ECLI:NL:RBZWB:2023:6477

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
C/02/411958 / JE RK 23-1283
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden en dat de zorgen zoals vermeld in de vorige beschikking van 26 april 2023 nog niet zijn weggenomen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden te verlengen, met ingang van 13 september 2023 tot 13 december 2023.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling ook de rol van de (stief)vader als belanghebbende in deze procedure erkend. De (stief)vader is in eerdere procedures als belanghebbende aangemerkt en de kinderrechter heeft geoordeeld dat hij recht heeft op bescherming van zijn familie- en gezinsleven. De kinderrechter heeft de GI (Gecertificeerde Instelling) opgedragen om ervoor te zorgen dat alle partijen over dezelfde informatie beschikken en dat er een kort briefverslag wordt gestuurd bij nieuwe ontwikkelingen.

De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de behandeling van het resterende deel van het verzoek aangehouden tot een volgende mondelinge behandeling, waarbij alle betrokken partijen aanwezig moeten zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/411958 / JE RK 23-1283
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2014 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2015 te [geboorteplaats02] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E. Poppe, te Middelburg.
[de (stief)vader01] ,
hierna te noemen: de (stief)vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A.G. Ouwejan, te Breukelen.

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van 18 juli 2023 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 18 juli 2023;
- de e-mail van mr. Poppe van 18 augustus 2023, met als bijlage de stelbrief van 18 augustus 2023;
- de e-mail van mr. Poppe van 23 augustus 2023 met bijlagen.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
Hoewel behoorlijk te zijn opgeroepen, is de (stief)vader niet verschenen.

2.De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] wordt uitgevoerd door de moeder.
Bij beschikking van 13 september 2019 zijn [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht gesteld met ingang van 13 september 2019 en tot 13 maart 2020.
Bij beschikking van 5 maart 2020 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg dan wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 5 maart 2020 tot 13 maart 2020, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 maart 2020 de beschikking van 5 maart 2020, voor zover het betreft de verleende machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg dan wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van die dag herroepen.
Voorts is bij beschikking van 12 maart 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd met ingang van 13 maart 2020 en tot 13 september 2020. Het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen. Tot slot zijn de verzoeken van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen in een 24-uurs accommodatie zorgaanbieder voor de duur van een jaar afgewezen.
Bij beschikking van de kinderrechter van 12 maart 2020, schriftelijk vastgelegd op 13 maart 2020, is, nadat de kinderrechter telefonisch werd benaderd, wederom een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 12 maart 2020 en tot 19 maart 2020, zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
Bij beschikking van 18 maart 2020 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 19 maart 2020 en tot 2 april 2020.
Bij beschikking van 1 april 2020 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 2 april 2020 en tot 2 juli 2020. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
Bij beschikking van 17 juni 2020 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 2 juli 2020 en tot 13 september 2020.
Bij beschikking van 7 september 2020 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd voor de duur van 6 maanden, met ingang van 13 september 2020 en tot 13 maart 2021. Ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is verlengd met ingang van 13 september 2020 en tot 20 oktober 2020. Het resterende deel van het verzoek is afgewezen.
Bij beschikking van 15 oktober 2020 is het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling afgewezen.
Bij beschikking van 11 februari 2021 is het verzoek van de GI om [minderjarige01] en [minderjarige02] zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden met spoed uit huis te plaatsen afgewezen. Iedere verdere beslissing op het verzoek is aangehouden.
Bij beschikking van 12 februari 2021 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI om [minderjarige01] en [minderjarige02] uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder afgewezen.
Bij beschikking van 7 mei 2021 is er door de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs met ingang van 7 mei 2021 en tot 21 mei 2021 verleend. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
Bij beschikking van 12 mei 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs verlengd met ingang van 21 mei 2021 en tot 13 september 2021.
Bij beschikking van 7 september 2021 van de kinderrechter in Rotterdam is de ondertoezichtstelling verlengd tot 13 september 2022 en is de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd tot 13 maart 2022.
Bij beschikking van 9 maart 2022 is de uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd tot 13 september 2022
Bij beschikking van 24 augustus 2022 is zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 13 september 2022 en tot 13 oktober 2022. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
Bij beschikking van 12 oktober 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd met ingang van 13 oktober 2022 en tot 13 september 2023. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is verlengd met ingang van 13 oktober 2022 en tot 13 april 2023 onder aanhouding van het restant.
Bij beschikking van 15 maart 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 13 april 2023 en tot 13 mei 2023. Het resterende deel is aangehouden.
Bij beschikking van 26 april 2023 is het resterende deel van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 13 mei 2023 en tot 13 september 2023.
[minderjarige01] en [minderjarige02] verblijven op basis van bovenstaande beschikking in een gezinshuis.
3.
Het verzoek
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

De GI heeft allereerst aangegeven dat de (stief)vader als belanghebbende in de onderhavige procedure moet worden aangemerkt. Het is onder meer daarom van belang dat de (stief)-vader bij de mondelinge behandeling van het verzoek aanwezig is. Daarbij is een toelichting op de actuele stand van zaken van het onderzoek van de Raad naar een gezagsbeëindigende maatregel ook van meerwaarde. De Raad heeft tijdens de vorige mondelinge behandeling toegezegd dit onderzoek met spoed op te pakken, maar de GI betwijfelt of het onderzoek op korte termijn kan worden afgerond. De eerste afspraak heeft eind juli plaatsgevonden en vanwege de vakantie ligt het onderzoek nu even stil. Daar komt nog bij dat het een erg complex dossier is. Tot slot merkt de GI op dat er de afgelopen jaren vele mondelinge behandelingen hebben plaatsgevonden voor de ouders, waarbij vaak een deel van het verzoek werd aangehouden. Dit heeft een grote, negatieve impact op hen, omdat het telkens veel spanning oplevert. Dat krijgen de kinderen ook mee.
Door en namens de moeder is allereerst naar voren gebracht dat de moeder het eens is met de belanghebbende-status van de (stief)vader. Volgens de moeder is de (stief)vader een belangrijke factor in deze procedure. Het is dan ook jammer dat hij nu niet aanwezig is. Daarnaast is de actuele stand van zaken van het onderzoek van de Raad van groot belang voor het voorliggende verzoek. De Raad heeft tijdens de vorige mondelinge behandeling aangegeven dat het onderzoek vier maanden in beslag zou nemen. Hoewel het onderzoek inmiddels is gestart, bestaat daar nu (nog) geen duidelijkheid over. Tegelijkertijd verzoekt de GI nu de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing te verlengen voor een jaar. Het is erg belangrijk dat er op korte termijn duidelijkheid komt over het toekomstperspectief van [minderjarige01] en [minderjarige02] , zoals ook in de vorige beschikking is benoemd. De advocaat kan zich daarom vinden in een toewijzing van het verzoek voor korte duur tot een nadere mondelinge behandeling, waarbij dan ook de vader, zijn advocaat en de Raad aanwezig zullen zijn. Daarbij merkt de advocaat op dat er de afgelopen periode erg veel zittingen hebben plaatsgevonden. Dit patroon moet na de volgende mondelinge behandeling worden doorbroken, aangezien de moeder daar erg onder lijdt. Tot slot merkt de advocaat op dat de moeder graag meer informatie vanuit de GI wil ontvangen over hoe het gaat met de kinderen. De omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen is enige tijd geleden beperkt, met de duidelijke instructie dat een uitbreiding mogelijk is wanneer het goed gaat met de kinderen en de traumabehandeling goed verloopt. Daar hoort de moeder weinig over.

5.De beoordeling

(Stief)vader als belanghebbende
De kinderrechter stelt vast dat de (stief)vader in de voorgaande procedures over de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] telkens als belanghebbende is aangemerkt, met uitzondering van de laatste beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 april 2023. Daar is de (stief)vader als informant aangemerkt. Naar het oordeel van de kinderrechter wordt de (stief)vader door de onderhavige zaak rechtstreeks in zijn rechten en verplichtingen geraakt, te weten zijn recht op bescherming van het familie en gezinsleven op grond van artikel 8 EVRM. Daarbij overweegt de kinderrechter dat de (stief)vader, ondanks dat hij geen juridisch ouder is van [minderjarige01] en [minderjarige02] en niet met het gezag over hen is belast, net als de moeder een omgangsregeling met de minderjarigen heeft en hen geregeld ziet. Daarom dient de (stief)vader te worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798 Rv. Zowel de moeder als de GI hebben ingestemd met de belanghebbende-status van de (stief)vader.
Inhoudelijke beoordeling
De kinderrechter vindt dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW en artikel 1:265b lid 1 BW. De kinderrechter zal het verzoek daarom toewijzen. Hij zal de ondertoezichtstelling (art. 1:260 lid 1 BW) en de machtiging tot uithuisplaatsing (artikel 1:265c lid 2 BW) verlengen voor de duur van drie maanden, met ingang van 13 september 2023 en tot 13 december 2023. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt.
[minderjarige01] en [minderjarige02] worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De situatie is ten opzichte van enkele maanden geleden nog nauwelijks veranderd en de zorgen zoals vermeld in de vorige beschikking van 26 april 2023 zijn nog niet weggenomen. Daarom bestaat er nog steeds een noodzaak voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] . De kinderrechter vindt het verder belangrijk dat er op korte termijn duidelijkheid gaat komen over het toekomstperspectief van de minderjarigen. De Raad is in dat kader kortgeleden gestart met het onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel. De verwachting is dat dit onderzoek meer duidelijkheid gaat geven over hoe de toekomst van [minderjarige01] en [minderjarige02] eruit zal komen te zien. De kinderrechter vindt het in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] dat hun situatie in afwachting van de resultaten van het onderzoek stabiel blijft. Hij zal het verzoek – dat niet is weersproken – daarom voor korte duur toewijzen, onder aanhouding van het overige deel tot de hierna te noemen mondelinge behandeling, waarvoor naast de GI, de moeder en haar advocaat ook de vader, zijn advocaat en de Raad nadrukkelijk worden opgeroepen.
Daarbij wenst de kinderrechter nog op te merken dat de GI, ingeval er nieuwe ontwikkelingen zijn, deze voorafgaand aan de nadere mondelinge behandeling in de vorm van een kort briefverslag aan de kinderrechter, de (advocaten van de) ouders en de Raad dient toe te sturen. Tot slot vindt de kinderrechter het van belang dat de informatievoorziening vanuit de GI richting de ouders op orde is. De GI dient er de komende tijd voor te zorgen dat alle partijen over dezelfde informatie beschikken.
De kinderrechter zal verder de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
6.
De beslissing
De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de duur van drie maanden, met ingang van 13 september 2023 en tot 13 december 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden, met ingang van 13 september 2023 en tot 13 december 2023;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
donderdag 23 november 2023 om 9:30 uur, bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, in het gerechtsgebouw aan de Kousteensedijk 2, te Middelburg;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de (advocaat van de) moeder, de (advocaat van de) (stief)vader en de Raad;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier. Bij afwezigheid van mr. Duinhof is de schriftelijke weergave van de beschikking gecontroleerd en ondertekend door mr. De Beer, kinderrechterrechter, op 13 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.