ECLI:NL:RBZWB:2023:6508

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
C/02/411956 / JE RK 23-1282
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Slot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 9 september 2021 en verlengd op 8 september 2022. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat de zorgen over de thuissituatie en de ontwikkeling van de kinderen nog steeds aanwezig zijn. Tijdens de mondelinge behandeling waren de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig, maar de vader was niet verschenen.

De kinderrechter heeft de mening van de minderjarigen gevraagd, die aangaven dat het goed gaat bij hun moeder en dat zij geen verlenging van de ondertoezichtstelling nodig achten. De moeder was ook tegen de verlenging, omdat zij vindt dat het goed gaat met het gezin en zij niet meer hulpverlening wil. De kinderrechter heeft echter vastgesteld dat de zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen nog steeds van kracht zijn. De kinderen zijn gesloten en er is weinig zicht op hun ontwikkeling en thuissituatie. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk is om de situatie te monitoren en de kinderen te begeleiden.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling verlengd tot 9 september 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Slot, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Ginneke als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/411956 / JE RK 23-1282
Datum uitspraak: 31 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2007 in [plaats02] ,
hierna te noemen [minderjarige01] ,
[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2010 in [plaats02] ,
hierna te noemen [minderjarige02] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader01],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats03] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 14 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
Hoewel correct opgeroepen is de vader niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige01] en [minderjarige02] naar hun mening gevraagd. [minderjarige01] en [minderjarige02] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige01] en [minderjarige02] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige01] en [minderjarige02] zijn tijdens het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
2.2.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] .
2.4.
[minderjarige01] en [minderjarige02] wonen bij hun moeder.
2.5.
Bij beschikking van 9 september 2021 zijn [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht gesteld. De kinderrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft bij beschikking van 8 september 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd tot 9 september 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de zorgen nog onverminderd aanwezig zijn. Er is nog geen zicht verkregen op de (thuis)situatie van [minderjarige01] en [minderjarige02] . Er zijn meerdere verhuizingen geweest waardoor de inzet van hulpverlening eerder nog niet mogelijk was omdat de situatie niet stabiel was. Nu lijken de moeder en de kinderen op een stabiele plek te zitten en worden er goede stappen door hen gezet, bijvoorbeeld op school en in de persoonlijke verzorging. Sinds de verhuizing naar [plaats01] in februari 2023 is er hulpverlening ingezet. De moeder had geen goed gevoel bij [hulpverlener01] die was gestart, dus is er gekeken naar een andere organisatie. [hulpverlener02] sluit beter aan op de geloofsovertuiging van de moeder en die heeft begin augustus 2023 kennis gemaakt. De week na de mondelinge behandeling wordt er door [hulpverlener02] ingezet om zicht te krijgen op verschillende gebieden. Naar verwachting zal er dan twee of drie keer per week iemand langs komen. Het kan zijn dat er een keer iemand met de kinderen komt praten en er een andere dag een gesprek met de moeder plaatsvindt. Er moet bekeken worden wat nodig is, zonder de moeder te overvragen. Op deze manier wil de GI zicht krijgen op verschillende gebieden, bijvoorbeeld de moeder begeleiden maar ook kijken naar de kinderen en wat zij nodig hebben om zich vrij en open te ontwikkelen. Zij doen het goed op school, maar zij spreken eigenlijk met niemand en lijken schuw. Ook is de zorg dat [minderjarige01] een zorgende rol aanneemt. Er zal naar verwachting wat tijd nodig zijn voordat er een veilige band ontstaat met de hulpverlening en daarom wordt een verlenging voor de duur van een jaar verzocht. Tot slot benoemt de GI dat er geen contact is met de vader. De GI heeft niet als doel om het contact tussen [minderjarige01] , [minderjarige02] en de vader per se tot stand te brengen, maar zij wil wel van de kinderen horen hoe zij hierin staan en wat zij willen in het contact met de vader.
4.2.
[minderjarige01] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed gaat bij de moeder thuis. Met hun moeder gaan [minderjarige01] en haar zusjes er vaak op uit, bijvoorbeeld fietsen. Ook voetballen ze vaak op een veldje in de buurt met andere kinderen. Op school is er wel contact met andere kinderen, maar daar spreekt ze niet mee af. [minderjarige02] heeft beaamd wat [minderjarige01] heeft gezegd. Er is geen sprake meer van schoolverzuim. [minderjarige01] gaat nu naar het [school01] in [plaats01] en dat bevalt goed, evenals de stad [plaats01] zelf. Ze heeft minder last van haar voeten en heeft nu twee bijbaantjes. [minderjarige01] en [minderjarige02] hebben verteld dat er geen contact is met hun vader. Ze hebben hem wel eens gezien bij hun tante, maar toen had hij geen aandacht voor hen. Dat was best wel vervelend. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is niet nodig, zij redden het zelf wel.
4.3.
De moeder is niet blij met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Het gaat goed met de moeder en de kinderen in [plaats01] . Zij willen hier blijven. De moeder staat open voor [hulpverlener02] , maar vindt het te veel als er twee of drie keer per week iemand over de vloer komt. Zij en de kinderen hebben het al heel druk. Bovendien is zij hooggevoelig en heeft zij tijd nodig om tot rust te komen en dingen te verwerken. Het klopt dat [minderjarige01] en [minderjarige02] niet erg extravert zijn, maar zo zijn zij gewoon. Het klopt daarentegen niet dat [minderjarige01] een zorgende rol op zich neemt. De moeder is de moeder en dat is erg duidelijk. Wel helpen [minderjarige01] en [minderjarige02] wel eens mee met klusjes, maar dat is bij iedereen zo. Zij hoopt dat er iets wordt gedaan met de mening van de kinderen als zij hun eigen mening geven, dat is tot op heden niet hoe zij het ervaren namelijk.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling van 31 augustus 2023 blijkt dat het merendeel van de eerder geuite zorgen op basis waarvan de ondertoezichtstelling is uitgesproken, nog steeds van kracht zijn. De kinderrechter begrijpt dat de moeder en de kinderen het fijn vinden om in [plaats01] te wonen, waardoor zij niet voornemens zijn om wederom te verhuizen. Dat is positief. Daarnaast begrijpt de kinderrechter dat de hygiëne in de thuissituatie en de persoonlijke verzorging van de kinderen is verbeterd. Ook is er geen sprake meer van schoolverzuim. De overige punten van zorg zijn nog onverkort van kracht. Er is zeer weinig zicht op de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] en hoe het met hen gaat. Zij zijn beiden zeer gesloten en zowel school als de jeugdzorgwerker krijgen moeilijk tot geen verbaal contact met hen. De kinderrechter heeft dit ook ervaren in het gesprek dat zij met hen heeft gevoerd, met name bij [minderjarige02] . Zij geven weinig blijk van een eigen identiteit die zij durven te uiten. Ook is er weinig zicht op de thuissituatie. Het gezin leeft geïsoleerd en de zorg is ontstaan dat [minderjarige01] een deel van de opvoedtaken voor haar zus en halfzus op zicht neemt, waarbij zij een hoog verantwoordelijkheidsgevoel jegens hen en haar moeder ervaart. [minderjarige01] dient echt kind te kunnen zijn en zich geen zorgen te moeten maken over haar moeder of (half)zusjes. De zorgen over de sociaal- emotionele ontwikkeling van de kinderen zijn daarom nog steeds van toepassing.
5.3.
Gebleken is dat er [hulpverlener02] van [hulpverlener02] zal starten in het gezin. Hierdoor komt er hopelijk meer zicht op [minderjarige01] en [minderjarige02] , het huishouden en de opvoedvaardigheden van de moeder. Met die informatie kan bezien worden of aanvullende hulpverlening nodig is, en/of kunnen zorgen wellicht worden weggenomen. Deze hulpverlening moet echter nog starten en naar verwachting zal dit enige tijd vergen. Er moet namelijk eerst ingezet worden op het opbouwen van een vertrouwensband van waaruit gewerkt kan worden. Ook moet rekening gehouden worden met het tempo van zowel de kinderen, als van de moeder die zelf aangeeft wegens haar hooggevoeligheid rust en tijd nodig te hebben.
5.4.
Gelet op het voorgaande is een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig omdat de zorgen zoals eerder beschreven deels nog steeds van kracht zijn. De betrokkenheid van de GI is nodig om de situatie te monitoren, hulpverlening in te zetten en de moeder en de kinderen te begeleiden en sturen, teneinde samen aan de overgebleven doelen te werken. Het verzoek wordt daarom toegewezen. De rechtbank zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] tot 9 september 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023 door mr. Slot, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. Van Ginneke als griffier, en op schrift gesteld op 8 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.