreven; een categorie van stoornissen die niet voldoen aan de criteria van enige specifieke stoornis in impulsbeheersing of andere psychische stoornis met kenmerken van impulsbeheersing. Op welk vlak eiser zijn impulsen niet kan beheersen kan dus niet worden herleid uit deze diagnose. Uit de informatie van I-Psy blijkt dat eiser prikkelbaar is waardoor conflicten thuis en op het werk zijn ontstaan. Aannemelijk is dat in het specifieke geval van eiser terecht een beperking is aangenomen ten aanzien van conflicthantering en samenwerken.
Met betrekking tot het al dan niet bestaan van een verstandelijke beperking handhaaft de verzekeringsarts b&b zijn eerdere conclusie dat op de datum in geding deze beperking niet daadwerkelijk was vastgesteld. De verzekeringsarts b&b deelt de mening van eiser dat dit niet betekent dat hij de beperking niet heeft. De verzekeringsarts b&b stelt vast dat eiser een autorijbewijs en een arbeidsverleden als bustanker heeft. Na zijn hoofdtrauma heeft eiser nog gewerkt en in het gesprek met de verzekeringsarts b&b zijn er geen opvallende aanwijzingen voor een verstandelijke beperking gevonden. Dit alles in combinatie met de kwalificatie ‘beneden- tot laaggemiddeld’ doet de verzekeringsarts b&b concluderen dat als er sprake is van een verstandelijke beperking deze zeer licht of licht is waardoor de FML voldoende beperkingen en specifieke voorwaarden biedt.
De opmerkingen van eiser doen niet af aan de conclusie dat de epilepsie op de datum in geding in remissie was, niet meer leidde tot beperkingen en de beperkingen op verhoogd persoonlijk risico en beroepsmatig vervoer hiermee voldoende rekening houden. Met de stelling dat er geen rekening is gehouden met hoofdpijnklachten en slaapproblemen voegt eiser een nieuwe beroepsgrond toe. De verzekeringsarts b&b heeft het bestaan van deze klachten niet aannemelijk kunnen maken middels objectieve afwijkingen, bijvoorbeeld in de zin van concentratieproblemen of moeheid/verminderde vitaliteit. Dat belanghebbende nu slaaptabletten heeft gekregen, kan niet als argument dienen voor het bestaan van slaapproblemen in 2021.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek zorgvuldig is geweest. De verzekeringsartsen waren op de hoogte van de door eiser gestelde klachten, waaronder de gehoorproblemen, been- en hoofdpijnklachten, de epileptische aanvallen, de slaapproblemen en de psychische klachten. Daarnaast heeft de verzekeringsarts eiser gezien op het spreekuur. Voor de hoofdpijnklachten die ontstaan bij gebruik van het hoortoestel is geen medische verklaring te vinden, maar de klachten zijn wel consistent. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat de klachten ook moeten leiden tot meer beperkingen. De klachten zijn niet medisch objectiveerbaar. De verzekeringsartsen hebben daarom terecht niet meer beperkingen aangenomen ten aanzien van deze klachten.
Eiser heeft op 7 juli 2023 nog nadere medische informatie overlegd. Bij deze informatie zaten brieven van de neuroloog van 1 februari 2023 en 24 mei 2023. Met deze informatie zijn de beenklachten weliswaar geobjectiveerd, maar dit betekent naar oordeel van de rechtbank niet dat dit had moeten leiden tot meer beperkingen. Tijdens de EZWB was de verzekeringsarts al op de hoogte van de beenklachten en heeft bij de beoordeling ook rekening gehouden met deze klachten. Uit de informatie van de huisarts en de neuroloog blijkt ook niet van functionele beperkingen van het been.
Ten aanzien van de epileptische aanvallen is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is om een ander oordeel aan te nemen. De verzekeringsartsen hebben de medische informatie beoordeeld en meegewogen. Er is voldoende gemotiveerd waarom ook deze klachten niet kunnen leiden tot het aannemen van meer beperkingen op de datum in geding. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om hier anders over te oordelen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om nogmaals een verzekeringsarts te raadplegen over de door eiser ingebrachte medische informatie. De medische informatie van de huisarts, neuroloog en psychiater zijn door de verzekeringsartsen meegenomen in de beoordeling. De rapportages zijn deugdelijk en consistent gemotiveerd. Het door het UWV verrichte onderzoek kan daarom wel zorgvuldig worden geacht.
De beroepsgrond dan eiser medisch meer beperkt moet worden geacht, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 13 maart 2022.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1.
Een arbeidskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), assembleerder installatie motoren, voertuigen (Sbc-code 265110) en textielproductenmaker (Sbc-code 111160).
5.2.
Eiser voert tegen deze functies aan dat eiser ten onrechte geschikt worden geacht. De functies zijn in medisch opzicht niet geschikt, omdat de FML zal moeten worden bijgesteld.
Daarnaast stelt eiser dat er bij de functie assembleerder installatie motoren, voertuigen sprake is van de aanwezigheid van veel mensen op de werkplek. Daarnaast rijdt er een heftruck rond en is er veel geluidsoverlast door machines. Dit is niet te verenigen met het feit dat volgens de verzekeringsartsen eiser geen hectiek, meerdere taken/signalen tegelijk kan hanteren of kan werken in een drukke omgeving. De motivering van de arbeidsdeskundige b&b op onderdeel 1.8.7 is onjuist. Uit hetgeen is vermeld bij onderdeel 1.8.0 en 1.8.1 volgt dat er juist wel sprake is van hectiek en drukke werkomgeving. De motivering die de arbeidsdeskundige b&b geeft met betrekking tot het persoonlijk risico (1.8.6) overtuigt evenmin: het feit dat er veel mensen op de werkplek aanwezig zijn, er sprake is van veel geluidsoverlast een heftruck rond rijdt waardoor er sprake is van aanrijdgevaar, leidt tot de conclusie dat er wel sprake is van een gevaar opleverende werkplek. Op grond hiervan is eiser van mening dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
5.3.
Het UWV heeft de arbeidsdeskundige b&b gevraagd of het beroep aanleiding geeft om de eerdere beoordeling te herzien. De arbeidsdeskundige b&b stelt dat er geen overschrijding plaatsvindt van onderdeel 1.8.6, omdat de verzekeringsartsen deze beperking anders heeft bedoeld dan dat deze voorkomt in de functie. In de functie is geen sprake van meerdere taken en/of signalen tegelijk, omdat er in de functie taak voor taak wordt gewerkt. Daarnaast is er ook geen sprake van een hectische en drukke werkomgeving, zoals bedoeld door de verzekeringsarts. Weliswaar zijn er veel mensen aanwezig en is er geluidsoverlast van machines, maar de werkzaamheden worden veelal op de eigen werkplek uitgevoerd. Dat er collega’s aanwezig zijn en deze ook hun eigen werkzaamheden uitvoeren, wordt niet verstaan onder een drukke werkplek. De collega’s zijn veelal bezig met hun eigen werkzaamheden. Kortdurend wordt er even samengewerkt, maar daarna wordt er weer solistisch gewerkt. Daarnaast kan er gebruik worden gemaakt van gehoorbescherming voor de machinegeluiden. Deze functie en de voorkomende functiebelasting is ook op 7 juni 2023 met de verzekeringsarts b&b besproken en die vond de functie passend. Daarnaast verwijst naar de arbeidsdeskundige b&b naar de gegeven motivering in de resultaat functiebeoordeling.
5.4.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de functies productiemedewerker industrie en textielproductenmaker in medisch opzicht niet passend zijn. Daarvoor verwijst de rechtbank naar de rapportages van de arbeidsdeskundige van 19 mei 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 8 februari 2023.
Ten aanzien van de functie assembleerder is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsdeskundige terecht heeft gesteld dat deze functie voor eiser geschikt is. In de aanvullende motivering van de arbeidsdeskundige b&b en in de resultaatfunctiebeoordeling is door de arbeidsdeskundige gemotiveerd dat eiser weliswaar beperkt moet worden geacht voor gevaar opleverende werkplekken, maar dat daar in het geval van deze functie geen sprake van is. Voor het risico op snijwonden kan eiser handschoenen dragen. Daarnaast kan het aanrijdgevaar worden vergeleken met het dagelijks leven waarbij ook moet worden opgelet dat eiser niet wordt aangereden door verkeer. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige b&b volgen in dit standpunt. De arbeidskundige heeft voldoende gemotiveerd dat de functie assembleerder geschikt is. Ter zitting heeft eiser niets naar voren gebracht dat kan leiden tot een ander oordeel.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per heeft vastgesteld op 26,80 %
.Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 21 juli 2021.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 29 juli 2021.
8. Nu de rechtbank het beroep ongegrond verklaart, krijgt eiser geen proceskosten vergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 7 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.