ECLI:NL:RBZWB:2023:6539

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
406279 HO RK 23/116 (kopstaart)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Prenger-de Kwant
  • mr. De Vos
  • mr. Leppens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging afkoelingsperiode en machtiging rechtshandeling in WHOA-procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2023 een beschikking gewezen in het kader van de WHOA-procedure. Verzoeksters, bestaande uit meerdere B.V.'s, hebben op 8 december 2022 een startverklaring gedeponeerd en op 9 februari 2023 een verzoek ingediend voor machtigingen om rechtshandelingen te verrichten, specifiek de verkoop van onroerend goed aan [bedrijf07] B.V. en het aangaan van geldleningovereenkomsten met [bedrijf03] en [bedrijf04]. De rechtbank heeft de verzoeken op 27 februari 2023 in raadkamer behandeld, waarbij de verzoeksters en hun advocaat, mr. F.F.A. Smetsers, aanwezig waren. Na aanvullende stukken te hebben ontvangen, is op 15 maart 2023 een nadere behandeling gehouden.

De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen de verzoeken tot machtiging en afkoelingsperiode afgewezen, maar heeft in deze beschikking besloten een afkoelingsperiode van vier maanden af te kondigen, ingaande op 17 maart 2023. Dit houdt in dat derden gedurende deze periode geen verhaal kunnen uitoefenen op de goederen van de verzoeksters zonder toestemming van de rechtbank. Tevens verleent de rechtbank machtiging voor de verkoop van onroerend goed en het aangaan van geldleningen, met specifieke bedragen en voorwaarden. De beschikking is ondertekend door de rechters mr. Prenger-de Kwant, mr. De Vos en mr. Leppens, in aanwezigheid van de griffier Schipper-Heijmans.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Afdeling Insolventies – meervoudige kamer
Zittingsplaats Breda
Beschikking op het verzoek tot het afgeven van machtiging voor het verrichten van een
rechtshandeling ex artikel 42a Faillissementswet (Fw) en op het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw
uitspraakdatum: 17 maart 2023
rekestnummers: 406279 HO RK 23/116, 406282 HO RK 23/117, 406283 HO RK 23/118, 406284 HO RK 23/119, 406285 HO RK 23/120, 406286 HO RK 23/121
ingediend door
1. [bedrijf01] B.V.,
hierna ook te noemen [bedrijf01] ,
2. [bedrijf02] B.V.,
hierna ook te noemen [bedrijf02] ,
3. [bedrijf03] B.V.,
hierna ook te noemen [bedrijf03] ,
4. [bedrijf04] B.V.,
hierna ook te noemen [bedrijf04] ,
5. [bedrijf05] B.V.,
hierna ook te noemen [bedrijf05] ,
alle gevestigd en kantoorhoudende te [postcode01] [plaats01] , [adres01] , en
6. [bedrijf06] B.V.,
hierna ook te noemen [bedrijf06] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [postcode02] [plaats02] , [adres02] ,
hierna samen ook te noemen: verzoeksters,
advocaat: mr. F.F.A. Smetsers.

1.De procedure

1.1.
Verzoeksters hebben op 8 december 2022 een startverklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd.
1.2.
Bij verzoekschrift van 9 februari 2023 is voor de tweede keer verzocht machtigingen af te geven als bedoeld in artikel 42a Fw. De verzochte voorzieningen betreffen - kort weergeven - het verkopen en leveren van het onroerend goed van [bedrijf01] aan [bedrijf07] B.V. Met de opbrengst daarvan zal de vordering van de Rabobank gedekt door hypotheek worden afgelost en het surplus zal (deels) worden doorgeleend aan [bedrijf03] en [bedrijf04] . Dit zal vorm moeten krijgen door het sluiten van geldleningovereenkomsten door [bedrijf01] met [bedrijf03] en [bedrijf04] , die daar zekerheidsrechten tegenover zullen stellen ten behoeve van [bedrijf01] gelijk aan de zekerheidsrechten die de Rabobank heeft verkregen van de Groep. Daarnaast is verzocht een afkoelingsperiode af te kondigen voor een periode van vier maanden overeenkomstig het bepaalde in artikel 376 Fw.
1.3.
De verzoeken zijn op 27 februari 2023 in raadkamer behandeld in aanwezigheid van mr. F.F.A. Smetsers, voornoemd, de heer [naam01] , indirect bestuurder van verzoeksters, en mr. [naam02] , juridisch adviseur bij verzoeksters en [bedrijf07] B.V. Bij die gelegenheid hebben de aanwezigen de verzoeken toegelicht, vragen van de rechtbank beantwoord en inlichtingen verstrekt. Daarbij heeft de rechtbank verzoeksters gevraagd nadere stukken te overleggen en heeft hen daartoe tot uiterlijk 28 februari 2023 te 12.00 uur in de gelegenheid gesteld.
1.4.
Verzoeksters hebben bij brief van 28 februari 2023 nadere stukken overgelegd.
1.5.
De rechtbank heeft in de op 28 februari 2023 overgelegde stukken aanleiding gezien een nadere behandeling in raadkamer te gelasten. Deze is bepaald op 15 maart 2023.
1.6.
Bij e-mailbericht van 13 maart 2023 hebben verzoeksters een aanvulling op het verzoekschrift ex artikel 42a Fw tevens verzoekschrift ex artikel 376 Fw ingediend, vergezeld van bijlagen.
1.7.
Op 15 maart 2023 heeft de nadere behandeling van de verzoeken plaatsgevonden. Daarbij waren, middels een videoverbinding, aanwezig mr. F.F.A. Smetsers, de heer [naam01] , mr. [naam02] , allen voornoemd, en de heer [naam03] , financieel directeur bij [bedrijf07] B.V. Bij die gelegenheid hebben de aanwezigen vragen van de rechtbank beantwoord en nadere inlichtingen verstrekt.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft eerder bij beschikking van 20 december 2023 verzoeken tot het afgeven een machtiging tot het verrichten van een rechtshandeling ex artikel 42a Fw en het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw afgewezen. In die beschikking heeft de rechtbank haar bevoegdheid ten aanzien van verzoeksters in de WHOA-procedure vastgesteld. Ook is daarin vastgesteld dat door verzoeksters is gekozen voor de besloten akkoordprocedure.
2.2.
Ter raadkamerbehandeling van 15 maart 2023 is bepaald dat op 17 maart 2023 een kop/staart beschikking zal worden gewezen. De motivering van de beslissing zal uiterlijk 29 maart 2023 volgen..

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
kondigt een afkoelingsperiode af als bedoeld in artikel 376 Fw voor de periode van vier maanden, ingaande 17 maart 2023, die inhoudt dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoeksters behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoekster bevinden, gedurende een periode van vier maanden niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt aangeboden;
3.2.
verleent verzoeksters machtiging voor
- de verkoop en levering van de aan [bedrijf01] toebehorende onroerende zaken, gelegen aan [adres03] te [postcode03] [plaats01] en aan de [adres01] te [postcode01] te [plaats01] , aan [bedrijf07] B.V. voor een totaalbedrag van € 986.000,00 kosten koper,
  • het sluiten van geldleningovereenkomsten tussen [bedrijf01] en [bedrijf03] en [bedrijf01] en [bedrijf04] , waarbij [bedrijf01] aan [bedrijf03] een bedrag leent van € 125.000,00 en aan [bedrijf04] een bedrag van € 150.000,00 en
  • het stellen van zekerheidsrechten ten behoeve van de hierboven bedoelde geldleningen door [bedrijf03] en [bedrijf04] ten behoeve van [bedrijf01] .
Deze beschikking is gegeven door mr. Prenger-de Kwant, voorzitter, mr. De Vos en mr. Leppens, rechters, in aanwezigheid van Schipper-Heijmans, griffier,
op 17 maart 2023.