ECLI:NL:RBZWB:2023:6479

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
C/02/412993 / JE RK 23-1490
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 augustus 2023 een nadere beschikking gegeven inzake de uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Gecertificeerde Instelling (GI) tot uithuisplaatsing van de kinderen voor de duur van zes maanden toegewezen. De kinderen zijn eerder onder toezicht gesteld en verblijven momenteel in pleeggezinnen. De moeder van de kinderen heeft zorgen geuit over de uithuisplaatsing en de impact daarvan op de kinderen, terwijl de vader van de kinderen vindt dat de moeder eerst haar situatie moet verbeteren voordat de kinderen terug kunnen keren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds grote zorgen zijn over de opvoedsituatie en de geestelijke gezondheid van de moeder, wat de noodzaak van de uithuisplaatsing onderstreept. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om binnen een week een nieuw pleeggezin voor [minderjarige 2] te regelen, waarbij de voorkeur uitgaat naar een plek waar de kinderen samen kunnen verblijven. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/412993 / JE RK 23-1490
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
Nadere beschikking spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,gevestigd te Eindhoven,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2009 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S.J. Nijssen, te Goes,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 17 augustus 2023 en alle daarin vermelde en genoemde stukken;
- de e-mail van de GI met bijlagen van 21 augustus 2023.
De nadere mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
De kinderrechter heeft [minderjarige 3] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 3] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 3] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

[minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zijn door de vader erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over [minderjarige 3] uit. De moeder is van rechtswege alleen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
Bij beschikking van 15 februari 2023 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voorlopig onder toezicht gesteld tot 1 maart 2023. Het verzoek van de Raad is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling van 28 februari 2023.
Bij beschikking van 28 februari 2023 heeft de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verlengd met ingang van 1 maart 2023 en tot 15 mei 2023.
Bij beschikking van 11 mei 2023 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 11 mei 2023 en tot 11 mei 2024.
Bij beschikking van 17 augustus 2023 is er met spoed een brede machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verleend met ingang van 17 augustus 2023 en tot 31 augustus 2023, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De beslissing is voor het overige aangehouden.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven op basis van bovenstaande beschikking ieder in een apart pleeggezin.

3.Het verzoek

De GI verzoekt, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden, met spoed een brede machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Thans ligt ter beoordeling voor of zich feiten en/of omstandigheden voordoen die er toe leiden dat de spoedbeslissing van 17 augustus 2023 dient te worden herroepen, alsmede de beslissing op het resterende deel van het verzoek, te weten de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een pleeggezin met ingang van 31 augustus 2023 en tot 17 februari 2024.

4.De standpunten

In het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige 2] verteld dat zij niet langer in het pleeggezin wil verblijven. Zij vindt het heel lastig om bij mensen te zijn die zij niet kent. Daarbij vertelt [minderjarige 2] dat zij elke avond niet kan slapen en heel erg verdrietig is. Er is buiten haar zus [minderjarige 3] ook niemand in de buurt om mee te spelen. [minderjarige 2] wil daarom liever bij familie of vrienden verblijven, zoals bij haar nicht [naam 1] of bij haar vriendin [naam 2] en haar moeder [naam 3] . Daar kan zij ook blijven wonen. [minderjarige 2] gaat binnenkort naar de eerste klas van de middelbare school en vindt dat vanwege de huidige situatie best wel moeilijk. Verder heeft [minderjarige 2] verteld dat er thuis niets aan de hand is. De moeder is hooguit wat gestrest. [minderjarige 2] vindt het lastig dat het verhaal van de moeder niet wordt geloofd.
[minderjarige 3] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het ondanks de moeilijke situatie wel goed met haar gaat. Zij verblijft in een fijn pleeggezin. [minderjarige 3] begrijpt dat er wat zorgen zijn bij de moeder thuis, maar benadrukt dat haar moeder heel erg haar best doet. [minderjarige 3] heeft daar bovendien zelf niet zoveel last van (gehad), want het gaat ook vaak wel goed thuis. [minderjarige 3] is wel erg geschrokken van de psychoses van de moeder. Het liefst wil [minderjarige 3] nu weer naar huis, maar zij begrijpt dat haar moeder eerst rust moet nemen en aan zichzelf moet werken. [minderjarige 3] denkt dat het op dit moment nog niet goed genoeg met de moeder gaat. Verder wil [minderjarige 3] in ieder geval naar haar huidige school blijven gaan en niet bij haar vader gaan wonen. Ook wil zij dat een eventuele verhuizing naar een vervolgplek eerst met haar wordt besproken. Zij weet nu nog niet of zij liever bij haar vriendin [naam 4] en haar moeder [naam 5] wil verblijven of naar een ander pleeggezin wil gaan waar zij samen met haar zusje en broertje kan zijn. [minderjarige 3] heeft nu af en toe contact met haar zusje en broertje en vindt dat wel goed zo. Tot slot wil [minderjarige 3] graag dat de moeder hulp krijgt bij de verkoop van het huis en de financiën.
De GI handhaaft het verzoek. Er zijn ernstige, uiteenlopende zorgen over de kinderen en hun opvoedomgeving bij de moeder thuis. De GI heeft recent een melding van Veilig Thuis ontvangen, waarin onder meer de psychotische toestand van de moeder werd beschreven. Vervolgens is nader onderzoek gedaan en zijn de kinderen met spoed uit huis geplaatst. Het is nog niet gelukt om vanuit [ggz-instelling] meer duidelijkheid over het toestandsbeeld van de moeder te krijgen. Dat is wel noodzakelijk om te kunnen inschatten wat er nodig is voor de moeder om weer goed voor de kinderen te kunnen zorgen. Het is in ieder geval belangrijk dat de moeder begeleiding krijgt vanuit de geestelijke gezondheidszorg voor haar psychose, bij het innemen van de voor haar noodzakelijk geachte medicatie en wellicht ook voor haar mogelijke cocaïneverslaving. Volgens de GI houden de psychotische toestand en de mogelijke verslaving van de moeder elkaar en de overige zorgen in stand. Zo zijn er zorgelijke signalen van parentificatie bij [minderjarige 3] , nu zij zich bezig houdt met en zorgen maakt over de financiën van de moeder. Daarnaast heeft de GI zorgen over de omstandigheid dat de moeder geen inkomsten heeft, de rekeningen voor gas, water en elektra niet betaalt, geen ziektekostenverzekering heeft en over de grote hoeveelheid achterstallige post die in de woning van de moeder is aangetroffen. Vanuit de GI wordt er een bewindvoerder voor de moeder geadviseerd. Ook zijn er zorgen over de huisvesting. De woning van de moeder staat te koop en er is nog geen plan voor of zicht op een andere geschikte woning voor de moeder en de kinderen. Hiermee wordt niet voldaan aan de basisvoorwaarden van een goede zorg voor de kinderen. Er zijn verder zorgen over de complexe echtscheiding van de ouders en hun verwijten over en weer. Daarbij zijn er signalen vanuit de moeder over misbruik door de vader. Hiernaast zijn er nog zorgen over het hoge schoolverzuim van de kinderen. Daar is de leerplichtambtenaar al van op de hoogte gesteld. De GI vindt het van belang dat de moeder zich de komende tijd begeleidbaar opstelt. Het contact tussen de moeder en de kinderen zal voorlopig onder begeleiding plaatsvinden, zodat duidelijk wordt waar de moeder hulp en ondersteuning bij nodig heeft. De GI benadrukt voorts dat de zoektocht naar een pleeggezin waar alle drie de kinderen samen kunnen verblijven wordt voortgezet. Dit heeft de voorkeur. Het netwerk van de moeder heeft aangegeven niet in staat te zijn om langere tijd voor alle drie de kinderen te kunnen zorgen. Verder worden de wensen van de kinderen ten aanzien van een verblijfplaats de komende tijd onderzocht. De GI bevestigt tot slot dat zij binnen een week uitsluitsel zullen hebben over de vervolgplek van [minderjarige 2] .
Door en namens de moeder is afwijzing van het verzoek bepleit. De moeder is van mening dat de kinderen weer terug naar huis kunnen en moeten komen. De uithuisplaatsing is erg schadelijk voor hen, met name voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . [minderjarige 2] zit niet goed op haar plek in het pleeggezin. Zij moet daarom bij toewijzing van het verzoek spoedig bij haar nicht [naam 1] of haar vriendin [naam 2] en haar moeder [naam 3] worden geplaatst. [minderjarige 3] is volgens de moeder oud genoeg om daarin haar eigen keuzes te maken. De moeder benadrukt dat de thuissituatie bij haar stabiel was totdat zij met de kinderen terugkwam van de kermis en een enorme puinhoop in haar woning aantrof. Ook bevestigt de moeder dat zij een tijdje geleden, na veel ellende met het betalen van de rekeningen, is ingestort. Desgevraagd geeft de moeder aan dat zij haar medewerking zal verlenen om haar (thuis)situatie weer helemaal op orde te krijgen. Tot slot wordt namens de moeder naar voren gebracht dat er geen sprake is van een cocaïneverslaving.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Hij is van mening dat de moeder eerst alles op orde moet krijgen voordat de kinderen weer bij haar thuis kunnen wonen. Zo moet de moeder eerst haar huisvesting regelen, haar financiën op orde krijgen en rust in haar leven krijgen. De vader vindt het jammer dat de eerdere optie van een plaatsing van alle kinderen samen in het netwerk van de moeder is weggevallen. Dit leek hem een geschikte oplossing. Hij vindt het belangrijk dat er alles aan wordt gedaan om ervoor te zorgen dat de kinderen bij elkaar terecht komen. Daarbij benadrukt de vader dat [minderjarige 2] het echt niet naar haar zin heeft in het pleeggezin. Voor haar moet er spoedig iets anders worden geregeld. De vader benoemt verder dat hij de manier waarop de kinderen uit huis zijn geplaatst verschrikkelijk en erg traumatisch voor de kinderen vindt. Daar staat hij totaal niet achter. Daarnaast vindt hij het lastig dat hij helemaal niet door de GI is ingelicht over de uithuisplaatsing van de kinderen. Nadat hij zelf contact heeft gezocht, heeft de GI hem laten weten dat hij maar een uur begeleide omgang met de kinderen kan hebben. Dat vindt hij erg ver gaan.

5.De nadere beoordeling

Wettelijk kader
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Spoedmachtiging uithuisplaatsing
Bij beslissing van 17 augustus 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van 17 augustus 2023 en tot 31 augustus 2023, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De belanghebbenden zijn tijdens de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld om hun standpunt naar voren te brengen. Naar aanleiding daarvan vindt de kinderrechter dat niet is gebleken dat er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel. De spoedbeslissing van 17 augustus 2023 wordt daarom niet herroepen.
Resterend verzoek uithuisplaatsing
De kinderrechter is verder van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat tot op heden wordt voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265b BW. Hij zal het resterende deel van de brede machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] daarom toewijzen voor de volledige verzochte duur, te weten van 31 augustus 2023 en tot 17 februari 2024. De kinderrechter legt hieronder uit waarom hij deze beslissing heeft genomen.
De kinderrechter is van mening dat de noodzaak tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] nog steeds aanwezig is. Er zijn grote en uiteenlopende zorgen over de minderjarigen en hun opvoedomgeving. Deze zorgen bestaan allereerst uit het gebrek aan de feitelijke beschikbaarheid van een opvoeder en een opvoedsituatie voor de minderjarigen. De kinderrechter begrijpt dat de moeder kortgeleden (weer) een psychotische decompensatie heeft doorgemaakt. Hoewel [ggz-instelling] heeft beoordeeld dat de moeder met de inzet van medicatie thuis kon blijven, was er op dat moment geen sprake van een veilige omgeving voor de minderjarigen. Dit blijkt uit de spoedbeschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 17 augustus 2023. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over het huidige toestandsbeeld van de moeder en of zij de voor haar noodzakelijk geachte medicatie inneemt. Daarbij komt dat de woning van de moeder te koop staat, er (nog) geen zicht is op een andere, geschikte woning en de moeder de rekeningen voor gas, water en elektra lange tijd niet heeft betaald. De kinderrechter overweegt voorts dat de moeder op dit moment geen inkomsten heeft, geen ziektekostenverzekering heeft afgesloten en haar post al lange tijd niet opent. Ook de signalen van parentificatie, nu blijkt dat [minderjarige 3] zich zorgen maakt over de hypotheek en de financiën van de moeder, vindt de kinderrechter zorgwekkend. Dit kan de ontwikkeling van [minderjarige 3] in ernstige mate belemmeren. Daarbij komt nog dat er sprake is van een hoog schoolverzuim van de kinderen. Daarnaast zijn er zorgen zijn over de complexe echtscheiding en de beschuldigingen en verwijten van de ouders richting elkaar. Gelet op al deze zorgen is de kinderrechter van oordeel dat een terug-thuisplaatsing van de kinderen bij de moeder op dit moment niet aan de orde is. Hij vindt het in het belang van de minderjarigen dat zij voorlopig nog in een pleeggezin verblijven.
Daarbij wenst de kinderrechter op te merken dat de GI binnen een week een ander goed en passend pleeggezin voor de korte termijn voor [minderjarige 2] moet hebben geregeld. Het is van het grootste belang dat [minderjarige 2] op een plek kan verblijven waar zij zich fijn en veilig voelt. Zij heeft daar zelf twee opties voor gegeven. De kinderrechter benadrukt dat hierbij sprake is van een spoedsituatie. Een uitgebreide toetsing van een nieuw pleeggezin is daarom op dit moment niet in het belang van [minderjarige 2] .
Daarbij gaat de kinderrechter ervanuit dat deze plaatsing van [minderjarige 2] in een ander pleeggezin niet voor de lange duur zal zijn. De GI dient namelijk met voortvarendheid te werken aan een plaatsing van alle drie de kinderen in hetzelfde pleeggezin. Dit dient binnen de kortst mogelijke termijn te worden geregeld.
Verder merkt de kinderrechter op dat er bij de omgangsmomenten met de vader allereerst rekening moet worden gehouden met wat er mogelijk is voor de kinderen; waartoe zij in staat zijn en wat zij daarin fijn vinden. Het is aan de GI om te bepalen hoe de omgang er uit komt te zien. Daarbij is het wel van belang dat er waar mogelijk rekening wordt gehouden met de lange reistijd van de vader.
Tot slot merkt de kinderrechter nogmaals op dat de zorgen over de kinderen erg groot zijn. Hoewel de moeder wellicht de beste bedoelingen heeft, schiet de zorg die zij de kinderen te bieden heeft in ernstige mate tekort. Het is daarom aan de moeder om de komende tijd alle hulp en ondersteuning te accepteren en zich daar actief voor in te zetten om de situatie ten positieve te keren. Daarbij kan geen ruimte meer zijn voor excuses. De kinderrechter begrijpt dat de komende periode en de in te zetten trajecten veel van de moeder gaan vragen, maar hij heeft er vertrouwen in dat zij er alles aan gaat doen om haar situatie weer op orde te brengen en daarmee het belang van haar kinderen voorop te stellen. Aangezien daarvoor eerst nog veel stappen moeten worden gezet, wijst de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] toe voor de volledige resterende duur.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de brede machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 31 augustus 2023 tot 17 februari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier. Bij afwezigheid van mr. Duinhof is de schriftelijke weergave van de beschikking gecontroleerd en ondertekend door mr. De Beer, kinderrechterrechter, op 13 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.