ECLI:NL:RBZWB:2023:6460
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van omzetbelasting en aftrekrecht in verband met bouwprojecten
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende, een BV, tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst inzake de teruggaaf van omzetbelasting. Belanghebbende had verzocht om teruggaaf van omzetbelasting over de tijdvakken januari, februari en maart 2019, in totaal € 15.692, maar de inspecteur had deze verzoeken afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 29 juni 2023 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door gemachtigden en de inspecteur door verschillende inspecteurs.
De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op de gevraagde teruggaven van omzetbelasting. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende zowel vrijgestelde als belaste prestaties verrichtte in het kader van de ontwikkeling van een landgoed, en dat de kosten die zijn gemaakt voor de ontwikkeling van het landgoed niet alleen betrekking hebben op de vrijgestelde leveringen. De rechtbank concludeert dat de inspecteur ten onrechte de aftrek van voorbelasting heeft geweigerd, omdat belanghebbende de voorbelasting correct heeft toegerekend op basis van de verhouding tussen belaste en vrijgestelde leveringen. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en verleent de gevraagde teruggaven van omzetbelasting, alsook een proceskostenvergoeding aan belanghebbende.
De uitspraak benadrukt het belang van een juiste toerekening van voorbelasting en de noodzaak voor de inspecteur om zijn standpunten goed te onderbouwen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de inspecteur onterecht een fiscale eenheid tussen belanghebbende en andere vennootschappen heeft aangenomen, wat heeft geleid tot onnodige kosten voor belanghebbende.