In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden en dat de zorgen zoals vermeld in de vorige beschikking van 26 april 2023 nog niet zijn weggenomen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden te verlengen, met ingang van 13 september 2023 tot 13 december 2023.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling ook de rol van de (stief)vader als belanghebbende in deze procedure erkend. De (stief)vader is in eerdere procedures als belanghebbende aangemerkt en de kinderrechter heeft geoordeeld dat hij recht heeft op bescherming van zijn familie- en gezinsleven. De kinderrechter heeft de GI (Gecertificeerde Instelling) opgedragen om ervoor te zorgen dat alle partijen over dezelfde informatie beschikken en dat er een kort briefverslag wordt gestuurd bij nieuwe ontwikkelingen.
De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de behandeling van het resterende deel van het verzoek aangehouden tot een volgende mondelinge behandeling, waarbij alle betrokken partijen aanwezig moeten zijn.