ECLI:NL:RBZWB:2023:6502

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
C/02/409208 / FA RK 23-2107
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie tussen de man en de vrouw. De man verzocht de rechtbank om te bepalen dat de kinderen voortaan bij hem zouden wonen, onder verwijzing naar een wijziging van omstandigheden sinds de eerdere uitspraak van het hof 's-Hertogenbosch op 10 juni 2021. De man stelde dat de vrouw door haar werk minder beschikbaar was voor de kinderen, wat zou leiden tot een onwenselijke opvangsituatie. De vrouw daarentegen voerde aan dat de situatie ongewijzigd was en dat de kinderen goed bij haar verbleven.

De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen, oordelend dat er geen significante wijziging van omstandigheden was die een wijziging van het hoofdverblijf zou rechtvaardigen. De rechtbank hechtte waarde aan de informatie van de school, waaruit bleek dat het goed ging met de kinderen. De rechtbank heeft ook de zorgregeling voor vakanties en feestdagen verduidelijkt, aangezien de eerdere regeling onvoldoende concreet was. De rechtbank heeft bepaald dat de overdracht van de kinderen tussen de ouders zelf zal plaatsvinden, zonder tussenkomst van derden, om de emotionele betrokkenheid van beide ouders te bevorderen.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen partijen en het belang van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de nieuwe zorgregeling direct kan ingaan. De rechtbank heeft het verzoek van de man om een dwangsom te koppelen aan de nakoming van de afspraken afgewezen, omdat er geen aanwijzingen waren dat de vrouw zich niet aan de afspraken zou houden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/409208 / FA RK 23-2107
datum uitspraak: 12 september 2023
beschikking betreffende wijziging hoofdverblijf en zorgregeling
in de zaak van
[de man01],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. Czarnota, te Oosterhout
.
tegen
[de vrouw01],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. P.A.J. van Putten, te Almere.
Als belanghebbende in deze zaak wordt gezien:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
locatie Middelburg, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (de GI),
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 3 mei 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 14 juni 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het door mr. Czarnota op 15 juni 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn, gelijktijdig met de verzoeken van de GI bekend onder zaak- en rekestnummers C/02/407952 / JE RK 23-549 en C/02/412329 / JE RK 23-1355, behandeld tijdens de mondelinge behandeling van 29 augustus 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een medewerkster namens de Raad en een medewerker namens de GI. In de zaken die zijn gestart door de GI is bij aparte beschikking beslist.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Tijdens deze relatie zijn de volgende nog minderjarige kinderen geboren:
-[minderjarige01]geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [minderjarige01] ,
-[minderjarige02]geboren op [geboortedatum02] 2016 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [minderjarige02] .
2.2
[minderjarige01] en [minderjarige02] verblijven bij de vrouw.
2.3
De man heeft [minderjarige01] en [minderjarige02] erkend.
2.4
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] .
2.5
Bij beschikking van 16 november 2020 zijn [minderjarige02] en [minderjarige01] onder toezicht gesteld. Bij beschikking van 12 september 2023(C/02/407952 / JE RK 23-549) heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling laatstelijk verlengd, zodat de ondertoezichtstelling loopt tot 16 november 2023.
2.6
Bij beschikking van 23 december 2020 heeft deze rechtbank het hoofdverblijf van [minderjarige01] en [minderjarige02] bij de vrouw bepaald. Daarnaast is door de rechtbank bij deze beschikking – voor zover hier van belang – een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald.
2.7
Bij beschikking van 10 juni 2021 heeft het hof ’s-Hertogenbosch de beschikking van deze rechtbank van 23 december 2020 voor wat betreft de daarin bepaalde zorgregeling vernietigd en heeft daarbij bepaald dat [minderjarige01] en [minderjarige02] bij de man verblijven:
- eenmaal per 14 dagen van donderdagmiddag (na school/opvang) tot en met maandagochtend (voor school/opvang);
- in de andere week van donderdagmiddag (na school/opvang) tot vrijdagochtend (voor school/opvang/indien [minderjarige01] niet naar de opvang gaat tot 09.00 uur).
Ook is bij deze beschikking een verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte bepaald.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt te bepalen dat de beschikking van 10 juni 2021 van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, bekend onder zaaknummer 200.290.605/01, ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling van de minderjarige kinderen van partijen: [minderjarige02] en [minderjarige01] met ingang van de datum van de in deze te wijzen beschikking, althans met ingang van een datum dat de Rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, wegens wijziging van omstandigheden te wijzigen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, en:
I. Te bepalen dat [minderjarige02] en [minderjarige01] voortaan hoofdverblijf zullen hebben bij de man en de man vervangende toestemming te verlenen de kinderen in te schrijven op zijn adres in de gemeentelijke basisadministratie;
II. Te bepalen dat na de wijziging van het hoofdverblijf de vrouw en de kinderen contact met elkaar zullen hebben gedurende eenmaal per veertien dagen van donderdagmiddag na school of de opvang tot en met maandagochtend bij de vrouw zijn waarbij de vrouw op maandagochtend de kinderen naar school brengt en in de andere week van donderdagmiddag na school of de opvang tot vrijdagochtend voor school. Daarbij te bepalen dat indien er op donderdag of vrijdag geen school is de kinderen dan op donderdag bij de vrouw zijn vanaf 9:00 uur of tot vrijdag 9:00 uur. De overdracht zal bij de woning van de ouder waar de kinderen heen gaan op de wijze zoals beschreven in punt 15 van het verzoekschrift, althans een zorgregeling als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
III. Vakantie, zowel in het onvoorwaardelijke als in het voorwaardelijke verzoek:
  • Carnavalsvakantie: de kinderen verblijven in de even jaren bij de man en de oneven jaren bij de vrouw waarbij de vakantie start op vrijdag na school en indien school eerder eindigt die dan op die dag tot en met maandagochtend voor school in de daarop volgende week;
  • Meivakantie: verblijven de kinderen in de even jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw waarbij de vakantie start op vrijdag na school en indien school eerder eindigt die week dan op die dag tot en met zaterdagochtend 9:00 uur in de daarop volgende week waarna de kinderen naar de andere ouder gaan alwaar ze blijven tot maandagochtend voor school. In de oneven jaren is dit andersom;
  • Zomervakantie: de kinderen zijn in de eerste twee weken van de zomervakantie in
de even jaren bij de man waarna ze vervolgens twee weken bij de vrouw zijn en
voorts een week bij de man en daarna nog een week bij de vrouw. De vakantie
start op vrijdag na school en indien school eerder eindigt die week dan op die dag
tot en met zaterdagochtend 9:00 uur in de daarop volgende week of twee weken
wanneer gewisseld moet worden en in de laatste week van de schoolvakantie zijn de kinderen bij de ouder waar zij in het begin van de vakantie waren vanaf
zaterdag 9:00 uur, waarna vervolgens weer de reguliere zorgregeling wordt
gestart. In de oneven jaren is dit andersom;
  • Herfstvakantie: de kinderen verblijven in de oneven jaren bij de man en de even jaren bij de vrouw waarbij de vakantie start op vrijdag na school en indien school eerder eindigt dan op die dag tot en met maandagochtend voor school in de daarop volgende week;
  • Kerstvakantie: idem aan de meivakantie maar worden de feestdagen tussen partijen verdeeld zoals hieronder omschreven;
  • Pasen, Pinksteren en hemelvaart worden gevierd bij de ouder waar de kinderen aansluitend het weekend verblijven;
  • Op goede vrijdag, studiedagen, collectieve verlofdagen wordt de reguliere zorgregeling gevolgd;
  • Verjaardagen van de kinderen worden om en om gevierd. In de even jaren worden de verjaardagen bij de man gevierd en in de oneven jaren bij de vrouw. Indien de kinderen volgens de reguliere zorgregeling bij de andere ouder zijn gaan zij naar de andere ouder op de avond ervoor om 18:00 uur en verblijven ze tot de ochtend na de verjaardag bij de betreffende ouder. Is dit een schooldag dan brengt deze ouder de kinderen naar school, is het een vrije dag dan worden de kinderen om 9:00 uur naar de andere ouder gebracht.
IV. Voorwaardelijk: voor zover uw rechtbank het verzoek onder 1. zal afwijzen en het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw zal blijven bepalen dat de overdracht van de kinderen voor zover het tussen de ouders zal zijn en niet via school te laten zal zijn bij de woning van de ouder waar de kinderen heen gaan zoals omschreven in punt 15 van het verzoekschrift.
V. Te bepalen dat indien de vrouw zich niet houdt aan het onder 1., II., III. of IV. verzochte de vrouw een dwangsom verbeurt van € 250,- voor iedere keer en ieder dag dat de vrouw in gebreke blijft met een maximum van € 50.000,- althans een dwangsom met een maximum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
VI. Te bepalen dat de in punt 23 van dit verzoekschrift genoemde kosten behoren tot verblijfsoverstijgende kosten en derhalve voldaan dienen te worden van de kinderalimentatie
3.2
De vrouw voert verweer en verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel deze verzoeken af te wijzen.
Bij zelfstandig verzoek verzoekt zij te bepalen dat de man zal worden veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, thans begroot op € 3.750,- aan advocaatkosten en € 288,- aan griffierecht.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De rechtbank stelt voorop dat de verzoeken van de man tot wijziging van het hoofdverblijf en de zorgregeling zijn gebaseerd op artikel 1:253a BW. Dit artikel schrijft voor dat de rechtbank een beslissing neemt die zij in het belang van het kind acht. Dat betekent dat de voorliggende verzoeken steeds worden beoordeeld in het licht van de belangen van [minderjarige02] en [minderjarige01] .
Hoofdverblijf
4.2
Primair wordt door de man verzocht te bepalen dat [minderjarige02] en [minderjarige01] voortaan hoofdverblijf zullen hebben bij de man en de man vervangende toestemming te verlenen de kinderen in te schrijven op zijn adres in de gemeentelijke basisadministratie. De man stelt – kort samengevat – dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds de uitspraak van het hof ’s-Hertogenbosch van 10 juni 2021 doordat de vrouw inmiddels werkt en daardoor minder beschikbaar is voor [minderjarige02] en [minderjarige01] . Hierdoor moeten zij naar de BSO of moeten derden hen opvangen. Met het hoofdverblijf bij de man zou dit niet nodig zijn, omdat hij zijn werkschema heeft aangepast zodat hij thuis kan zijn voor [minderjarige02] en [minderjarige01] .
Los van deze wijziging heeft het hof bij het nemen van de beslissing destijds gedacht dat het ‘wel los zou lopen’ en dat met het verminderen van spanningen en strijd tussen de ouders een ruimere zorgregeling tussen de man en de kinderen tot stand zou komen. Dat is niet van de grond gekomen door de houding van de vrouw waarmee zij laat zien de man uit het leven van de kinderen te willen hebben. Zij werkt elke verbetering van de situatie tegen waardoor er niets is gebeurd en de GI staat dit toe. De situatie is daardoor al jarenlang ongewijzigd. De kinderen gaan gebukt onder deze situatie. De man is daarentegen bij een wijziging van het hoofdverblijf wel in staat om de vrouw een gelijkwaardige ouderrol te geven, afspraken na te komen en de vrouw op juiste wijze te informeren omtrent [minderjarige02] en [minderjarige01] . De kinderen kunnen dan onbelast contact hebben met beide ouders.
4.3
De vrouw kan zich niet vinden in de aantijgingen van de man aan haar adres en bovendien is er geen sprake van een dusdanige wijziging van omstandigheden die maakt dat de kinderen bij de man moeten gaan wonen. De situatie zoals door het hof verwoord in de beschikking van 10 juni 2021 is nog ongewijzigd aanwezig, nog daargelaten dat een wijziging van hoofdverblijf heel ingrijpend zou zijn voor [minderjarige02] en [minderjarige01] . Het gaat goed met [minderjarige02] en [minderjarige01] , zoals ook vanuit school wordt verklaard. De vrouw zorgt bovendien wel degelijk voor hen. Kortom: er zijn geen contra-indicaties voor het verblijf van [minderjarige02] en [minderjarige01] bij de vrouw en het verzoek van de man moet worden afgewezen.
4.4
De Raad adviseert het verzoek van de man af te wijzen aangezien er een uitspraak ligt van het hof en er geen dusdanig gewijzigde omstandigheden zijn aangevoerd dat de situatie omgegooid moet worden en er opnieuw onduidelijkheid moet komen. Dat de vrouw inmiddels werkt en dat [minderjarige02] en [minderjarige01] daardoor naar de BSO moeten doet daar niet aan af.
4.5
De rechtbank stelt voorop dat deze rechtbank bij beschikking van 23 december 2020 het hoofdverblijf van [minderjarige02] en [minderjarige01] bij de vrouw heeft bepaald, nadat zij eerder bij vonnis van 2 augustus 2019 voorlopig aan de vrouw waren toevertrouwd. De man was het niet eens met deze beslissing van de rechtbank en is in beroep gegaan. Het hof ’s-Hertogenbosch is bij beschikking van 10 juni 2021 kort en duidelijk geweest, door in de beoordeling als volgt te overwegen:
“Niet gebleken is dat de opvoedsituatie bij de ene of de andere ouder beter is. Er zijn geen contra-indicaties om [minderjarige02] en [minderjarige01] bij de moeder te laten verblijven. Het is niet in het belang van [minderjarige02] en [minderjarige01] om hun hoofdverblijf nu te wijzigen. Niet gesteld of gebleken is waarom het hoofdverblijf van [minderjarige02] en [minderjarige01] bij de vader zou moeten zijn.”
Rechtens relevant is dus de vraag of na 10 juni 2021 zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan op grond waarvan voormelde beschikking dient te worden gewijzigd. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. De wijziging in de beschikbaarheid van de vrouw brengt naar het oordeel van de rechtbank geen significante wijziging met zich mee die zou moeten leiden tot een wijziging van hoofdverblijf en daarmee een ingrijpende gebeurtenis voor [minderjarige02] en [minderjarige01] . Niet is gebleken dat de vrouw niet goed voor [minderjarige02] en [minderjarige01] zorgt. Vanuit de school is juist informatie ontvangen dat het goed gaat met [minderjarige02] en [minderjarige01] op zowel cognitief gebied als sociaal- emotioneel gebied. De rechtbank hecht waarde aan deze informatie, aangezien school een neutrale en veilige plek is voor [minderjarige02] en [minderjarige01] waar dagelijks zicht is op hen. Ook de gestelde omstandigheden dat de vrouw niet zou meewerken aan afspraken en de man niet (voldoende) zou inlichten over belangrijke zaken omtrent [minderjarige02] en [minderjarige01] maken niet dat hierin een contra-indicatie wordt gezien voor het verblijf van [minderjarige02] en [minderjarige01] bij hun moeder. De rechtbank neemt zodoende de overweging van het hof over en maakt deze haar eigen en zal wegens gebrek aan significante wijzigingen die nopen tot een wijziging van het hoofdverblijf, het verzoek van de man afwijzen.
Zorgregeling
4.6
Het volgende punt dat voorligt betreft een aantal onderwerpen uit de zorgregeling. Nu het verzoek onder I. van de man wordt afgewezen, komt de rechtbank niet toe aan het verzoek onder II. Zij zal zodoende doorgaan met het verzoek onder III. betreffende de vakantieregeling. De rechtbank constateert dat het hof ’s-Hertogenbosch bij beschikking van 10 juni 2021 een verdeling van de vakanties en feestdagen heeft vastgelegd. Er is echter gebleken dat deze regeling onvoldoende concreet is, waardoor er ruis ontstaat en partijen steeds de hulp van de GI nodig hebben om tot een duidelijke verdeling te komen. De rechtbank begrijpt dat er behoefte is aan een nadere concretisering van deze regeling. De vrouw staat achter de verdeling zoals is opgenomen in het concept ouderschapsplan, maar daar is de man het niet mee eens. Nu het partijen niet lukt om overeenstemming te bereiken, zal de rechtbank de knoop doorhakken en een beslissing nemen die in lijn is met de uitspraak van het hof en die zij in het belang van [minderjarige02] en [minderjarige01] vindt. Dat leidt ertoe dat zij als verdeling van de vakanties en feestdagen de volgende regeling zal vastleggen:
  • in de meivakantie verblijven [minderjarige02] en [minderjarige01] in de even jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man en in de oneven jaren omgekeerd, waarbij de vakantie start op vrijdag na school en het wisselmoment plaatsvindt op de zaterdag de week daaropvolgend om 12.00 uur, dan gaan [minderjarige02] en [minderjarige01] naar de andere ouder voor de tweede week tot maandagochtend voor school;
  • in de kerstvakantie verblijven [minderjarige02] en [minderjarige01] in de even jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw en in de oneven jaren omgekeerd, waarbij de vakantie start op vrijdag na school en het wisselmoment plaats vindt op de zaterdag de week daaropvolgend om 12.00 uur, dan gaan [minderjarige02] en [minderjarige01] naar de andere ouder voor de tweede week tot maandagochtend voor school;
  • in de vakanties die één week duren (de voorjaarsvakantie en de herfstvakantie) verblijven [minderjarige02] en [minderjarige01] indien de vakantie vóór het omgangsweekend valt, vanaf woensdag 09.00 uur voorafgaand aan het omgangsweekend bij de man tot maandagochtend 09.00 uur, en indien de vakantie na het omgangsweekend valt, tot dinsdag na het eten, 19.00 uur aansluitend op het omgangsweekend bij de man;
  • Pasen, Pinksteren en hemelvaart worden gevierd bij de ouder waar de kinderen aansluitend het weekend verblijven;
  • in de zomervakantie verblijven [minderjarige02] en [minderjarige01] in de even jaren de eerste twee weken van de zomervakantie bij de man, waarna zij twee weken naar de vrouw gaan, gevolgd door een week bij de man en afsluitend een week bij de vrouw. In de oneven jaren is dit andersom. De vakantie start op vrijdag na school en het wisselmoment vindt plaats op de zaterdag de week daaropvolgend om 10.00 uur, dan gaan [minderjarige02] en [minderjarige01] naar de andere ouder. De laatste week zal duren tot de maandagochtend voor school. Daarna wordt de reguliere zorgregeling weer gestart.
  • op Goede vrijdag, studiedagen, collectieve verlofdagen en vakanties die eerder beginnen dan de vrijdag wordt de reguliere zorgregeling gevolgd. De kinderen verblijven die vrije dag bij de ouder bij wie ze volgens de reguliere regeling uit school zouden zijn, tot en met het aansluitende weekend danwel tot 19.00 uur.
  • Verjaardagen van de kinderen worden om en om gevierd. In de even jaren worden de verjaardagen bij de man gevierd en in de oneven jaren bij de vrouw. Indien de kinderen volgens de reguliere zorgregeling bij de andere ouder zijn gaan zij naar de andere ouder op een schooldag na school tot 19.00 uur en op een weekenddag van 10.00 uur tot 19.00 uur.
4.7
Voorts ligt in het kader van de zorgregeling de wijze van overdrachtsmomenten voor. Op dit moment wordt de overdracht begeleid door een derde, zodat de ouders niet met elkaar in aanraking komen. De man wenst graag dat de overdracht door de ouders zelf wordt gedaan en dat de kinderen met de auto voor de deur van de andere ouder worden afgezet, waarna zij zelf naar de voordeur kunnen lopen. De vrouw beaamt dat de overdrachtsmomenten idealiter door partijen zelf gefacilieerd worden en zij heeft de huidige wijze steeds gezien als een tijdelijke regeling. Door de GI wordt geadviseerd om de huidige wijze van overdracht te handhaven, puur omdat dit nu goed loopt. De rechtbank zal dit niet doen. De rechtbank zal aansluiten bij de manier van overdracht zoals door de man voorgesteld, aangezien haar dit als het meest passend en wenselijk voor [minderjarige02] en [minderjarige01] voorkomt. Het is voor [minderjarige02] en [minderjarige01] belangrijk dat zij zien dat de ouders de overdracht zonder tussenkomst van derden kunnen faciliteren en dat zij hierdoor van beide ouders emotionele toestemming krijgen om naar de andere ouder te gaan. Hierbij dienen partijen hun ouderlijke verantwoordelijkheid te dragen en eigen emoties te parkeren tijdens deze momenten. Dat betekent dat bepaald wordt dat de overdracht door de ouders plaatsvindt, te weten dat de overdracht bij de ouders thuis zal zijn waarbij de ouder die [minderjarige02] en [minderjarige01] brengt uit de auto stapt, [minderjarige02] en [minderjarige01] laat uitstappen, afscheid neemt van [minderjarige02] en [minderjarige01] en hun dan vervolgens zelfstandig naar het huis van de andere ouder laat lopen. De ouder die [minderjarige02] en [minderjarige01] heeft gebracht blijft bij de auto staan en loopt dus niet mee met hen. Deze ouder stapt in de auto en rijdt weg zodra [minderjarige02] en [minderjarige01] voor de deur staan van de woning zijn van de ouder waar ze gebracht zijn en deze ouder de deur heeft geopend en de kinderen laat binnengaan. De vertrekkende ouder maakt nadat er afscheid is genomen op geen enkele wijze meer contact met [minderjarige02] en [minderjarige01] en eist geen aandacht, tenzij omstandigheden zoals een vergeten tas of een door de kinderen gestelde vraag hierom vragen.
Dwangsom4.8 De man heeft de rechtbank verzocht een dwangsom te koppelen aan de nakoming van de vrouw aan hetgeen is verzocht. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding. De GI heeft verklaard dat de vrouw – in ieder geval – de afgelopen periode alle afspraken nakomt en de rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat de vrouw zich niet zal houden aan de onderhavige gerechtelijke uitspraak. Om die reden wordt het verzoek van de man afgewezen.
Verblijfsoverstijgende kosten
4.9
De man verzoekt te bepalen dat de in zijn verzoek opgesomde kosten behoren tot verblijfsoverstijgende kosten en derhalve voldaan dienen te worden van de kinderalimentatie. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen. De rechtbank heeft aan de hand van de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de beide ouders een kinderalimentatie vastgesteld tussen partijen, waarbij rekening is gehouden met de geldende wettelijke bepalingen en het Tremarapport. De rechtbank stelt niet in detail vast welke kosten vervolgens onder de verblijfsoverstijgende kosten vallen en welke niet. Hiervoor verwijst de rechtbank partijen naar het Rapport alimentatienormen (tremarapport), versie 2023. Onder paragraaf 5.2.2. staat als volgt opgenomen:
“Uitgangspunt hierbij is en blijft dat de ouder waar het kind hoofdverblijf heeft de ‘vaste lasten’ voldoet, zoals schoolgeld, contributie voor sport, kleding en dergelijke.”
Proceskosten
4.1
Tot slot verzoekt de vrouw de man te veroordelen in de proceskosten van de vrouw. Nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en het geschil betrekking heeft op hun beider kinderen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.11
De rechtbank zal de beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad verklaren, aangezien de rechtbank het belangrijk vindt dat deze beslissing direct ten uitvoer wordt gelegd zonder een eventueel hoger beroep af te wachten.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
wijzigt de beschikking van het hof ’s-Hertogenbosch van 10 juni 2021 betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingsdagen in die zin dat in aanvulling op c.q. wijziging van de reeds in die beschikking opgenomen zorgregeling wordt bepaald dat:
- als verdeling van de vakanties en feestdagen zal gelden de regeling zoals opgenomen onder rechtsoverweging 4.6;
- de overdrachtsmomenten door de ouders bij de ouders thuis plaatsvinden conform hetgeen hierover is opgenomen onder rechtsoverweging 4.7;
5.2
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Zuijdweg, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023, in tegenwoordigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.