ECLI:NL:RBZWB:2023:6499

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
10564738 CV EXPL 23-1757 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van kredietovereenkomst in consumentenkoop met gevolgen voor betalingsverplichting

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2023, is de vennootschap Alektum Capital II AG, gevestigd in Zwitserland, als eiseres opgetreden tegen een gedaagde die niet is verschenen. De zaak betreft een consumentenkoop en de vernietiging van een kredietovereenkomst. Eiseres heeft in een tussenvonnis van 19 juli 2023 de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over het oordeel van de kantonrechter met betrekking tot de kredietovereenkomst. Eiseres betoogde dat er geen sprake was van een kredietovereenkomst, omdat de consument pas na een termijn van 14 dagen betalingsverplichtingen had. De kantonrechter oordeelde echter dat de consument bij aflevering van het goed direct de koopsom moest voldoen, ongeacht de herroepingstermijn van 14 dagen. Eiseres stelde dat de kosten voor het achteraf betalen onbetekenend waren, maar de kantonrechter oordeelde dat deze kosten niet onder de uitzondering van de wet vielen. Eiseres erkende dat zij geen kredietwaardigheidstoets had uitgevoerd en dat leidde tot de vernietiging van de kredietovereenkomst. De kantonrechter wees een bedrag van € 177,37 toe aan eiseres, vermeerderd met verzendkosten, en veroordeelde gedaagde in de proceskosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 13 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 10564738 CV EXPL 23-1757
vonnis d.d. 13 september 2023
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht
Alektum Capital II AG,
gevestigd en kantoorhoudende te Zug, Zwitserland,
eiseres,
gemachtigde: Van Lith B.V. te Eindhoven ,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [postcode01] [plaats01] , [gemeente01] , [adres01] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
- het tussenvonnis in deze zaak van 19 juli 2023 met het daarin genoemde processtuk;
- de akte na tussenvonnis d.d. 16 augustus 2023.

2.De verdere beoordeling

2.1
Al hetgeen in het tussenvonnis van 19 juli 2023 overwogen en beslist wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd.
2.2
In voornoemd tussenvonnis is eiseres in de gelegenheid gesteld zich uit te laten omtrent het voorshandse oordeel van de kantonrechter om de tussen eiseres en gedaagde tot stand gekomen kredietovereenkomst te vernietigen.
2.3
Bij akte van 16 augustus 2023 is eiseres hiertoe overgegaan. Ten aanzien van het voorgenomen besluit van de kantonrechter tot vernietiging van de kredietovereenkomst stelt eiseres in de eerste plaats dat van een kredietovereenkomst, althans van een vorm van uitstel van betaling, geen sprake is. Eiseres stelt dat aan gedaagde na aflevering van de bestelde zaken een termijn van 14 dagen wordt gegeven om de factuur te voldoen en dat pas na het verstrijken van deze termijn een betalingsverplichting voor de consument de ontstaat. Daarnaast stelt eiseres dat zij op grond van artikel 7:26 lid 2 BW verplicht is om een optie tot achteraf betalen voor tenminste 50 % van de koopsom aan te bieden. De aan de consument geboden bedenktijd van 14 dagen wordt door eiseres tevens gebruikt om de consument de gelegenheid te geven de factuur te voldoen.
Voor zover de kantonrechter van oordeel blijft dat in deze situatie wél sprake is van een kredietovereenkomst, stelt eiseres zich op het standpunt dat dit een vorm van kredietverstrekking is waarop titel 7.2A BW niet van toepassing is. Zij voert daartoe aan dat de kosten voor het achteraf betalen ‘onbetekenende kosten’ zijn dan wel dat sprake is van een kosteloos uitstel van betaling in de zin van artikel 7:58 lid 2 sub e BW.
Ten aanzien van de alsdan op de kredietgever rustende verplichting tot het uitvoeren van een kredietwaardigheidstoets erkent eiseres dat zij hieraan niet heeft voldaan.
Wanneer de kantonrechter er desalniettemin bij blijft dat de kredietovereenkomst dient te worden vernietigd, dan doet eiseres primair een beroep op alsdan uit de wet ontstane ongedaanmakingsverplichtingen en subsidiair op onverschuldigde betaling c.q. ongerechtvaardigde verrijking. In beide gevallen stelt eiseres dat zij alsdan aanspraak maakt op betaling van gedaagde aan haar van het oorspronkelijk factuurbedrag vermeerderd met de wettelijke rente.
2.4
De kantonrechter overweegt dat de stellingen van eiseres niet tot een ander oordeel omtrent de vernietigbaarheid van de kredietovereenkomst kunnen leiden. In artikel 7:26 lid 2 BW is opgenomen dat de consument verplicht is om bij aflevering van het goed de koopsom te voldoen, zodat direct na aflevering van het goed de betalingsverplichting ontstaat. Dat de consument een herroepingstermijn van 14 dagen heeft, doet aan het voorgaande niet af, aangezien uit artikel 6:230o lid 1 BW volgt dat dit een ontbindingsrecht is; zolang de consument geen gebruik maakt van dat recht, blijft de betalingsverplichting bestaan. Ten aanzien van het verweer van eiseres dat zij verplicht is om een achteraf betalen-optie aan te bieden overweegt de kantonrechter als volgt. In de tweede volzin van artikel 7:26 lid 2 BW staat weliswaar dat bij een consumentenkoop de koper voor hooguit de helft van de koopprijs verplicht kan worden deze
vooruitte voldoen, maar dit betekent niet dat, zoals eiseres stelt, hierin een verplichting voor de verkoper schuilt om aan de consument de mogelijkheid te bieden om de koopsom pas enige tijd na aflevering te betalen. Nu niet is gesteld of gebleken dat de gekochte goederen pas na 14 dagen worden geleverd, blijft de kantonrechter van oordeel dat in onderhavige zaak sprake is van een vorm van uitstel van betaling en dus van een kredietovereenkomst.
2.5
In het tussenvonnis van 19 juli 2023 is overwogen dat Klarna bij de tweede aanmaning
€ 13,50 aanmaningskosten in rekening brengt. Deze bedongen kosten kwalificeert de kantonrechter als kosten van het krediet, ongeacht of deze kosten in de vordering buiten beschouwing worden gelaten. De voornoemde kosten kunnen niet als onbetekenende kosten worden gekwalificeerd, zodat de kredietovereenkomst niet valt onder de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder e BW en op de kredietovereenkomst zoals die geldt tussen eiseres en gedaagde aldus titel 7.2A BW en artikel 4:34 Wft van toepassing zijn.
2.6
Nu eiseres erkent dat zij geen kredietwaardigheidstoets heeft uitgevoerd en evenmin heeft voldaan aan de informatieverplichting ex artikel 7:60 BW, zal de kantonrechter reeds op grond daarvan de kredietovereenkomst vernietigen. Het voorgaande betekent dat enkel de geleende kredietsom, vermeerderd met de verzendkosten, zal worden toegewezen en dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente niet toewijsbaar zijn. De overige door eiseres aangevoerde rechtsgronden in het geval de kantonrechter oordeelt dat van een kredietovereenkomst sprake is en tot vernietiging van de overeenkomst overgaat leiden niet tot een ander oordeel.
2.7
In voornoemd tussenvonnis is voorts overwogen dat de handelaar niet volledig heeft voldaan aan de op hem rustende (pre)contractuele informatieverplichtingen, dat een vernietiging van 25% van de koopsom op zijn plaats is en dat derhalve een bedrag aan hoofdsom van € 177,37 (€ 105,83 x 0,75, vermeerderd de verzendkosten van € 98,00) zal worden toegewezen.
2.8
Gedaagde zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat voor de akte na tussenvonnis geen salaris zal worden toegekend nu eiseres haar dagvaarding deugdelijk had moeten weergeven.
2.9
Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eiseres, tot op heden vastgesteld op:
dagvaardingskosten € 107,84
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde
€ 39,00
totaal € 274,84.
2.1
De nakosten aan de zijde van eiseres worden begroot op € 19,50 (half salarispunt met een maximum van € 132,00) aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 177,37;
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, aan de zijde van eiseres tot op heden vastgesteld op € 274,84;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.