In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2023 een beschikking gewezen in het kader van de WHOA-procedure. Verzoeksters, bestaande uit meerdere B.V.'s, hebben op 8 december 2022 een startverklaring gedeponeerd en op 9 februari 2023 een verzoek ingediend voor machtigingen om rechtshandelingen te verrichten, specifiek de verkoop van onroerend goed aan [bedrijf07] B.V. en het aangaan van geldleningovereenkomsten met [bedrijf03] en [bedrijf04]. De rechtbank heeft de verzoeken op 27 februari 2023 in raadkamer behandeld, waarbij de verzoeksters en hun advocaat, mr. F.F.A. Smetsers, aanwezig waren. Na aanvullende stukken te hebben ontvangen, is op 15 maart 2023 een nadere behandeling gehouden.
De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen de verzoeken tot machtiging en afkoelingsperiode afgewezen, maar heeft in deze beschikking besloten een afkoelingsperiode van vier maanden af te kondigen, ingaande op 17 maart 2023. Dit houdt in dat derden gedurende deze periode geen verhaal kunnen uitoefenen op de goederen van de verzoeksters zonder toestemming van de rechtbank. Tevens verleent de rechtbank machtiging voor de verkoop van onroerend goed en het aangaan van geldleningen, met specifieke bedragen en voorwaarden. De beschikking is ondertekend door de rechters mr. Prenger-de Kwant, mr. De Vos en mr. Leppens, in aanwezigheid van de griffier Schipper-Heijmans.