ECLI:NL:RBZWB:2023:6536

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
C/02/413349 / FA RK 23-4053
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 11 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt. De cliënt, geboren in 1944, verblijft momenteel in een zorginstelling en heeft een psychogeriatrische aandoening, waaronder een hersenbloeding en CAARI. Het CIZ verzocht om een machtiging voor de duur van zes maanden, maar de rechtbank heeft besloten deze te verlenen voor een periode van één maand, tot en met 11 oktober 2023.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2023 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat, en zorgprofessionals. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een aandoening die leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om dit te realiseren. De rechtbank heeft de machtiging verleend, met de verwachting dat de cliënt binnen een maand veilig naar huis kan terugkeren, mits de medicatie verder wordt afgebouwd.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. Phillips en is op 18 september 2023 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413349 / FA RK 23/4053
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 11 september 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt01],
geboren op [geboortedatum01] 1944 te [geboorteplaats01] ,
wonende aan de [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
maar thans verblijvende in de [accommodatie01],
[adres01] , [postcode02] te [plaats02] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 augustus 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 25 augustus 2023;
- de medische verklaring van 28 augustus 2023;
- het zorgplan van 25 juli 2023;
- het begeleidend schrijven van de behandelaar van 25 augustus 2023 bij aanvraag rechterlijke machtiging;
- het indicatiebesluit van 27 juli 2023;
- een afschrift van de beschikking voortzetting van de inbewaringstelling van 21 juli 2023 en een afschrift van de daarop op 2 augustus 2023 gegeven herstelbeschikking;
- de CIZ machtiging vertegenwoordiging van 5 juli 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 september 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [naam01] , arts in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam02] , specialist ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam03] , dochter van cliënt.
Tevens was de volgende persoon aanwezig, deze is echter niet gehoord:
- mevrouw [naam04] , verzorging.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van twee maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt geeft aan dat hij zo spoedig als mogelijk is weer thuis wil wonen.
3.2
De arts io tot specialist ouderengeneeskunde verklaart dat het de bedoeling is om in de komende periode de medicatie van cliënt verder af te bouwen, en wanneer dit goed verloopt, dat cliënt weer naar huis zal kunnen gaan. Naar de arts io verwacht zal daarmee nog zo’n maand gemoeid zijn. De arts io verklaart in dat opzicht dat verlening van een machtiging voor de duur van één maand werkbaar moet zijn. Die machtiging acht de arts io ook nodig, omdat cliënt nog geregeld, met name verbaal, verzet laat zien tegen zijn verblijf in de instelling.
3.3
De specialist ouderengeneeskunde onderschrijft de visie en het standpunt van de arts io.
3.4
De dochter van cliënt onderschrijft de visie en het standpunt van de arts io.
3.5
De advocaat refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. De rechtbank overweegt hierbij dat cliënt gediagnosticeerd is met een hersenbloeding en CAARI, een niet-aangeboren hersenbeschadiging. Bij besluit van 20 april 2020 is dit gelijkgesteld aan een psychogeriatrische aandoening, voor zover dit letsel een neurocognitieve stoornis veroorzaakt met overeenkomstig significante beperkingen.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade en ernstige verwaarlozing. De rechtbank neemt hierbij met name in aanmerking dat cliënt in de thuissituatie dusdanig agressief gedrag vertoonde, dat het niet veilig was om de (ambulante) zorg daar voort te zetten. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat dit gedrag voortgekomen moet zijn uit het gebruik van de medicatie (Prednison) door cliënt. Nu deze medicatie al grotendeels is afgebouwd, vertoont cliënt dergelijk gedrag niet meer en wordt hij langzaam maar zeker weer de oude. Om die reden is de overbruggingstermijn van een maand, waarbinnen de medicatie volledig zal zijn afgebouwd, realistisch.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich nog enigszins verzet tegen de opname en het verblijf. Hij wil zo spoedig mogelijk naar huis.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De verzochte machtiging zal daarom worden verleend, met dien verstande dat aanleiding wordt gezien om deze in duur te beperken tot een maand, nu de behandelaar verwacht dat deze termijn toereikend is om een veilige en verantwoordelijke terugkeer van cliënt naar de thuissituatie te kunnen realiseren.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt01], geboren op [geboortedatum01] 1944 te [geboorteplaats01] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 11 oktober 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Phillips, rechter en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2023 in tegenwoordigheid van Van Dongen als griffier, en op 18 september 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.