ECLI:NL:RBZWB:2023:6491

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
10658049 CV EXPL 23-2003
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsbevoegdheid en toepasselijk recht bij verkeersongeval tussen Duitsland en België

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, wonende in Duitsland, gedaagde, wonende in België, gedagvaard in verband met een verkeersongeval. De dagvaarding vond plaats op 19 juni 2023, maar gedaagde is niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure een internationaal karakter heeft, aangezien de partijen in verschillende landen wonen. De rechtbank heeft de bevoegdheid om kennis te nemen van de vordering bevestigd op basis van artikel 7 lid 2 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012, Brussel I bis, omdat het ongeval plaatsvond in Nederland.

De rechtbank heeft ook het toepasselijke recht beoordeeld en vastgesteld dat op grond van artikel 3 van het Haags Verkeersongevallenverdrag 1971 Nederlands recht van toepassing is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft deze toegewezen. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.497,46, vermeerderd met wettelijke rente, en de buitengerechtelijke incassokosten van € 453,29. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 605,14, inclusief het salaris van de gemachtigde.

De kantonrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en heeft afgewezen wat verder is gevorderd. Dit vonnis is uitgesproken op 13 september 2023 door kantonrechter P. Ponds.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 10658049 CV EXPL 23-2003
vonnis d.d. 13 september 2023
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ¸ Duitsland ,
eiser,
gemachtigde: mr. P.D. Bosma te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] , België, [adres] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de dagvaarding van 19 juni 2023 met producties.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
Eiser heeft op de bij dagvaarding omschreven gronden, welke hier als herhaald en ingelast gelden, gevorderd gedaagden te veroordelen tot betaling van het bedrag of de bedragen als nader in de dagvaarding omschreven, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.2
Gedaagde is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen en heeft ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel verzocht, zodat tegen deze verstek is verleend.
2.3
Nu eiser woonachtig is in Duitsland en gedaagde in België, draagt onderhavige procedure een internationaal karakter. Allereerst dient daarom de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van onderhavige vordering kennis te nemen. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord op grond van artikel 7 lid 2 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012, Brussel I bis. Nu het ongeval heeft plaatsgevonden in tussen Braakman en Terneuzen, is op grond van artikel 102 Rv de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Bergen op Zoom, bevoegd van deze zaak kennis te nemen.
2.4
Voorts is van belang welk recht van toepassing is op onderhavig geschil. Op grond van artikel 3 van het Haags Verkeersongevallenverdrag 1971 is Nederlands recht van toepassing.
2.5
Nu de vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover gedaagde de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat gedaagde, indien deze door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.
2.6
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van eiser tot op heden vastgesteld op:
dagvaardingskosten € 129,14
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde
€ 232,00
totaal € 605,14.
2.7
De nakosten aan de zijde van eiser worden begroot op € 116,00 (half salarispunt met een maximum van € 132,00) aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen een bedrag van € 2.497,46, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 453,29;
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, aan de zijde van eiser tot op heden vastgesteld op € 605,14, daarin begrepen een bedrag van € 232,00 als salaris voor de gemachtigde van eiser; te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.