ECLI:NL:RBZWB:2023:651

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
401314_E06012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
  • mr. Slot
  • mr. Bolle-Polak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek vervangende toestemming verhuizing in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 januari 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarige. De vrouw, die samen met haar partner eigenaar is van een woning in [plaats], verzoekt toestemming om met de minderjarige te verhuizen van [woonplaats 1] naar [plaats]. De man, de vader van de minderjarige, verzet zich tegen deze verhuizing en stelt dat dit in strijd is met de bestaande zorgregeling en de belangen van de minderjarige. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waaronder de noodzaak van de verhuizing, de voorbereiding ervan, en de impact op de minderjarige en de omgang met de man. De rechtbank concludeert dat, hoewel de noodzaak voor de verhuizing niet overtuigend is aangetoond, de belangen van de vrouw en de minderjarige zwaarder wegen dan de bezwaren van de man. De rechtbank verleent daarom vervangende toestemming voor de verhuizing, met de overweging dat dit in het belang van de minderjarige is. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw direct kan verhuizen, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/401314 / FA RK 22-4074
datum uitspraak: 6 januari 2023
beschikking betreffende vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. N. Wouters te Middelburg,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.E. Kok te Goes.
Als belanghebbende in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
- Stichting
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI), gevestigd te Eindhoven.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 12 september 2022 ontvangen verzoekschrift vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Wouters d.d. 19 september 2022, met bijlagen;
- het op 28 september 2022 ontvangen verweerschrift, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Wouters d.d. 16 november 2022, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Wouters d.d. 17 november 2022, met bijlagen;
- de op de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotities van mr. Wouters.
1.2
Op 21 november 2022 heeft de voorzitter van de meervoudige kamer met [minderjarige] gesproken.
1.3
De verzoeken zijn gelijktijdig met de verzoeken van partijen omtrent de zorgregeling (zaaknr.
C/02/372647 / FA RK 20-2730) door de meervoudige kamer mondeling behandeld op 24 november 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens waren aanwezig een vertegenwoordigster van de GI alsmede een zittingsvertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn geregistreerd partners geweest. Uit het geregistreerd partnerschap van partijen is het navolgende, thans nog, minderjarige kind geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011, hierna te noemen: [minderjarige] .
2.2
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.4
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 10 februari 2014 is, voor zover thans van belang, bepaald dat het door partijen gesloten convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van die beschikking. In het ouderschapsplan zijn partijen een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen, inhoudende dat de minderjarige op vrijdag en zaterdag zal worden verzorgd door de man en dat, waar het in de toekomst tot de mogelijkheden behoort, partijen nader zullen overleggen over een uitbreiding van de zorgregeling van de man.
2.5
Bij beschikking van 9 juli 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 9 juli 2022. Bij beschikking van 23 juni 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 9 juli 2023.
2.6
In de tussen partijen aanhangig zijnde procedure met kenmerk C/02/372647 / FA RK 20-2730 is een voorlopige zorgregeling bepaald die inhoudt dat de man voorlopig iedere vrijdag van 15.00 uur tot 16.00/16.30 uur omgang met [minderjarige] heeft in het huis van de vrouw in [plaats] en onder begeleiding van de GI.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat door de rechtbank vervangende toestemming wordt verleend -ter vervanging van de toestemming van de man-:
- om direct met de [minderjarige] te verhuizen van [woonplaats 1] naar [plaats] , naar een woning gelegen aan de [adres 1] ), zodoende ook toestemming om de minderjarige in te schrijven in het GBA en aldaar zijn hoofdverblijf te hebben;
- om de [minderjarige] per direct in te schrijven op [basisschool] , gelegen te [adres 2] .
3.2
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw. De man concludeert tot afwijzing van deze verzoeken dan wel deze in ieder geval niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing
4.1
De vrouw heeft in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd. Zij is al geruime tijd samen met haar echtgenoot eigenaar van een woning, een historische boerderij, en landgoed in [plaats] . Zij en haar partner verblijven hier regelmatig met [minderjarige] , in ieder geval in de vakanties, de weekenden maar ook regelmatig doordeweeks. De vrouw wil samen met [minderjarige] naar [plaats] verhuizen, maar de man geeft daarvoor geen toestemming. De verhuizing naar [plaats] is door de vrouw goed doordacht en voorbereid. De huidige woning in [woonplaats 1] is te klein voor een huishouden van drie personen. De vrouw heeft samen met haar partner het plan om een voedselbos aan te leggen achter de oude historische boerderij in [plaats] en daaruit inkomen te gaan genereren. [minderjarige] heeft in de woning in [plaats] veel meer mogelijkheden om zich te ontplooien en de woning biedt veel ruimte voor hem om samen met andere kinderen te spelen. De vrouw wil de woning in [woonplaats 1] zo snel mogelijk verkopen omdat het niet rendabel is om twee woningen aan te houden. De woningmarkt is nu nog stabiel maar kan ieder moment in elkaar zakken. Sinds juli 2022 vinden de contactmomenten tussen de man en [minderjarige] plaats op de boerderij in [plaats] . De man kan zelf ervaren dat [minderjarige] het hier naar zijn zin heeft. Er is op dit moment weinig tot geen communicatie tussen ouders. Door de verhuizing kan de bestaande zorgregeling in stand blijven. Door de verhuizing wordt de afstand tussen ouders niet zodanig dat het vereist is dat de frequentie of de aard van de communicatie wijzigt. Bovendien is de vrouw bereid om, zodra de omgang tussen [minderjarige] en de man weer bij de man thuis zal gaan plaatsvinden, het halen en brengen van [minderjarige] naar de man geheel voor haar rekening te nemen. De verhuizing van [minderjarige] naar [plaats] zal dus geen inbreuk maken op de omgang tussen [minderjarige] en de man. Het is in het belang van [minderjarige] dat de verhuizing door kan gaan.
4.2
De man heeft in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de omgang met [minderjarige] sinds mei 2020 stroef verloopt. Er zijn periodes geweest waarin er helemaal geen contact was. De GI is betrokken geraakt met de duidelijke instructie om toe te werken naar de reguliere zorgregeling van donderdag tot zaterdag. [minderjarige] verkeert in een hevige weerstand tegen zijn vader die lijkt op een loyaliteitsconflict. In de beschikking van 23 juni 2022 heeft de kinderrechter overwogen dat er sprake is van een beginnende ouderonthechting. Het risico hierop neemt alleen maar toe als de vrouw gaat verhuizen naar [plaats] . De noodzaak voor de vrouw om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen is er niet. Een verhuizing betekent dat de man veel kilometers moet gaan rijden om [minderjarige] te brengen of te halen. De onderlinge communicatie van partijen verloopt zeer slecht. Door de verhuizing van de vrouw met [minderjarige] naar [plaats] kan [minderjarige] niet meer spontaan op zijn fiets stappen om naar de man te gaan. De mogelijkheden van contact tussen [minderjarige] en de man worden dan beperkt. Het gaat niet goed met [minderjarige] dus het is de vraag hoe hij zichzelf over de verhuizing een mening kan vormen. De school van [minderjarige] maakt zich ongerust. Het gedrag van [minderjarige] past niet bij zijn leeftijd. [minderjarige] is veel afwezig en zit duidelijk in de knel tussen ouders. [minderjarige] wordt door de vrouw geïsoleerd van de familie van de man en dit wordt alleen maar erger als [minderjarige] in [plaats] woont. Mocht de rechtbank aan de vrouw wel vervangende toestemming voor de verhuizing verlenen, dan verzoekt de man de beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij geen standpunt in kan nemen omtrent het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming omdat dat echt iets is dat tussen ouders speelt. Voor de GI ligt de prioriteit op het opnieuw oppakken van het contact tussen de man en [minderjarige] . Het is de wens van de man om [minderjarige] ook eens op school op te halen en dat wordt bemoeilijkt door een verhuizing van de vrouw en [minderjarige] naar [plaats] . Maar aan de andere kant vergt een wijziging van omstandigheden bij één van de ouders altijd dat er opnieuw naar een zorgregeling moet worden gekeken. Het is de vraag welke zorgregeling uiteindelijk in het belang van [minderjarige] is. Er is echt nog tijd nodig om te investeren in de contactopbouw tussen [minderjarige] en de man en om tot een goede zorgregeling te komen.
4.4
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het navolgende verklaard. Er is sprake van een patstelling. Feitelijk verblijft de vrouw al met [minderjarige] in [plaats] en is de verhuizing dus al doorgezet. Het is de vraag hoe [minderjarige] gaat reageren als deze verhuizing zou moeten worden teruggedraaid omdat de vervangende toestemming niet wordt verleend. [minderjarige] is al elf jaar oud en krijgt van alles mee. De Raad vraagt zich af wat dat gaat doen met het prille contact dat er momenteel is tussen [minderjarige] en zijn vader. Op het moment dat de verhuizing niet doorgaat en wordt teruggedraaid, gaat [minderjarige] dat zijn vader mogelijk verwijten. En dat is onwenselijk omdat er juist contactherstel nodig is en dat is het belangrijkste voor [minderjarige] . Aan de ene kant hoopt de Raad dat als de verhuizing doorgang kan vinden, er rust ontstaat. Aan de andere kant wordt de fysieke afstand tussen de woonplaats van de man en de woonplaats van [minderjarige] groter. Al met al is de Raad van mening dat het in het belang van [minderjarige] is dat aan de vrouw vervangende toestemming voor verhuizing wordt verleend. Het baart de Raad wel zorgen dat de vrouw de verhuizing gewoon heeft doorgezet. Er dient wel goed gekeken te worden naar hoe het contact tussen [minderjarige] en de man verder vorm zal worden gegeven. Mogelijk dat belcontacten helpend kunnen zijn. Het is wel belangrijk dat er structureel contact is tussen de man en [minderjarige] .
4.5
De rechtbank oordeelt als volgt. Partijen hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige] Dit betekent dat de vrouw voor de verhuizing met de [minderjarige] naar [plaats] de toestemming van de man nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil, op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW), worden voorgelegd aan de rechter. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie, de rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 25 april 2008, NJ 2008, 414 (LJN:BC5901), volgt dat daaruit niet mag worden afgeleid dat het belang van de minderjarige bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling van dergelijke geschillen dient de rechter alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- het recht en het belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige(n) en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige(n) op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige(n) en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige(n), hun mening en de mate waarin het geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan de verhuizingen;
- de (extra) kosten van het contact met de andere ouder na de verhuizing.
4.6
Alvorens te beslissen dient de rechter, op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 november 2022 is gebleken dat ouders het niet eens worden over de verhuizing van de vrouw met [minderjarige] naar [plaats] . De rechtbank zal derhalve het verzoek van de vrouw inhoudelijk beoordelen en een beslissing nemen die haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
4.7
Een van de voornaamste criteria die door de rechtbank getoetst moet worden bij een voorgenomen verhuizing is de noodzaak van die verhuizing. De rechtbank stelt voorop dat de vrouw het recht heeft haar verblijfplaats te kiezen en haar leven opnieuw in te richten met haar nieuwe partner in de aangekochte woning in [plaats] . Aangenomen kan worden dat de vrouw een persoonlijk belang heeft om naar [plaats] te verhuizen nu zij en haar partner de wens hebben om in en rondom de boerderij in [plaats] een bos aan te gaan leggen waaruit zij inkomen willen gaan genereren. Hoewel de rechtbank deze wens van de vrouw begrijpt, heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank niet overtuigend aangetoond dat zij en haar partner niet in de mogelijkheid verkeerden om een boerderij dichterbij in de buurt van [woonplaats 1] te kopen. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij en haar partner de woning in [plaats] in eerste instantie niet hadden aangekocht met het idee om daar te gaan wonen, maar alleen om daar te gaan recreëren. Deze stelling van de vrouw komt de rechtbank ongeloofwaardig voor. De vrouw wist met het aankopen van de woning in [plaats] immers dat zij dubbele woonlasten op zich nam. De vrouw zou de woning in [plaats] niet hebben gekocht als zij niet de intentie zou hebben gehad om daar te gaan wonen. De vrouw heeft naar het oordeel van de rechtbank de noodzaak om te verhuizen naar [plaats] onvoldoende onderbouwd.
4.8
De vrouw stelt voorts dat de voorgenomen verhuizing naar [plaats] voldoende is doordacht en voorbereid, maar zij heeft dit naar het oordeel van de rechtbank niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt. De vrouw heeft, kort nadat de woning in [plaats] is aangekocht, deze woning met [minderjarige] feitelijk ook al betrokken. Hierdoor lijkt er sprake te zijn van een verhuizing die op korte termijn is gerealiseerd. Van een deugdelijke voorbereiding is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
4.9
Naast de criteria van absolute noodzaak tot verhuizing en een goed doordachte voorbereiding hiervan, dient er rekening te worden gehouden met de gevolgen die een verhuizing van de minderjarige voor de man en de minderjarige zelf met zich zou brengen. In dit kader stelt de rechtbank vast dat bij proces-verbaal van 23 juni 2022
voorlopigis bepaald dat, in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en de inzet van de kindercoach voor [minderjarige] , een zorgregeling zal gelden die inhoudt dat de man en [minderjarige] iedere vrijdag van 15.00 uur tot 16.00/16.30 uur contact met elkaar hebben in de woning van de vrouw in [plaats] , onder begeleiding van de jeugdbeschermer. De verhuizing van [minderjarige] naar [plaats] maakt niet dat voornoemde voorlopige zorgregeling in het gedrang komt. Momenteel vindt de omgang tussen de man en [minderjarige] immers al in de woning van de vrouw in [plaats] plaats en de man en [minderjarige] zijn daar aan gewend. Ook een eventuele uitbreiding van de zorgregeling zal naar het oordeel van de rechtbank niet hoeven te worden belemmerd door de verhuizing naar [plaats] . Momenteel verloopt de omgang tussen de man en [minderjarige] stroef. De GI zal de komende tijd strak de regie voeren en de mogelijkheden tot uitbreiding van het contact bekijken. Er zal naar de verwachting van de rechtbank nog wel geruime tijd nodig zijn voordat er tot uitbreiding van de omgang kan worden overgegaan. Mocht het lukken om de oude zorgregeling te herstellen, dan vindt de man het niet bezwaarlijk – zo heeft hij ter zitting aangegeven – als deze wordt vervangen door een weekendregeling (van vrijdag tot en met zondag). Daarmee wordt voorkomen dat [minderjarige] vanuit [woonplaats 2] naar zijn school zal moeten gaan. Daarnaast heeft de vrouw gesteld dat zij bereid is om de eventuele nadelige gevolgen van de verhuizing voor de man te compenseren door zowel het brengen als het halen van [minderjarige] voor haar rekening te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw de man hiermee voldoende alternatieven en maatregelen geboden om de gevolgen van de verhuizing voor [minderjarige] en de man te verzachten en/of te compenseren.
4.1
De vrouw verblijft al geruime tijd met [minderjarige] in de woning in [plaats] . Uit de
door de vrouw overgelegde stukken en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard blijkt dat zij haar woning in [woonplaats 1] al te koop heeft gezet. De vrouw is dus feitelijk al verhuisd zonder de vervangende toestemming van de rechtbank af te wachten. De vrouw heeft niet in het belang van [minderjarige] gehandeld door zonder toestemming van de man of die van de rechtbank de verhuizing door te zetten. Zij heeft hiermee de man, maar ook de rechtbank, voor een voldongen feit geplaatst. Dit valt de vrouw zwaar aan te rekenen. De rechtbank deelt echter de mening van de Raad dat als [minderjarige] terug zou moeten gaan naar [woonplaats 1] , dit het prille contactherstel tussen de man en [minderjarige] teniet zal doen. En aan dat contactherstel moet nu juist prioriteit worden gegeven. [minderjarige] is inmiddels gewend in [plaats] en een verhuizing terug naar [woonplaats 1] zal hem meer kwaad dan goed doen. Bovendien vindt het contact tussen de man en [minderjarige] al een geruime tijd in de woning in [plaats] plaats dus zal de verhuizing naar [plaats] niet direct afbreuk doen aan de zorgregeling. Daarnaast heeft de vrouw aangeboden om, mocht de omgang tussen de man en [minderjarige] worden uitgebreid en op een andere locatie plaats gaan vinden, het vervoer van [minderjarige] van en naar de man, volledig voor haar rekening te nemen. Hiermee compenseert de vrouw de nadelige gevolgen die de verhuizing voor de man met zich teweeg zou kunnen brengen. De rechtbank hoopt dat de verhuizing van [minderjarige] naar [plaats] rust zal creëren in de situatie tussen ouders zodat er gewerkt kan worden aan het herstellen van het contact tussen [minderjarige] en de man.
4.11
Hoewel de noodzaak voor de verhuizing voor de vrouw ontbreekt, is de rechtbank, alle belangen tegen elkaar afwegend, van oordeel dat zij niet anders kan dan het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming voor de verhuizing met de minderjarige toe te wijzen. Het belang en de wens van de vrouw om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats] en de belangen van [minderjarige] wegen zwaarder dan de wens van de man dat [minderjarige] in [woonplaats 1] blijft wonen. Aan de vrouw zal dan ook vervangende toestemming voor de verhuizing met [minderjarige] worden verleend.
4.12
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige] is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.
Vervangende toestemming inschrijving school
4.13
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] op [basisschool] ingetrokken. Gelet op de intrekking van het verzoek door de vrouw behoeft dit verzoek geen nadere beoordeling meer. Het verzoek van de vrouw zal dan ook worden afgewezen.
De beslissing
De rechtbank:
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming om met de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011, te verhuizen naar [plaats] , naar de woning gelegen aan de [adres 1] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, voorzitter en kinderrechter, mr. Slot, kinderrechter, en mr. Bolle-Polak, rechter-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.