In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 januari 2023 een tussenvonnis gewezen in de zaak tussen ING Bank NV en meerdere gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], Proftraffic BV en MM Holding BV. De rechtbank heeft geoordeeld dat ING bevoegd is om namens de Staat een regresvordering van € 142.497,00 te incasseren zonder dat de betaling door RVO in mindering hoeft te worden gebracht op de hoofdsom. Dit besluit is gebaseerd op artikel 14 van Bijlage 3.11.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, waaruit blijkt dat ING de last tot incasso op eigen naam heeft ontvangen. De rechtbank heeft de argumenten van de gedaagden, die stelden dat de last niet verder strekt dan Proftraffic zelf, verworpen.
Daarnaast heeft de rechtbank behoefte aan deskundige voorlichting van een accountant om de rekening-courantverhoudingen tussen de gedaagden en MM Holding vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheden bestaan over de juistheid van de gepresenteerde jaarstukken en dat ING niet voldoende bewijs heeft geleverd over de openbaarmaking van het pandrecht. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht en de vragen die aan de deskundige(n) voorgelegd moeten worden. De kosten van de deskundige(n) zullen door [gedaagde sub 1] worden betaald, gezien de omstandigheden van het geding.
De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en zal opnieuw op de rol komen op 18 januari 2023, waar partijen hun standpunten over het deskundigenonderzoek kunnen inbrengen.