ECLI:NL:RBZWB:2023:6425

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
02-028364-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/028364-23
vonnis van de meervoudige kamer van 15 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] , [geboorteland]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Middelburg
raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft bedreigd met de dood dan wel met zware mishandeling;
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) meerdere keren heeft mishandeld;
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met de dood dan wel met zware mishandeling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
feiten 1 en 2
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 en 2. Wel vordert de officier van justitie ten aanzien van feit 2 vrijspraak van het bestanddeel ‘levensgezel’, nu tussen verdachte en [slachtoffer 2] geen sprake was van een bestendige relatie.
feit 3
De officier van justitie vordert vrijspraak van de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 2] , nu de aangifte van [slachtoffer 2] geen steun vindt in een ander bewijsmiddel in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
feit 1
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit 1 wegens gebrek aan bewijs. Door verdachte wordt niet betwist dat hij de ten laste gelegde uitlating jegens [slachtoffer 1] heeft geuit en de bedoelde screenshots van nieuwsberichten aan [slachtoffer 1] heeft getoond, maar, zo begrijpt de rechtbank het verweer van de verdediging, kan niet worden bewezen dat het opzet van verdachte daarmee gericht is geweest op het bedreigen van [slachtoffer 1] . Daarbij komt dat verdachte de ten laste gelegde uitlating pas heeft geuit ná het tonen van de screenshots. Dat verdachte een wapen bij zich had wordt voorts betwist.
feit 2
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit 2 wegens gebrek aan bewijs.
De verklaring van [slachtoffer 2] dient, zo begrijpt de rechtbank het verweer van de verdediging, als onbetrouwbaar te worden beschouwd, omdat zij onlogisch en inconsistent heeft verklaard.
Het letsel van [slachtoffer 2] past ook niet bij het door haar beschreven geweld dat door verdachte zou zijn toegepast. Wel past haar letsel bij de lezing die verdachte eraan heeft gegeven, namelijk dat dit het gevolg is van grove seks.
feit 3
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit 3, omdat de aangifte van [slachtoffer 2] geen steun vindt in een ander bewijsmiddel in het dossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1
Verdachte heeft niet weersproken dat hij de ten laste gelegde uitlating jegens [slachtoffer 1] heeft geuit en dat hij screenshots van krantenartikelen over liquidaties, drugs en de onderwereld aan hem heeft getoond.
Anders dan de verdediging, acht de rechtbank wel bewezen dat het opzet van verdachte daarmee gericht is geweest op het bedreigen van [slachtoffer 1] , maar dan in voorwaardelijke zin. De bewoordingen die verdachte jegens [slachtoffer 1] heeft geuit, terwijl hij hem apart heeft genomen in de toiletruimte van de eetgelegenheid, in combinatie met het tonen van screenshots van allerlei nieuwsberichten over liquidaties, drugs en de onderwereld, tezamen met het onstuimig voorkomen van verdachte en zijn harde stemgeluid, maken dat in het algemeen bij [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte zijn uitlatingen zou waarmaken en verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest. Dat die vrees bij [slachtoffer 1] ook daadwerkelijk is opgewekt vindt bevestiging in de getuigenverklaring.
Verdachte heeft verder weliswaar verklaard dat hij de uitlating pas heeft geuit ná het tonen van de screenshots, maar dit doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de vrees van [slachtoffer 1] .
Op grond van de bewijsmiddelen als weergegeven in bijlage II, acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging met de dood van [slachtoffer 1] .
Wel wordt verdachte vrijgesproken van het verwijt dat hij een vuurwapen heeft getoond, nu dit geen steun vindt in een ander bewijsmiddel. Dat verdachte een vuurwapen zou hebben getoond wordt door hem betwist en bij hem is ook geen vuurwapen aangetroffen.
feit 2
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] leidt de rechtbank af dat verdachte een telefoon op haar hand heeft gegooid, met een telefoon tegen haar gezicht heeft geslagen en meerdere keren met gebalde vuist in haar gezicht heeft geslagen.
De rechtbank gaat uit van de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] , omdat deze steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Verdachte heeft als alternatief scenario naar voren gebracht dat het letsel van [slachtoffer 2] aan haar pink is ontstaan doordat de telefoon bij het remmen uit de houder is gevallen en op haar pink terecht is gekomen. Over het overig letsel geeft hij aan dat dit is ontstaan door slaan tijdens grove seks tussen hen. Beide alternatieve scenario’s worden als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Naar het oordeel van de rechtbank moet de telefoon met enige kracht op de hand van [slachtoffer 2] terecht zijn gekomen om een gebroken pink te kunnen veroorzaken. Dit past dus beter bij het gooien, dan bij het vallen van de telefoon.
Het overige letsel, met name het forse letsel rondom haar ogen, past bij het meerdere keren slaan met de gebalde vuist. Wat betreft het ontstaan van dat letsel volgt de rechtbank de aangifte van [slachtoffer 2] , nu uit het dossier geen enkele ondersteuning kan worden gevonden voor de verklaring van verdachte dat dit ontstaan is door grove seks waarbij [slachtoffer 2] zo mishandeld wilde worden dat zij naar het ziekenhuis moest voor medische behandeling.
Wel wordt verdachte vrijgesproken van het onderdeel ‘levensgezel’, omdat ten tijde van het plegen van het feit geen sprake was van een relatie tussen hen.
feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 2] . Verdachte heeft de bedreiging ontkend en de aangifte van [slachtoffer 2] vindt geen steun in een ander bewijsmiddel in het dossier.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.op 28 januari 2023 te Oosterhout [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen- "Toen ik je binnen zag lopen wilde ik je gelijk door je kop heen schietenJe moet uitkijken hoe je uit je ogen kijkt" en door aan die [slachtoffer 1]- (screenshots van) nieuwsberichten omtrent liquidaties en drugs en de onderwereld op zijn, verdachtes, telefoon te tonen;

2.op meerdere tijdstippen op 22 januari 2023 in Nederland [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door- het gooien van een telefoon op/tegen de hand van die [slachtoffer 2] en- het met een telefoon slaan in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] en- het meermalen met gebalde vuist slaan in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] .

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 260 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarde een contact- en locatieverbod ten behoeve van [slachtoffer 2] . Daarnaast vordert de officier van justitie het contact- en locatieverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integraal vrijspraak gevorderd en derhalve geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafoplegging als de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van één of meer feiten oordeelt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2] met wie hij daarvoor een relatie heeft gehad. Verdachte heeft onder meer haar pink gebroken door een telefoon tegen haar hand te gooien en meerdere keren met gebalde vuist in haar gezicht te slaan, waarbij zij fors letsel in haar gezicht heeft opgelopen. Daar komt bij dat de mishandeling van [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden tijdens het autorijden wat zorgt voor gevaarlijke situaties op de weg. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 1] bedreigd met de dood. De rechtbank rekent het verdachte aan dat de bedreiging in een openbare gelegenheid heeft plaatsgevonden en dat [slachtoffer 1] een voor hem volstrekt onbekende jongen was van toen nog maar 20 jaar oud. Zijn gedrag is intimiderend en beangstigend geweest en hij heeft daarmee zowel de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] als de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] aangetast. Ook heeft zijn gedrag bijgedragen aan een gevoel van onveiligheid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 4 september 2023. Daaruit leidt de rechtbank af dat, hoewel verdachte een uitvoerig strafblad heeft, hij niet recent is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Hij is wel eerder veroordeeld voor bedreiging en mishandeling, maar die veroordelingen dateren al van meer dan 5 jaar geleden, zodat deze formeel niet als recidive in zijn nadeel kunnen worden meegewogen.
Er is geprobeerd om verdachte psychiatrisch en psychologisch te laten onderzoeken. De psychiater en psycholoog hebben op 3 april 2023 een rapport uitgebracht en daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte geen medewerking heeft verleend aan het onderzoek. Daarnaast hebben de deskundigen gerapporteerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de weigering van verdachte gelegen was in minder rationele motieven als angst en/of realiteitsvertekening in de zin van een psychotisch toestandsbeeld. Persoonlijkheidsproblematiek en/of een waan-achtig beeld kon echter in de korte contacten niet worden uitgesloten.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 13 april 2023.
De rechtbank leidt daaruit af dat de reclassering het recidiverisico hoog heeft ingeschat. Desondanks heeft de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Zij ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Hij heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een NIFP-rapport en ook aan een opname in het Pieter Baan Centrum zal hij zijn medewerking weigeren. Wel acht de reclassering een contactverbod met de slachtoffer geïndiceerd.
Alles afwegend zal de rechtbank, in afwijking van de strafeis en met in achtneming van de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op het advies van de reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Gelet op het hoge recidiverisico acht de rechtbank een locatie- en contactverbod ten behoeve van [slachtoffer 2] gewenst. Nu de rechtbank geen voorwaardelijk deel zal opleggen, ziet de rechtbank aanleiding om conform het verzoek van [slachtoffer 2] het locatie- en contactverbod als een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sv voor de duur van drie jaar opleggen, waarbij voor elke overtreding één week vervangende hechtenis wordt toegepast. Ten aanzien van [slachtoffer 1] ziet de rechtbank deze noodzaak niet en bovendien heeft [slachtoffer 1] hier ook niet om verzocht. Omdat er, mede gezien het reclasseringsrapport, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 2] , zal de rechtbank de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een immateriële schadevergoeding van € 2.500,00 voor feit 1.
De benadeelde partij heeft weliswaar beschreven welke psychische gevolgen de bedreiging voor hem hebben gehad, maar hij heeft geen bescheiden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld dat bij hem naar objectieve maatstaven sprake is van geestelijk letsel als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak de aard en de ernst van de normschending, te weten een bedreiging, waarbij verdachte wordt vrijgesproken van het tonen van een vuurwapen, niet zonder meer met zich brengt dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam.
De rechtbank is op basis van het hiervoor overwogene van oordeel dat de benadeelde partij in beginsel in de gelegenheid dient te worden gesteld om nader te onderbouwen dat hij als gevolg van het handelen van verdachte geestelijk letsel heeft opgelopen. Dit zou echter betekenen dat de onderliggende strafzaak moet worden aangehouden, hetgeen een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 2.294,39, bestaande uit
€ 694,39 aan materiële schade en € 1.600,00 aan immateriële schade, voor de feiten 2 en 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling (feit 2) van [slachtoffer 2] . Van de bedreiging (feit 3) wordt verdachte vrijgesproken.
De gevorderde materiële schade heeft betrekking op de bewezenverklaarde mishandeling. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade van € 694,39 voldoende met stukken onderbouwd. Ook staat deze schade in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De gevorderde materiële schade wordt daarom toegewezen.
Het verweer van de verdediging, dat de gevorderde kosten van de neusspoeling en tandarts niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat in de geneeskundige verklaring daarover niets staat vermeld, wordt verworpen. Bewezenverklaard is onder meer dat verdachte haar meerdere malen met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen. Daarom acht de rechtbank, ook mede gezien haar letsel, de noodzaak van het maken van dergelijke kosten logischerwijs een direct gevolg van dat handelen van verdachte.
De benadeelde partij heeft voorts aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, alsmede het feit dat verdachte van de bedreiging wordt vrijgesproken, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 750,00 billijk. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering..
Wettelijke rente
Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegekende bedrag van € 1.444,39 vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 22 januari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
Het volgende in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat het voorwerp aan verdachte toebehoort en het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet dan wel het algemeen belang:
- een wapenkoffer van het merk Negrini, goednummer G2553046.

9.De wettelijke voorschriften

Deze beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 38v, 38w, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit 3;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: mishandeling, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 (vijf) maanden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
3 (drie) jaar:
* op geen enkele wijze – direct of indirect via derden – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer 2]en
* dat hij zich niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter van de
[straatnaam] te [plaats];
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze
vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) week
voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum duur van 6 maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende in beslag genomen voorwerp onttrokken aan het verkeer:
- een wapenkoffer van het merk Negrini, goednummer G2553046;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 1.444,39, waarvan € 694,39 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, vanaf 22 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] (feit 2), € 1.444,39 te betalen, waarvan € 694,39 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, vanaf 22 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 24 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 september 2023.