ECLI:NL:RBZWB:2023:6540

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2995
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de eigen bijdrage voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg

In deze zaak heeft eiseres, die zorg ontvangt op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), bezwaar gemaakt tegen een factuur van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) van 18 juni 2021. Deze factuur betrof een correctie van de eigen bijdrage voor verleende zorg over het jaar 2020, die door het CAK was vastgesteld op € 373,29. Eiseres heeft op 29 juni 2021 bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit en heeft op 5 juni 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 28 juli 2023, waarbij de gemachtigde van eiseres en mr. N.R. Haaring namens het CAK aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het CAK de eigen bijdrage correct heeft berekend op basis van de door de Belastingdienst verstrekte inkomensgegevens. Eiseres voerde aan dat het CAK niet transparant was en onvoldoende uitleg had gegeven over de berekening van de eigen bijdrage. De rechtbank oordeelde echter dat het CAK terecht de eigen bijdrage had herzien op basis van gewijzigde inkomensgegevens en dat de eigen bijdrage met terugwerkende kracht mocht worden aangepast. Eiseres had niet kunnen verwachten dat de eigen bijdrage niet zou wijzigen, aangezien het CAK in eerdere communicatie had aangegeven dat wijzigingen mogelijk waren.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft het CAK wel veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van € 500,- aan eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor bezwaar en beroep was overschreden met drie maanden, wat aan het CAK te wijten was omdat het niet tijdig had gereageerd op de brief van eiseres waarin zij haar onvrede over het bestreden besluit kenbaar maakte. De uitspraak is gedaan op 8 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2995 WLZ

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

[gemachtigde] ,
en

Centraal Administratie Kantoor (CAK), verweerder.

Inleiding

1. Met een factuur van 18 juni 2021 (primair besluit) heeft het CAK de door eiseres te betalen eigen bijdrage voor verleende zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) over 2020 gecorrigeerd. Eiseres moet een bedrag van € 373,29 betalen.
Eiseres heeft op 29 juni 2021 tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Op 5 juni 2022 heeft eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het primaire besluit.
Het CAK heeft een verweerschrift ingediend, waarin onder meer is vermeld dat op 8 november 2021 op het bezwaar is beslist (bestreden besluit). Het CAK heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het ingestelde beroep aangemerkt als gericht tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en mr. N.R. Haaring namens het CAK.

Totstandkoming van het besluit

2.
Feiten.
Eiseres kreeg zorg in de vorm van een modulair pakket thuis (mpt). Zij was op grond van de Wlz en het Besluit langdurige zorg (Blz) een eigen bijdrage verschuldigd. Het CAK heeft aanvankelijk de lage eigen bijdrage per 2 maart 2020 bepaald op € 23,80 per maand en per 1 januari 2021 op € 45,45.
Bij besluit van 5 juni 2021 heeft het CAK, na ontvangst van de door de Belastingdienst aangeleverde gegevens over 2018, de lage eigen bijdrage van 2 maart 2020 tot en met 24 september 2020 bepaald op € 33,63 per maand.
Bij afzonderlijk besluit van 5 juni 2021 heeft het CAK de lage eigen bijdrage per 25 september 2020 bepaald op € 119,82 als gevolg van gewijzigde inkomensgegevens en het huwelijk van eiseres en haar echtgenoot.
Op 18 juni 2021 heeft het CAK een correctiefactuur gezonden ten bedrage van € 373,29 (periode van 2 maart 2020 tot en met 31 december 2020).
2.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.
Beroepsgronden.
Eiseres voert aan dat het CAK niet transparant is en te weinig uitleg heeft gegeven over de berekening van de eigen bijdrage. Op brieven wordt niet of veel te laat geantwoord. Volgens eiseres heeft het CAK nooit duidelijk gemaakt dat de eigen bijdrage achteraf verhoogd zou kunnen worden. Eiseres stelt dat zij niet akkoord is met verhoging van de eigen bijdrage en zeker niet met terugwerkende kracht. Als zij namelijk hiervan op de hoogte was geweest, had zij de zorg al eerder beëindigd. Eiseres voert aan dat zij met het CAK een overeenkomst heeft gesloten en akkoord is gegaan met een eigen bijdrage van € 23,80 per maand vanaf 2 maart 2020 en € 45,45 per maand vanaf 1 januari 2021. Eiseres verzoekt het CAK te veroordelen in de door haar gemaakte kosten van € 950,- voor 15 verzonden brieven, waarvan 5 aangetekende.

Beoordeling door de rechtbank

4.
Ontvankelijkheid van het beroep.
Het bestreden besluit is door het CAK genomen op 8 november 2021. Eiseres heeft op 5 juni 2022 beroep ingesteld. Het beroep is daarmee ingediend na het einde van de beroepstermijn van 6 weken die liep tot en met 20 december 2021. Eiseres heeft echter met de aangetekende brief van 13 november 2021 aan het CAK kenbaar gemaakt dat zij het niet eens was met het bestreden besluit. Het CAK had deze brief moeten aanmerken als beroepschrift en op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank moeten doorzenden. Het beroepschrift van 13 november 2021 zou dan tijdig bij de rechtbank zijn ontvangen.
Op grond hiervan is het beroep ontvankelijk.
5.
De vaststelling en herziening van de eigen bijdrage.
5.1.
De rechtbank beoordeelt of het CAK de eigen bijdrage over de periode van 2 maart 2020 tot en met 31 december 2020 juist heeft berekend.
De verschuldigdheid en berekening van de eigen bijdrage voor Wlz-zorg is in de wet vastgelegd en volgt uit de dwingendrechtelijk bepalingen van de Wlz en het Blz. Hoe hoog de bijdrage is, is onder meer afhankelijk van het inkomen van de betrokkene en het inkomen van de eventuele partner.
Het CAK is voor het bepalen van het inkomen van eiseres (en haar echtgenoot) verplicht om uit te gaan van de door de Belastingdienst ontvangen gegevens. Voor zover eiseres het met die gegevens niet eens zou zijn, moet zij zich tot de Belastingdienst wenden. Het CAK is dan ook terecht uitgegaan van de door de Belastingdienst over het (voor de eigen bijdrage over het jaar 2020 relevante) peiljaar 2018 verstrekte gegevens.
5.2.
Indien sprake is van een wijziging van gegevens die voor de berekening van de eigen bijdrage van belang is, dan wordt de eigen bijdrage zo spoedig mogelijk herzien na het tijdstip waarop het CAK in kennis is gesteld van een omstandigheid die aanleiding geeft tot een wijziging (artikel 3.3.1.6, eerste lid, van het Blz). Daaronder vallen ook gewijzigde inkomensgegevens van de Belastingdienst en een huwelijk. Hierdoor kunnen er geregeld wijzigingen plaatsvinden, wat leidt tot nieuwe besluiten van het CAK. Dat is in het geval van eiseres ook gebeurd. Eiseres heeft niet gesteld dat het CAK de eigen bijdrage niet heeft vastgesteld in overeenstemming met de in het Blz neergelegde berekeningsregels. Herziening van de eigen bijdrage mag op grond van artikel 3.3.1.6, tweede lid, van het Blz met 36 maanden terugwerkende kracht plaatsvinden. Het CAK heeft hieraan voldaan.
Van onzorgvuldige besluitvorming of onbehoorlijk bestuur van het CAK is de rechtbank dan ook niet gebleken.
Uit het voorgaande volgt dat de stelling van eiseres dat de aanvankelijk vastgestelde eigen bijdrage niet kan wijzigen, omdat zij met het CAK een overeenkomst heeft gesloten over de hoogte van de eigen bijdrage, niet opgaat. Een besluit van het CAK is geen overeenkomst. In het (eerste) besluit van 6 april 2020 van het CAK over de eigen bijdrage is aan eiseres ook meegedeeld dat de eigen bijdrage kan veranderen als haar situatie verandert. In dat eerste besluit is bij de berekening van de eigen bijdrage over 2020 vermeld dat eiseres alleenstaande is. Ook is het inkomen van eiseres vermeld, waarop de berekening van de eigen bijdrage is gebaseerd. Indien deze gegevens later anders blijken te zijn, wordt de eigen bijdrage over dat jaar herzien. Hiermee had eiseres rekening kunnen houden.
Het CAK heeft de eigen bijdrage volgens de geldende wet- en regelgeving vastgesteld.
6. Al hetgeen eiseres aanvoert over de berekening over het jaar 2022 kan hier niet besproken worden omdat het bestreden besluit alleen betrekking heeft op 2020.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar (proces)kosten.
9. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor bezwaar en beroep is overschreden. Die termijn is in beginsel 2 jaar na ontvangst van het bezwaarschrift door het CAK waarvan 6 maanden voor de bezwaarfase en 18 maanden voor de beroepsfase.
Het bezwaarschrift is bij het CAK binnengekomen op 25 juni 2021. De beslissing op bezwaar is genomen op 8 november 2021. Het CAK heeft dus binnen 6 maanden beslist op het bezwaar. De rechtbank doet uitspraak op 8 september 2023. De redelijke termijn is dus overschreden met 3 maanden. Dit leidt tot een vergoeding van € 500,-. De overschrijding is toe te rekenen aan het CAK omdat deze heeft verzuimd de brief van eiseres van 13 november 2021 tijdig als beroepschrift door te zenden aan de rechtbank. Het CAK zal daarom worden veroordeeld tot vergoeding van € 500,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het CAK tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan eiseres van € 500,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 8 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wet langdurige zorg (Wlz)

Artikel 3.2.5
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het recht op zorg slechts tot gelding kan worden gebracht indien de verzekerde de kosten daarvan gedeeltelijk draagt. De eigen bijdrage kan verschillen naar gelang de groep waartoe de verzekerde behoort, de zorg die verstrekt wordt en de wijze waarop het recht op zorg tot gelding wordt gebracht, en kan mede afhankelijk gesteld worden van het inkomen en vermogen van de verzekerde en diens echtgenoot.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het inkomen en vermogen, bedoeld in het eerste lid, worden bepaald.
(….)

Besluit langdurige zorg (Blz)

Artikel 3.3.1.1
1. De verzekerde van achttien jaar of ouder draagt bij in de kosten van de zorg.
2. De eigen bijdrage is mede afhankelijk van het inkomen en het vermogen van de verzekerde en diens echtgenoot.
Artikel 3.3.1.3
1. De verzekerde is de eigen bijdrage verschuldigd aan het CAK.
2. De verzekerde betaalt de eigen bijdrage binnen dertig dagen nadat het CAK het besluit bekend heeft gemaakt waarbij vastgesteld is of en in welke omvang de verzekerde een eigen bijdrage verschuldigd is, tenzij dat besluit een later tijdstip vermeldt.
3. Het CAK is bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens de wet van of op de verzekerde met vorderingen van of op de verzekerde krachtens de wet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet maatschappelijke ondersteuning of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
4. Het CAK maakt voor de vaststelling van de eigen bijdrage gebruik van:
a. het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en van andere door de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, verstrekte gegevens;
b. gegevens van het zorgkantoor over het verstrekken van zorg als bedoeld bij of krachtens de wet aan een verzekerde waaronder, indien van toepassing, de ingangsdatum van de periode waarover een persoonsgebonden budget wordt verleend.
Artikel 3.3.1.6
1. De eigen bijdrage wordt zo spoedig mogelijk herzien na het tijdstip waarop het CAK in kennis is gesteld van de omstandigheid die aanleiding geeft tot de wijziging.
2. De eigen bijdrage is verschuldigd of wordt gerestitueerd over ten hoogste 36 maanden voor de maand waarin het besluit, waarmee de bijdrage is herzien, aan de verzekerde is verzonden.
(…)
Artikel 3.3.2.2
(…)
2. De eigen bijdrage bedraagt voorts per maand een twaalfde deel van 10% van het bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.3.2.4 voor:
a. de gehuwde verzekerde die in een instelling verblijft, een volledig pakket thuis, een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt, en wiens echtgenoot geen zorg in natura of persoonsgebonden budget ontvangt;
b. de gehuwde verzekerden tezamen van wie één in een instelling verblijft, een volledig pakket thuis, een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt, en de ander een volledig pakket thuis, een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt;
c. de ongehuwde verzekerde die een volledig pakket thuis, een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt;
d. de gehuwde verzekerde die een volledig pakket thuis, een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt dan wel deeltijd in een instelling verblijft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, en wiens echtgenoot verblijft in een instelling voor beschermd wonen, met dien verstande dat de verzekerde en zijn echtgenoot tezamen de eigen bijdrage slechts eenmaal verschuldigd zijn.
3. De eigen bijdrage, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt ten minste € 168,00 en niet meer dan € 881,60 per maand.
4. De eigen bijdrage wordt verminderd met € 144,20 per maand voor:
a. de ongehuwde verzekerde die een persoonsgebonden budget of een modulair pakket thuis ontvangt;
b. de gehuwde verzekerden tezamen die beiden een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangen of van wie één een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt;
c. de ongehuwde verzekerde en de gehuwde verzekerde die een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt indien hij of zijn echtgenoot een maatwerkvoorziening, anders dan voor beschermd wonen, dan wel een persoonsgebonden budget, anders dan voor beschermd wonen, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ontvangt.
5. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid wordt de eigen bijdrage voorlopig vastgesteld op het minimumbedrag, genoemd in het derde lid, en verminderd met het kortingsbedrag, genoemd in de aanhef van het vierde lid, indien de verzekerde per maand twintig uur of minder aan zorg in natura via een modulair pakket thuis ontvangt, indien:
a. de ongehuwde verzekerde niet tevens een persoonsgebonden budget ontvangt;
b. de gehuwde verzekerden tezamen beiden een modulair pakket thuis ontvangen of van wie één een modulair pakket thuis ontvangt, maar één of beiden geen persoonsgebonden budget of anderszins zorg in natura ontvangen;
c. de ongehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerde die niet tevens een persoonsgebonden budget ontvangt, indien hij of zijn echtgenoot een maatwerkvoorziening, anders dan voor beschermd wonen, dan wel een persoonsgebonden budget, anders dan voor beschermd wonen, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ontvangt;
d. de ongehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerde niet tevens deeltijd in een instelling verblijft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.
6. Indien het vijfde lid is toegepast, vindt uiterlijk zes maanden na de voorlopige vaststelling, bedoeld in het vijfde lid, de definitieve vaststelling plaats. Indien uit de definitieve gegevens over de ontvangen zorg blijkt dat de ongehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerden ieder meer dan twintig uur aan zorg in natura via een modulair pakket thuis heeft of hebben ontvangen, vindt definitieve vaststelling plaats op grond van dit besluit zonder toepassing van het vijfde lid.
(…)
9. Uit eigen beweging door het CAK of op aanvraag van de verzekerde is de eigen bijdrage niet verschuldigd indien de verzekerde die in een instelling verblijft, een volledig pakket thuis, een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt:
a. een inkomen heeft dat gelijk is aan of lager is dan de in artikel 23, eerste en tweede lid, van de Participatiewet, genoemde normbedragen, die gelden voor de verzekerden in de daarbij genoemde burgerlijke staat, waarbij die normbedragen opgehoogd worden met de voor de verzekerde op grond van het derde, vierde of vijfde lid, vastgestelde minimale eigen bijdrage; of
b. op grond van artikel 13, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet geen uitkering ontvangt.(…)
Artikel 3.3.2.4
1. Voor de berekening van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 3.3.2.2, eerste en tweede lid, bestaat het bijdrageplichtig inkomen uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk van de gehuwde verzekerden tezamen, vermeerderd met de vermogensinkomensbijtelling. Dit bijdrageplichtig inkomen wordt verminderd met € 6.695, indien een verzekerde een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt.
2. Op aanvraag van de verzekerde stelt het CAK, in afwijking van het eerste lid, het bijdrageplichtig inkomen voorlopig vast op grond van het inkomen en het vermogen van het lopende jaar, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het bijdrageplichtig inkomen in het lopende jaar ten minste € 2.853 lager zal zijn dan het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in het eerste lid, dan wel indien de verzekerde algemene bijstand op grond van de Participatiewet ontvangt.
(…)