ECLI:NL:RBZWB:2023:6585

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
10329195 CV EXPL 23-491 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor verzuimbegeleiding en de ontbinding van de overeenkomst

In deze civiele zaak heeft Anders Verzuim Management B.V. (hierna: Anders Verzuim) een vordering ingesteld tegen Bij Poké Waalwijk B.V. (hierna: BPW) voor betaling van achterstallige facturen ter waarde van € 3.536,23, plus wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor verzuimmanagementdiensten die Anders Verzuim aan BPW heeft geleverd. BPW heeft de overeenkomst echter buitengerechtelijk ontbonden, stellende dat Anders Verzuim tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen.

De procedure omvatte een tussenvonnis en een mondelinge behandeling, waarbij de kantonrechter de feiten en stellingen van beide partijen heeft onderzocht. Anders Verzuim heeft facturen verzonden voor geleverde diensten, maar BPW heeft deze niet betaald en heeft gesteld dat er geen geldige overeenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk een overeenkomst was, ondanks het ontbreken van een ondertekende samenwerkingsovereenkomst, en dat BPW niet voldoende onderbouwd heeft dat Anders Verzuim tekort is geschoten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de overeenkomst door BPW niet terecht was en heeft de vordering van Anders Verzuim toegewezen. BPW is veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 4.069,98, inclusief rente en incassokosten, en is ook in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 13 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10329195 \ CV EXPL 23-491
Vonnis van 13 september 2023
in de zaak van
ANDERS VERZUIM MANAGEMENT B.V.,
te Dordrecht ,
eisende partij,
hierna te noemen: Anders Verzuim,,
gemachtigde: In-Kas Intermediair BV,
tegen
BIJ POKÉ WAALWIJK B.V.,
te Waalwijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: BPW,
gemachtigde: mr. A.P.G.J.A. Wijnans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 maart 2023
- de mondelinge behandeling van 20 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de akte vermindering van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Anders Verzuim heeft in de dagvaarding, naast BPW, mede gedagvaard DieOnd Holding B.V. te Waalwijk en [naam01] te Waalwijk. Bij akte vermindering van eis heeft Anders Verzuim haar vordering jegens DieOnd Holding en [naam01] ingetrokken, zodat thans alleen nog de vordering jegens BPW resteert, hetgeen ook tot uitdrukking is gebracht in de kop van dit vonnis.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter stelt de volgende feiten vast.
a. Anders Verzuim exploiteert een bedrijf in onder meer verzuim management.
b. Anders Verzuim heeft aan BPW een achttal facturen gezonden ter zake verrichte dienstverlening ten bedrage van in totaal € 3.536,23, welke facturen BPW, ondanks betalingsherinneringen van Anders Verzuim, niet heeft voldaan.
c. Anders Verzuim heeft haar incassogemachtigde ingeschakeld teneinde betaling van de facturen te verkrijgen.
d. BPW heeft bij e-mail van 28 december 2022 aan Anders Verzuim – voor zover hier van belang – uitleg gevraagd over de gefactureerde kosten en om een specificatie daarvan. Anders Verzuim heeft daaraan geen gehoor gegeven en heeft haar werkzaamheden opgeschort.
e. Bij brief van haar advocaat van 9 maart 2023 heeft BPW gesteld dat Anders Verzuim toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen bestaande overeenkomst en heeft zij de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. De brief vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)Na bestudering van de stukken is gebleken dat u bij de uitvoering van de overeenkomst met cliënte tekort bent geschoten. Zo heeft u na de ingangsdatum van de overeenkomst (op of omstreeks 11 oktober 2022) in totaal twee medewerkers van cliënte gesproken die zich ziek hadden gemeld. Dit betreft enerzijds mevrouw [naam02] en anderzijds mevrouw [naam03] .
In het geval van [naam02] heeft u een mediationtraject geïnitieerd en cliënte daarbij voorgehouden dat dit gericht was op terugkeer op de werkvloer. Inmiddels is onduidelijk geworden dat dit van de zijde van [naam02] nooit de intentie was en zij van het begin af aan enkel en alleen inzette op een exit bij cliënte. Cliënte is natuurlijk niet bij uw gesprek met [naam02] geweest maar gezien alle feiten en omstandigheden in deze zaak kan het niet anders dan dat u met genoemd standpunt van [naam02] bekend was. U was gehouden cliënte hierover te informeren voorafgaande aan de mediation zodat zij zich had kunnen beraden. De nodeloze mediation, die al kort na de start werd beëindigd, heeft nu enkel vertraging van de kwestie opgeleverd en geleid tot uw claim over kosten alsmede tot een hogere salarisclaim van [naam02] vanwege het tijdsverloop.
Een andere kwestie is dat [naam02] inmiddels een procedure is gestart over haar ontslag. In die procedure voert zij (en haar advocaat) aan dat uw heer [naam04] geen bedrijfsarts is en in strijd met artikel 14 lid 1 Arbowet de arbeidsongeschiktheid van [naam02] heeft beoordeeld. Bovendien zou hij de STECR-richtlijn niet hebben gevolgd.
(…)
Dat u een procedure heeft ingeleid ter betaling van facturen laat onverlet dat cliënte zich genoodzaakt ziet vanwege genoemde tekortkomingen de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden ex artikel 6:267 lid 1 BW. Nu nakoming van de overeenkomst blijvend onmogelijk is behoeft u daarvoor niet eerst in gebreke te worden gesteld(…)”.

3.Het geschil

3.1.
Anders Verzuim, vordert BPW te veroordelen tot betaling van € 3.536,23 ter zake van achterstallige facturen, € 55,13 aan verschenen wettelijke handelsrente en € 478,62 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 3.536,23 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van BPW in de proceskosten.
3.2.
De kantonrechter leidt uit de stellingen, de inhoud van de processtukken en het verhandelde ter zitting af dat Anders Verzuim aan haar vordering ten grondslag legt dat tussen haar en BPW een overeenkomst tot het verrichten van dienstverlening tot stand is gekomen op grond waarvan Anders Verzuim werkzaamheden heeft verricht voor BPW, die zij heeft gefactureerd. Anders Verzuim stelt dat BPW met haar betalingsverplichting in gebreke is gebleven en vordert nakoming van die verplichting.
3.3.
BPW voert verweer. BPW concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Anders Verzuim, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Anders Verzuim, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Anders Verzuim, in de kosten van deze procedure.
3.4.
BPW stelt daartoe – kort weergegeven – dat er geen samenwerkingsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, wat ertoe heeft geleid dat geen overeenstemming bestond over eventuele voorwaarden, condities en tarieven. Daarnaast stelt BPW dat Anders Verzuim ten aanzien van haar dienstverlening aan BPW is tekortgeschoten, op grond waarvan BPW de overeenkomst op 9 maart 2023 heeft ontbonden. De gefactureerde bedragen zijn kennelijk gebaseerd op standaarden, maar in werkelijkheid is de omvang van de dienstverlening veel beperkter geweest en bovendien was de kwaliteit van de dienstverlening ondermaats.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure dient beoordeeld te worden of BPW tot betaling van de facturen van Anders Verzuim ten bedrage van in totaal € 3.536,23 gehouden is.
4.2.
De kantonrechter zal allereerst ingaan op het meest verstrekkende verweer van BPW er geen, althans geen volwaardige overeenkomst, tussen partijen tot stand is gekomen.
BPW stelt daartoe dat het door Anders Verzuim (bij dagvaarding als productie 1) in het geding gebrachte aanmeldformulier vermeldt dat dit formulier geen basis is voor de samenwerking, maar dat daarvoor nodig is dat er nog een samenwerkingsovereenkomst wordt opgesteld. Ondertekening van een dergelijke samenwerkingsovereenkomst heeft echter nooit plaatsgevonden. Hieruit volgt dat er geen definitieve samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen en er dus ook geen overeenstemming bestond over eventuele voorwaarden, condities en tarieven, aldus BPW.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat vaststaat dat het door Anders Verzuim overgelegde aanmeldformulier, waarop onder meer de keuze is gemaakt voor Pakket A, inclusief aansluiting bij een bedrijfsarts, door BPW is ondertekend. Voornoemd aanmeldformulier vermeldt dat na ontvangst van het formulier, er een samenwerkingsovereenkomst zal worden opgemaakt en dat na ontvangst van een ondertekende samenwerkingsovereenkomst de samenwerking pas definitief is.
4.4.
Anders Verzuim heeft naar aanleiding van het verweer bij akte een e-mail van haar gericht aan BPW van 13 oktober 2022 met bijlagen, waaronder een tarievenlijst, algemene voorwaarden en een samenwerkingsovereenkomst, in het geding gebracht. BPW heeft (desgevraagd op de zitting) niet betwist dat zij deze e-mail met bijlagen heeft ontvangen. Voorts heeft BPW ter zitting gesteld dat zij enige tijd na ontvangst van voornoemde e-mail een digitaal bestand aan Anders Verzuim heeft aangeleverd met de (persoons)gegevens van haar werknemers, dat door Anders Verzuim is geïmporteerd in haar systeem. Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen onder de condities, tarieven en voorwaarden zoals opgenomen in de bijlage bij de e-mail van 13 oktober 2022. Dat de samenwerkingsovereenkomst gevoegd bij de e-mail van 13 oktober 2022 niet door BPW is ondertekend, doet daaraan niet af, nu uit het voornoemde handelen van BPW blijkt, dat zij het aanbod van Anders Verzuim heeft aanvaard. Dat BPW zich wellicht onvoldoende heeft gerealiseerd waar hij zich toe verbond, leidt evenmin tot een ander oordeel, nu deze omstandigheid voor rekening en risico voor BPW komt.
4.5.
Anders dan BPW (subsidiair) heeft gesteld, kan uit het feit dat Anders Verzuim de kantonrechter te Breda heeft aangezocht, in plaats van de in de algemene voorwaarden vermelde rechter te Rotterdam, niet worden afgeleid dat Anders Verzuim voor deze zaak (in het geheel) afstand heeft gedaan van haar algemene voorwaarden.
4.6.
Overigens heeft voornoemde forumkeuze in de algemene voorwaarden niet tot gevolg dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de onderhavige vordering kennis te nemen. Indien partijen bij overeenkomst een rechter hebben aangewezen, dan is die rechter bij uitsluiting bevoegd en de betreffende overeenkomst dient als afzonderlijke overeenkomst te worden beschouwd. De overeenkomst heeft echter geen gevolg als er sprake is van een vordering van ten hoogste € 25.000,00. Daarvan is in onderhavige procedure sprake.
4.7.
Uit de in het geding gebrachte facturen, tarievenlijsten en de door Anders Verzuim gegeven toelichting ter zitting moet worden geconcludeerd dat Anders Verzuim haar werkzaamheden heeft gefactureerd conform de van toepassing zijnde tarievenlijst. BPW heeft niet weersproken dat de in rekening gebrachte werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Voor zover BWP met haar verweer betwist dat met de werkzaamheden minder tijd is gemoeid dan op de factuur wordt vermeld, gaat de kantonrechter, bij gebrek aan (voldoende) onderbouwing, voorbij aan dat verweer.
4.8.
Voorgaande leidt ertoe dat BPW gehouden is om de facturen waarvan Anders Verzuim in deze procedure betaling vordert te voldoen. Dit is slechts anders indien komt vast te staan dat BPW de tussen partijen gesloten overeenkomst bij brief van 9 maart 2023 terecht buitengerechtelijk heeft ontbonden. BPW heeft aan de ontbinding ten grondslag gelegd dat Anders Verzuim ondeugdelijk heeft gepresteerd.
4.9.
Ten eerste stelt BPW dat de tekortkoming is gelegen in het feit dat de bedrijfsarts nodeloos mediation heeft ingezet bij één van de werkneemsters van BPW. Anders Verzuim heeft betwist dat dit het geval is. De kantonrechter overweegt dat BPW ter zitting desgevraagd heeft gesteld dat zij, voorafgaand aan het inzetten van mediation, een gesprek heeft gehad met de mediator, waarin de bedrijfsarts heeft geadviseerd tot mediation, met als doel om de werkneemster te laten terugkeren op de werkvloer, terwijl het BPW op dat moment al bekend was dat werkneemster aanstuurde op een exit, hetgeen ook bij de bedrijfsarts bekend had moeten zijn. De kantonrechter overweegt dat, indien BPW het niet eens was met het inzetten van mediation met het doel wat de arboarts voor ogen had, het op de weg van BPW had gelegen om dit in het gesprek met de mediator kenbaar te maken. Ter zitting is komen vast te staan dat zij dit niet heeft gedaan en heeft ingestemd met mediation, waarna de het mediationtraject heeft plaatsgevonden. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van Anders Verzuim.
4.10.
Ten tweede stelt BPW dat de arbeidsongeschiktheid van één van haar werknemers in strijd met artikel 14 lid 1 Arbowet is beoordeeld door een persoon die geen bedrijfsarts is. Anders Verzuim heeft deze stelling betwist. De kantonrechter overweegt dat dat BWP voornoemde tekortkoming niet nader heeft onderbouwd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen.
4.11.
Vorenstaande leidt tot het oordeel dat de overeenkomst tussen partijen niet buitengerechtelijk is ontbonden en de vordering van Anders Verzuim zal worden toegewezen.
4.12.
Nu vaststaat dat BPW de facturen niet binnen de overeengekomen betalingstermijn heeft betaald, zal de wettelijke handelsrente zal worden toegewezen.
4.13.
De buitengerechtelijk incassokosten dient BPW eveneens te betalen. Voldoende staat vast dat de gemachtigde van BPW incassowerkzaamheden heeft verricht. Bovendien is het gevorderde bedrag in overeenstemming met de door de kantonrechters gehanteerde staffel voor buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter zal het gevorderde bedrag van € 478,62 dan ook toewijzen.
4.14.
Voor zover BPW heeft gesteld dat hij meerdere malen om een specificatie heeft gevraagd van de gefactureerde werkzaamheden en om een gesprek heeft gevraagd, maar dat Anders Verzuim dit heeft geweigerd, zodat hij niet gehouden is de (proces)kosten te voldoen, wordt het volgende overwogen. Vaststaat dat Anders Verzuim niet eerder dan in deze procedure een specificatie van de werkzaamheden heeft overgelegd. BPW heeft echter niet gesteld dat, indien zij deze gegevens eerder zou hebben verkregen, zij dan tot betaling zou zijn overgegaan en dat daarmee onderhavige procedure had kunnen worden voorkomen. De kantonrechter acht dat, gelet op het in deze procedure gevoerde verweer, ook niet aannemelijk. Gelet daarop dient BPW ook de proceskosten te betalen.
4.15.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom € 3.536,23
- wettelijke handelsrente € 55,13
- buitengerechtelijke incassokosten € 478,62
Totaal
4.069,98
4.16.
BPW is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Anders Verzuim, als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
118,61
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
528,00
(2,00 punten × € 264,00)
Totaal
1.133,61

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt BPW om aan Anders Verzuim, te betalen een bedrag van € 4.069,98, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over 3.536,23, met ingang van 3 februari 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt BPW in de proceskosten, aan de zijde van Anders Verzuim, tot dit vonnis vastgesteld op € 1.133,61,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.