ECLI:NL:RBZWB:2023:6520
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- mr. Ebben
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de kantonrechter in een civiele procedure met betrekking tot een vordering van € 25.000,00
In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen H.O.D.N. [bedrijf eiseres] en CAMPING [gedaagde in hoofdzaak] B.V. De eiseres vorderde na eiswijziging een bedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente, en veroordeling in de proceskosten. De gedaagde in de hoofdzaak, die ook eiseres in het incident was, verzocht de kantonrechter zich onbevoegd te verklaren. De gedaagde stelde dat de vordering geen betrekking had op de in artikel 93 Rv genoemde overeenkomsten en dat de kantonrechter niet bevoegd was om de zaak te behandelen, omdat de rechtstitel betwist werd.
De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de gedaagde haar vordering had beperkt tot € 25.000,00, er geen uitdrukkelijke afstand was gedaan van het recht op het meerdere. Dit betekende dat de kantonrechter onbevoegd was om van de vordering kennis te nemen, aangezien de rechtstitel betwist werd. De kantonrechter verwees de zaak naar het team handelsrecht, waar partijen zich door een advocaat moeten laten vertegenwoordigen. Tevens werd de gedaagde in het incident veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op € 529,- aan salaris voor de gemachtigde van de eiseres in het incident.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de bevoegdheid van de kantonrechter in civiele zaken en de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over hun vorderingen en eventuele afstand van rechten.