ECLI:NL:RBZWB:2023:6561
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake blokkering uitkering Participatiewet
In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de blokkering van zijn uitkering op grond van de Participatiewet. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 1 augustus 2023 is de uitkering gedeblokkeerd en alsnog uitbetaald aan verzoeker. Na deze uitbetaling heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Bevelanden, als verweerder, zich op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit of handeling. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening ter zitting niet behandeld, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is de uitkering gedeblokkeerd en uitbetaald, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker niet tijdig heeft gereageerd op informatieverzoeken van de Bevelanden, wat heeft geleid tot de blokkering van de uitkering. Hierdoor is de voorzieningenrechter van mening dat de Bevelanden niet veroordeeld hoeft te worden in de proceskosten.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af en stelt vast dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.