ECLI:NL:RBZWB:2023:6509

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
9876688 \ CV EXPL 22-1299 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • K. Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor verleende opdrachten en betalingsgeschil tussen Inretail Service B.V. en gedaagde

In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is er een geschil ontstaan tussen Inretail Service B.V. en een gedaagde, die een eenmanszaak runt. De eiseres, Inretail, vordert betaling van een bedrag van € 10.496,18 van de gedaagde, bestaande uit kosten voor juridische dienstverlening, RI&E-dienstverlening, contributie en BUMA- en SENA-afdrachten. De gedaagde heeft de vordering betwist, maar erkent dat er een bedrag verschuldigd is, hoewel hij van mening is dat de kosten niet in verhouding staan tot de geleverde diensten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een lidmaatschapsovereenkomst met Inretail heeft en dat de vorderingen zijn overgedragen aan Inretail Service B.V. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in verzuim is en dat de vordering van Inretail toewijsbaar is. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 13 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 9876688 \ CV EXPL 22-1299
Vonnis van 13 september 2023
in de zaak van
INRETAIL SERVICE B.V.,
te Zeist,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Inretail,
gemachtigde: mr. M. van Maurik,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie],
voorheen procederende in persoon, thans als gemachtigde: mr. B.H. Vader.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het mondeling antwoord tevens eis in reconventie.
1.2.
Vervolgens is bij vonnis van 6 juli 2022 een mondelinge behandeling bepaald. [gedaagde in conventie] heeft na het bepalen van de datum van de mondelinge behandeling wegens gezondheidsredenen verzocht de mondelinge behandeling voor langere tijd aan te houden. De kantonrechter heeft daarop bepaald dat de procedure schriftelijk zal worden voortgezet.
1.3.
Partijen hebben daarna de volgende stukken overgelegd:
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie
- de conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie] heeft een eenmanszaak, ‘[bedrijf gedaagde]’, en is per 20 maart 2017 lid geworden van de vereniging INretail door een aanmeldformulier in te dienen. Naast [gedaagde in conventie] heeft ook zijn echtgenote [naam] (hierna: [naam]) het aanmeldformulier ondertekend. Leden kunnen bij vereniging INretail terecht voor juridisch advies en bijstand. Dit advies bestaat uit kosteloos eerstelijns advies en betaalde individuele bijstand. Bij een verzoek om betaalde individuele bijstand wordt de overeenkomst van opdracht aangegaan met Inretail Service B.V..
2.2.
Bij akte van cessie gedateerd op 28 februari 2022 heeft vereniging INretail haar vorderingen met betrekking tot de niet betaalde contributie en niet betaalde BUMA- en SENA-afdrachten van totaal € 999,77 (te vermeerderen met rente en kosten) op [gedaagde in conventie] overgedragen aan Inretail Service B.V.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
Inretail vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van € 10.496,18 wegens hoofdsom bestaande uit:
€ 9.163,66 (€ 14.106,18 minus € 4.942,52) wegens juridische dienstverlening,
€ 332,75 wegens RI&E dienstverlening,
€ 770,18 wegens contributie en
€ 229,59 wegens BUMA en SENA-afdrachten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf de verzuimdatum tot aan de dag van algehele voldoening, en tot betaling van € 879,96 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert Inretail [gedaagde in conventie] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Inretail heeft – samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. [gedaagde in conventie] heeft voordat het lidmaatschap definitief was op 16 maart 2017 Inretail een opdracht gegeven tot het verlenen van juridische bijstand. Dit betrof een privékwestie van [naam]. Besproken was dat de opdracht vanuit de eenmanszaak van [gedaagde in conventie] – [bedrijf gedaagde] – verstrekt mocht worden, waardoor het gereduceerde ledentarief van toepassing zou zijn. Bij e-mailbericht van 20 maart 2017 zijn [naam] en [gedaagde in conventie] akkoord gegaan met de voorwaarden van de verleende opdracht. Deze voorwaarden betroffen onder andere het speciale ledentarief van € 120,00 per uur exclusief btw en het achteraf maandelijks declareren van de werkzaamheden. Gedurende de uitvoering van deze opdracht is Inretail ook verzocht juridische bijstand te verlenen bij het verkrijgen van documenten in het kader van een hypotheekaanvraag. In het voorjaar van 2017 is voorts een opdracht verstrekt voor het verlenen van juridische bijstand in het kader van een mogelijke overname van [bedrijf gedaagde]. Hiervoor is geen separate opdrachtbevestiging verstuurd. Echter uit de e-mail van 24 juli 2017 blijkt dat deze opdracht is verstrekt en uitgevoerd. [gedaagde in conventie] heeft ook Inretail verzocht enkele arbeidsovereenkomsten op te stellen. Inretail heeft voor in totaal € 14.106,18 wegens juridische dienstverlening gefactureerd. Daarvan is door [gedaagde in conventie] € 4.942,52 betaald.
Verder heeft [gedaagde in conventie] een RI&E-adviseur van Inretail een opdracht gegeven. De adviseur heeft op 3 en 29 augustus 2017 werkzaamheden verricht. [gedaagde in conventie] heeft vervolgens de factuur onbetaald gelaten.
Tussen vereniging INretail en [gedaagde in conventie] is op 20 maart 2017 een lidmaatschapsovereenkomst tot stand gekomen. Op grond daarvan is [gedaagde in conventie] jaarlijks contributie verschuldigd. Bij dat lidmaatschap heeft [gedaagde in conventie] ook gebruik gemaakt van de optie om betaling aan BUMA en SENA via vereniging INretail te laten verlopen. [gedaagde in conventie] heeft de contributie en de BUMA- en SENA-afdrachten onbetaald gelaten. Vereniging INretail heeft haar vordering gecedeerd aan Inretail Service B.V..
3.3.
[gedaagde in conventie] heeft bij mondeling antwoord in persoon – samengevat – het volgende verweer gevoerd. [gedaagde in conventie] betwist niet dat er een bedrag betaald moet worden voor de door Inretail verrichte werkzaamheden, maar hij is van mening dat de kosten niet in verhouding staan met het doel van de verleende opdracht. Volgens Inretail was de privékwestie van [naam] een eenvoudige opdracht. Er is bijna een bedrag van € 9.000,- betaald, maar ondanks de opmerkingen dat de kosten niet uit de hand moesten lopen, bleven de kosten oplopen. [gedaagde in conventie] heeft daarnaast geen opdrachtbevestiging ontvangen en ook niet ondertekend. Inretail heeft [gedaagde in conventie] rauwelijks gedagvaard en een overzicht van de verrichte werkzaamheden heeft Inretail niet overgelegd.
[gedaagde in conventie] heeft daarna via zijn gemachtigde – samengevat – het volgende verweer gevoerd. [gedaagde in conventie] is jegens vereniging INretail niet in verzuim want [gedaagde in conventie] is nimmer in gebreke gesteld. Ook is er geen rechtsgeldige cessie want de akte van cessie is nimmer aan [gedaagde in conventie] (rechtsgeldig) bekend gemaakt. Naast [gedaagde in conventie] was ook [naam] lid van vereniging INretail. Dit blijkt uit het aanmeldformulier. [naam] heeft Inretail een opdracht van dienstverlening verstrekt inzake een privékwestie en voor een hypotheekaanvraag. [gedaagde in conventie] heeft bij Inretail meerdere malen telefonisch geklaagd dat de facturen niet aan [bedrijf gedaagde] dienden te worden gericht, maar aan [naam]. Ook bij het treffen van de betalingsregeling heeft [gedaagde in conventie] aangegeven dat er een splitsing moest worden gemaakt tussen de facturen die voor [gedaagde in conventie] waren bestemd en die voor [naam] waren bestemd. Inretail richt zich dan ook voor (dat deel van) de vordering voor een bedrag van € 12.421,86 ten onrechte tot [gedaagde in conventie]. Daarnaast is [gedaagde in conventie] niet in verzuim want [gedaagde in conventie] is nimmer in gebreke gesteld. [gedaagde in conventie] heeft slechts de opdrachten tot dienstverlening aan Inretail verstrekt in het kader van een mogelijke bedrijfsoverdracht met inschakeling van een bedrijfsadviseur, het opstellen van arbeidsovereenkomsten en voor het verrichten van een retailscan met RI&E. [gedaagde in conventie] heeft, voor zover hij kan nagaan, de facturen hiervoor voldaan dan wel betwist [gedaagde in conventie] – bij gebrek aan wetenschap – nog enig bedrag verschuldigd te zijn.
In reconventie
3.4.
[eiser in reconventie] heeft bij conclusie van antwoord een tegenvordering ingesteld. Bij conclusie van repliek in reconventie heeft [eiser in reconventie] zijn tegenvordering ingetrokken.
3.5.
Inretail heeft geen bezwaar gemaakt tegen intrekking van de tegenvordering en heeft verzocht [eiser in reconventie] te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

In conventie
contributie en BUMA- en SENA-afdrachten
4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat, gelet op de akte van cessie van 28 februari 2022, vereniging INretail haar vorderingen met betrekking tot de niet betaalde contributie en niet betaalde BUMA- en SENA-afdrachten van totaal € 999,77 met rente daarover op [gedaagde in conventie] heeft overgedragen aan Inretail Service B.V.. Hiervan is in ieder geval bij dagvaarding mededeling gedaan aan [gedaagde in conventie]. Daarmee is voldaan aan de daarvoor geldende vereisten van artikel 3:94 BW. [gedaagde in conventie] heeft bij conclusie van antwoord in conventie deze vorderingen verder niet inhoudelijk betwist. Pas bij conclusie van dupliek in conventie voert [gedaagde in conventie] aan niet in verzuim te zijn, omdat hij nimmer in gebreke is gesteld. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij, omdat dit te laat is aangevoerd en daaraan geen rechtsgevolg is verbonden. Dit maakt dat deze vordering zal worden toegewezen.
Factuur Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E)
4.2.
[gedaagde in conventie] heeft de verschuldigdheid van de factuur wegens RI&E dienstverlening voor een bedrag van € 332,75 niet betwist. [gedaagde in conventie] heeft aangevoerd dat hij, voor zover hij kan nagaan, de facturen hiervoor heeft voldaan. De kantonrechter gaat voorbij aan dit verweer omdat dit onvoldoende is onderbouwd. De vordering zal worden toegewezen.
Juridische bijstand
4.3.
Uit de stukken, waaronder e-mailcorrespondentie, blijkt dat er opdrachten zijn verstrekt voor het verlenen van juridische bijstand. Het verweer dat geen opdracht hiervoor is gegeven omdat een opdrachtbevestiging en een handtekening van [gedaagde in conventie] daarvoor ontbreekt treft geen doel. Voor het sluiten van een overeenkomst is ondertekening van de opdracht door de opdrachtgever namelijk geen vereiste.
4.4.
[gedaagde in conventie] heeft met betrekking tot de facturen die de privékwestie van [naam] betroffen aangevoerd dat [naam] daarvoor verantwoordelijk is, omdat zij als lid van vereniging INretail de opdracht heeft verleend. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. Inretail heeft gesteld dat alle opdrachten vanuit de eenmanszaak van [gedaagde in conventie] – [bedrijf gedaagde] – zijn verleend. De stelling van Inretail vindt steun in de overgelegde stukken. Hoewel [naam] het aanmeldformulier ook heeft ondertekend, is zij geen mede-eigenaar van de [bedrijf gedaagde]. [naam] is door het ondertekenen van het aanmeldformulier dan ook geen lid geworden. Verder zijn alle facturen gericht aan [bedrijf gedaagde] t.a.v. [gedaagde in conventie]. Voorts bevestigt Inretail bij e-mailbericht van 29 augustus 2017 de gemaakte betalingsregeling met [gedaagde in conventie] voor verschillende facturen. Die facturen bevatten ook de werkzaamheden met betrekking tot de privékwestie van [naam]. Ook betwist [gedaagde in conventie] niet dat op 30 oktober 2018 telefonisch een betalingsregeling is overeengekomen. [gedaagde in conventie] heeft hierover aangevoerd dat hij Inretail heeft verzocht de facturen te splitsen en de betreffende facturen aan [naam] te richten. [gedaagde in conventie] heeft zijn stelling op dit punt niet nader onderbouwd en dit vindt ook geen steun in de stukken. [gedaagde in conventie] heeft immers een betalingsregeling voor alle openstaande facturen getroffen. Dat [gedaagde in conventie] heeft medegedeeld dat de betalingsregeling niet voor de facturen [naam] golden, blijkt niet uit de e-mails met betrekking tot de betalingsregeling. De kantonrechter maakt uit het voorgaande op dat alle opdrachten door of namens [gedaagde in conventie] zijn verstrekt.
4.5.
[gedaagde in conventie] heeft aangevoerd dat hij heeft geprotesteerd tegen de hoogte van de ontvangen facturen. [gedaagde in conventie] heeft zijn verweer op dit punt niet nader onderbouwd en ook uit de stukken blijkt niet van enig bezwaar aan de zijde van [gedaagde in conventie]. Daarnaast deelt [gedaagde in conventie] op 15 februari 2018 in een e-mailbericht mede dat er helaas vertraging is ontstaan in de betaling van de facturen. Daarop reageert Inretail op 22 februari 2018 met de mededeling dat een betalingsregeling van € 1.000,00 per maand is overeengekomen en dat er op dat moment voor in totaal een bedrag van € 10.496,41 nog niet betaald is. Indien [gedaagde in conventie] bezwaar had tegen de hoogte van de facturen ligt het niet voor de hand om daar een betalingsregeling voor te treffen.
4.6.
[gedaagde in conventie] heeft aangevoerd dat hij niet in verzuim is komen te verkeren, omdat hij niet in gebreke is gesteld. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij, omdat dit te laat is aangevoerd en daaraan geen rechtsgevolg is verbonden.
4.7.
[gedaagde in conventie] heeft verder onvoldoende onderbouwd dat hij de facturen met betrekking tot de opdrachten tot dienstverlening aan Inretail, verstrekt in het kader van een mogelijke bedrijfsoverdracht en het opstellen van arbeidsovereenkomsten, heeft voldaan.
4.8.
Samengevat zal [gedaagde in conventie] worden veroordeeld tot betaling van € 9.163,66 wegens juridische dienstverlening.
wettelijke handelsrente
4.9.
Inretail heeft gevorderd haar vorderingen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. [gedaagde in conventie] heeft aangevoerd dat hij niet in verzuim is komen te verkeren en om die reden geen wettelijke handelsrente verschuldigd is. De kantonrechter gaat hieraan voorbij omdat voor verschuldigdheid van wettelijke handelsrente geen verzuim is vereist. Op grond van artikel 6:119a lid 2, onderdeel b, BW is, indien geen uiterste dag van betaling is overeengekomen, de wettelijke rente van rechtswege verschuldigd vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen. De kantonrechter zal conform voornoemd wetsartikel de wettelijke handelsrente toewijzen.
buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
Inretail maakt aanspraak op een vergoeding van € 879,96 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Inretail heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Daarnaast heeft [gedaagde in conventie] geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen (de hoogte van) deze vergoeding. De hoogte van de vergoeding komt overeen met het tarief opgenomen in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
proceskosten
4.11.
[gedaagde in conventie] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proces- en nakosten worden veroordeeld. De kantonrechter stelt deze kosten aan de zijde van Inretail tot vandaag vast op:
- griffierecht € 514,00
- kosten exploot van dagvaarding € 103,33
- salaris gemachtigde (2 punten à 396,-)
€ 792,00
Totaal € 1.409,33
In reconventie
4.12.
[eiser in reconventie] heeft zijn vordering bij conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie ingetrokken. Gelet hierop zal een inhoudelijke beoordeling achterwege blijven. Inretail heeft verzocht [eiser in reconventie] in de proceskosten te veroordelen. Aangezien [eiser in reconventie] de vordering pas laat in de procedure heeft ingetrokken, heeft Inretail daardoor nodeloos kosten gemaakt. [eiser in reconventie] dient om die reden in de proces- en nakosten te worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Inretail vastgesteld op € 165,00 (1 x 1/2 punt x € 330,00) wegens salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Inretail te betalen € 10.496,18, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de onbetaald gelaten factuurbedragen vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde in conventie] de desbetreffende facturen heeft ontvangen tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Inretail te betalen € 879,96 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van Inretail tot dit vonnis vastgesteld op € 1.409,33;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.5.
veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van Inretail tot dit vonnis vastgesteld op € 165,00;
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de nakosten, aan de zijde van Inretail tot dit vonnis begroot op € 132,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde in conventie] ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.