ECLI:NL:RBZWB:2023:6535

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
C/02/413184 / FA RK 23-3983
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 11 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1941. Het verzoek was ingediend op 25 augustus 2023, met als doel de cliënt voor een periode van zes maanden op te nemen in een zorginstelling, gezien zijn psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie van het type Alzheimer. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2023 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat en zorgprofessionals. De cliënt vertoonde gedragsproblemen en had in het verleden suïcidale uitlatingen gedaan, wat leidde tot de noodzaak van professionele 24-uurs zorg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen, aangezien de cliënt in de thuissituatie niet de benodigde zorg accepteerde en zich verzet tegen opname. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechterlijke machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 11 maart 2024. Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Phillips en schriftelijk uitgewerkt op 18 september 2023. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413184 / FA RK 23/3983
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 11 september 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene01],
geboren op [geboortedatum01] 1941 te [geboorteplaats01] ,
wonende aan de [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
maar thans verblijvende in de accommodatie van Mijzo, [locatie01] , , [adres02] , [postcode02] [plaats02] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. M.C.S. Lalesse te ’s-Hertogenbosch.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 augustus 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking verwijzing van 25 augustus 2023;
- de aanvraag van 15 augustus 2023;
- de medische verklaring van 11 augustus 2023;
- het zorgplan van 18 augustus 2023;
- het indicatiebesluit van 3 augustus 2023;
- een afschrift van de beschikking voortzetting van de inbewaringstelling van 4 augustus 2023;
- de CIZ machtiging vertegenwoordiging van 5 juli 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 september 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam01] , specialist-ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam02] , basisarts,
- mevrouw [naam03] , verpleegkundige,
- de heer [naam04] , zoon van cliënt,
- de heer [naam05] , zoon van cliënt.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van 6 maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt geeft aan dat het goed met hem gaat, dat hij alles kan doen wat hij wil doen en dat hij medicatie gebruikt.
3.2
De specialist-ouderengeneeskunde brengt naar voren dat cliënt is opgenomen met de diagnose dementie van het type Alzheimer. Hij laat gedragsproblemen zien. Cliënt begrijpt niet alles wat hem wordt voorgehouden, is achterdochtig en staat niet altijd open voor medicatie. Daarbij blijft cliënt zoeken naar mogelijkheden om te kunnen weglopen.
Op de vraag van de advocaat of cliënt tijdens zijn verblijf op de huidige afdeling hetzelfde of vergelijkbaar wegloopgedrag heeft vertoond als tijdens zijn verblijf op de vorige afdeling waarbij hij de nooddeur intrapte en de politie hem heeft moeten terugbrengen, antwoordt de specialist ouderengeneeskunde dat daarvan geen sprake meer is geweest. Voorzienbaar acht de specialist ouderengeneeskunde, dat wanneer cliënt weer buiten zal geraken hij niet meer gemakkelijk naar binnen te geleiden zal zijn. Op de vraag van de advocaat of cliënt momenteel in de voor hem meest aangewezen setting verblijft, antwoordt de specialist ouderengeneeskunde dat dat het geval is. Cliënt is gebaat bij professionele 24-uurs zorg.
Indien die zorg er niet is, zal cliënt onder meer zijn medicatie niet meer innemen, zullen zich problemen voordoen ten aanzien van de inname van vocht en voeding bij cliënt en gaat cliënt dwalen. Dwalen doet cliënt nu ook binnen de instelling, maar daar kan dat veilig.
3.3
De basisarts en de verpleegkundige onderschrijven de visie en het standpunt van de specialist-ouderengeneeskunde. Daarbij geeft de verpleegkundige aanvullend aan, dat cliënt naar personeel toe veel wantrouwen kan laten zien en dat zijn stemming ineens kan omslaan.
3.4
De zonen ondersteunen beiden het verzoek.
3.5
De advocaat merkt op dat ingevolge het in het eerste lid van artikel 26 Wzd bepaalde, het CIZ het verzoek bij de rechter binnen één week na de dag van ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 25, eerste lid, Wzd moet doen. De aanvraag dateert van 15 augustus 2023. Derhalve had het verzoek uiterlijk op 23 augustus 2023 moeten worden ingediend. Daarvan is hier geen sprake, aangezien het verzoek op 24 augustus 2023, aldus één dag te laat, door de rechtbank is ontvangen. Naar de mening van de advocaat behoeft hieraan wat haar betreft geen consequentie te worden verbonden.
Inhoudelijk brengt de advocaat naar voren dat cliënt aangeeft dat hij zijn verblijf in de instelling niet wil voortzetten. De advocaat pleit daarom voor afwijzing van het verzoek.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, van het type Alzheimer.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Meer specifiek wordt hierbij in aanmerking genomen dat cliënt in de thuissituatie meermaals suïcidale uitlatingen heeft gedaan en hij de politie bedreigde met een glasscherf. Ook heeft cliënt in de thuissituatie (verbaal en fysiek) dreigend gedrag laten richting zijn echtgenote. In de thuissituatie bemoeide cliënt zich op straat bovendien met gesprekken, schreeuwde hij naar omstanders en was er sprake van wegloopgedrag en dwalen, waarbij cliënt door de politie moest worden teruggebracht naar huis.
In de instelling heeft cliënt vervolgens de nooddeur ingetrapt, waarbij hij zichzelf aan zijn hand verwondde en heeft hij onterecht de brandalarmkast op de afdeling stukgeslagen. Vanuit zijn achterdocht reageert cliënt prikkelbaar naar zijn omgeving toe.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, nu cliënt gelet op zijn problematiek gebaat is bij professionele 24-uurs zorg.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, aangezien cliënt in de thuissituatie alle bemoeienis (dagbehandeling, individuele begeleiding, thuiszorg maar ook medische zorg) weigerde.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf en dat dit verzet consistent van aard is. Cliënt blijft zoeken naar mogelijkheden om uit de instelling weg te lopen.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van 6 maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene01], geboren op [geboortedatum01] 1941 te [geboorteplaats01] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 11 maart 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Phillips, rechter en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2023 in tegenwoordigheid van Van Dongen als griffier, en op 18 september 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.