ECLI:NL:RBZWB:2023:6566

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
02/224177-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging en vernieling met psychische problematiek

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en vernieling. De verdachte, geboren in 1993, had zijn vader, moeder en broer bedreigd en een kussen vernield dat toebehoorde aan de politie. De rechtbank behandelde de zaak op 5 september 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waaronder het handelen in strijd met een gedragsaanwijzing en bedreigingen met zware mishandeling.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiftes. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte leed aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een psychotische stoornis en een meervoudige verslavingsziekte. Dit leidde tot de conclusie dat de feiten verminderd aan de verdachte konden worden toegerekend.

De rechtbank legde een taakstraf van 40 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten toezicht door de reclassering en behandeling door een GGZ-instelling. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding voor de verdachte, die sinds zijn vrijlating positieve stappen had gezet in zijn leven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/224177-22
vonnis van de meervoudige kamer van 19 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende aan de [woonadres]
raadsman mr. W.H.F.L. Rademakers, advocaat te Dongen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing;
feit 2een kussen heeft vernield;
feit 3zijn vader en moeder heeft bedreigd;
feit 4zijn broer heeft bedreigd.
Op verzoek van de verdediging heeft de officier van justitie op zitting de zaken met respectievelijk parketnummer 02/205126-22 en 02/209105-22 ad informandum gevoegd. Het gaat daarbij om handelen in strijd met een gedragsaanwijzing in [plaats] op respectievelijk 15 en 18 augustus 2022. De rechtbank neemt deze zaken mee bij de beoordeling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan op basis van de aangiftes, het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte op zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte de feiten heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Gezien de inhoud van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op zitting acht de rechtbank de feiten wettig en overtuigend bewezen. Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 5 september 2022 te [plaats] , gemeente Loon op Zand, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 13 augustus 2022 gegeven door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mocht begeven binnen een straal van 250 meter van de [adres] te [plaats] , door de tuin van de [adres] uit te komen lopen;
Feit 2
op 6 september 2022 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een kussen, dat aan Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant toebehoorde, heeft vernield;
Feit 3
op 9 augustus 2022 in de gemeente Loon op Zand te [plaats] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling door die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: 'Ik maak jullie kapot. Ik gooi jullie in de vijver en ik vreet van jullie';
Feit 4
op 13 augustus 2022 in de gemeente Loon op Zand te [plaats] ( [adres] )
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling door in tegenwoordigheid van die [slachtoffer 3] die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: 'Ik ga jou ophangen met een handdoek vriend' en 'Jij moet morgen eens zien wat er met jou gaat gebeuren' en 'Dan laat ik jou verdwijnen' en 'Ik maak je dood' en 'Ik sla deze op jouw kop kapot' en daarbij twee bierflessen omhoog te houden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders ten laste is gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 75 dagen, waarvan 52 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan de voorwaardelijke straf dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de door de officier van justitie gevorderde straf. Verdachte is bereid mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 9 augustus 2022 heeft de toen bij zijn ouders inwonende verdachte zijn vader en moeder met woorden bedreigd. Vijf dagen later bedreigde hij zijn broer, die met zijn vrouw ook bij vader en moeder inwoonde. Na zijn aanhouding en het verhoor voor die tweede bedreiging werd verdachte in vrijheid gesteld met een gedragsaanwijzing die inhield dat hij niet in de buurt van zijn ouderlijk huis mocht komen. Die gedragsaanwijzing heeft hij op 15 en 18 augustus en 5 september 2022 overtreden. Na zijn aanhouding voor die laatste overtreding heeft hij het kussen in een politiecel vernield.
Zijn ouders en broer zagen in die tijd dat het psychisch niet goed ging met verdachte. Ze herkenden hem niet meer en de bedreigingen maakten grote indruk op hen. Na de eerste bedreiging is verdachte door een GGD-arts gezien, maar die zag geen reden voor een opname. Na de tweede bedreiging zag de crisisdienst van de GGZ geen acute noodsituatie en vond zelfs geen beoordeling plaats en dus weer geen opname.
Later is alsnog vastgesteld dat verdachte tijdens het plegen van de hiervoor beschreven strafbare feiten aan verschillende psychische stoornissen leed. [psychiater] concludeert in zijn rapportage van 28 januari 2023 namelijk dat verdachte lijdt aan een psychotische stoornis door het gebruik van alcohol, cannabis en/of cocaïne, een posttraumatische stress-stoornis en een meervoudige verslavingsziekte (cannabis, cocaïne en alcohol). In augustus en september 2022 was er volgens de deskundige sprake van psychotische ontregelingen die verdachte heel erg achterdochtig maakten en zorgden voor agressie naar zijn ouders en broer. Verdachte was er op dat moment rotsvast van overtuigd dat zijn ouders en broer het slecht met hem voorhadden en hem wilden benadelen. Hij zag ook angstaanjagende beelden, had geen grip meer op de werkelijkheid en handelde vanuit zijn eigen angstaanjagende, vertekende beleving van de werkelijkheid. De psychiater adviseert daarom de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies en de conclusies van de deskundige over.
Terugkijkend concludeert de rechtbank dat het strafrecht is ingezet, omdat de GGZ geen reden zag voor een (crisis)opname. Een oordeel dat zich niet goed laat rijmen met het duidelijke rapport van [psychiater] dat aansluit bij de indrukwekkende ervaringen van de ouders van verdachte en zijn broer in die tijd. Door de inzet van het strafrecht heeft verdachte wel – in totaal – 23 dagen in voorarrest gezeten, terwijl voor een bedreiging met woorden normaal gesproken het oriëntatiepunt voor de rechtspraak een geldboete van
€ 250,00 is. Dat het hier om bedreiging in de huiselijke kring gaat werkt strafverzwarend en ook dat het in korte tijd twee keer is gebeurd. Daar komen dan nog de vernieling van een speciaal kussen uit een politiecel bij en de drie overtredingen van de gedragsaanwijzing. Toch zijn dit ook bij elkaar geen feiten waarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf past zoals gevorderd door de officier van justitie. Zeker nu de feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Verder is van belang dat de raadkamer na 13 dagen het voorarrest voor het feit van 5 september 2022 heeft opgeheven en verdachte weer op vrije voeten is gekomen. Sindsdien is hij gebruik gaan maken van begeleiding door het Fact-team van de GGZ en heeft hij zijn gebruik van verdovende middelen teruggebracht tot gemiddeld 5 dagen per week een joint in de avond. Inmiddels woont verdachte al weer langere tijd bij zijn ouders en gaat het goed met hem, met de relatie met zijn ouders en broer en op zijn werk.
Om te zorgen dat er ook de komende twee jaar passende begeleiding voor verdachte is, vindt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf passend. Daarvoor zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden aan twee weken voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar. Een grotere voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, vindt de rechtbank niet aangewezen gelet op wat eerder is overwogen.
Als onvoorwaardelijke straf vindt de rechtbank dan nog een werkstraf van 40 uur passend. Gelet op de aftrek van twee uur per dag dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, volgt feitelijk geen onvoorwaardelijke straf meer. Daardoor kan verdachte zich helemaal richten op het verder volgen van de door hem zelf ingeslagen goede weg met passende begeleiding.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 184a, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
Feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
Feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
meermalen gepleegd;
Feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht
voor de zaken met parketnummers 02/224177-22 en 02/209105-22in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 5 werkdagen zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275 te Tilburg en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich laat behandelen door het FACT-team van GGzGGZ Breburg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal betrokkene zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De
justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. C. Hofman, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 september 2023.
Mr. Hofman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.